In 1983 schoten de Sovjets een Zuid-Koreaans passagiersvliegtuig uit de lucht, vertelt hoogleraar Koreastudies Remco Breuker. En net als in het geval van MH17 weigerden de Russen hun verantwoordelijkheid te erkennen.
In de nacht van 1 september 1983, middenin de Koude Oorlog, detecteerden de Russen een onbekend vliegtuig dat koers zette richting een marinebasis. In de overtuiging dat het om een Amerikaans spionagevliegtuig ging, vuurde de Russische piloot Gennadiy Osipovich een waarschuwingsschot af. Hoewel het vliegtuig daarna van richting veranderde, kreeg Osipovich het bevel om het toestel neer te schieten.
Het was een schot dat nooit gelost had mogen worden, want het betrof geen vijandelijk toestel, maar een Zuid-Koreaans passagiersvliegtuig: een Boeing 747 die was opgestegen in New York en via Alaska op weg was naar Seoul. Het vliegtuig vloog ver buiten zijn koers en doorkruiste per ongeluk het Sovjet-luchtruim. Vlucht KAL 007 stortte neer in de Japanse Zee, waarbij alle 269 inzittenden om het leven kwamen.
Volgens hoogleraar Remco Breuker is moeilijk voorstelbaar dat de Russen destijds niet wisten dat het om een passagiersvliegtuig ging, maar wilden ze omwille van de nationale veiligheid geen risico nemen. Dat blijkt ook uit de verklaring die Osipovich in 1996 aan The New York Times gaf. ‘Ik zag twee rijen ramen en wist dat dit een Boeing was,’ vertelde de Sovjetpiloot. ‘Maar voor mij maakte dat niets uit. Het is eenvoudig om een civiel vliegtuig om te bouwen voor militair gebruik.’
Hoe kon de Zuid-Koreaanse bemanning zo’n enorme navigatiefout maken?
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De Amerikanen reageerden op het incident met ferme taal. President Ronald Reagan verklaarde dat de Koude Oorlog wel eens heel snel kon opwarmen. Ook in de rest van de wereld veroorzaakte de ramp een storm van woede en verontwaardiging. Hoe kon de getrainde Zuid-Koreaanse bemanning zo’n enorme navigatiefout maken? En waarom had de Sovjet-luchtverdediging niet herkend dat het toestel geen bedreiging vormde?