Freddie Heineken was in 1954 in het Zwitserse Buochs een van haar bruidsjonkers; de half- Ierse, half-Nederlandse bruid was gekleed door Pierre Balmain. Heineken verkeerde in de kennissenkring van de dominante moeder van de bruid, een adellijke dame met een druk uitgaansleven. Dat wil zeggen: als de financiële middelen voorhanden waren, want de baronesse-mama werkte ook als bloemiste, kokkin en als schoonheidsspecialiste in de Amsterdamse P.C. Hooftstraat, dit alles om de danslessen van haar dochter te kunnen betalen. Die jonge dochter kreeg van Heineken ‘de eerste les in het tapdansen,’ zoals hij later met trots zou vertellen. En die trots was gepast, want ze werd wereldberoemd.
Een tijdje bleef onduidelijk of het meisje met de springerige gestalte en de verbazingwekkend grote ogen danseres, filmactrice of fotomodel zou worden. Na haar eerste successen begon een stroom van loftuitingen die haar hele leven zou aanhouden. ‘Een kleine kolibrie,’ ‘een gazelle,’ ‘een elfachtige verschijning,’ zo werd ze genoemd. Zsa Zsa Gabor, toch een expert, prees haar als ‘een beeldschoon meisje.’ En senator John F. Kennedy roemde haar in Rome spelende film uit 1953 als een van zijn favorieten.
Cecil Beaton, die voor Vogue werkte, schreef na hun eerste ontmoeting in zijn dagboek: ‘Ze heeft een enorme mond, platte Mongoolse gelaatstrekken, zwaargeschminkte ogen, een kokosnootkapsel, lange ongeverfde nagels, een fantastisch figuur en een lange hals…’
Onder haar bevallige uiterlijk, dat talloze mannen tot verliefheid-op-afstand en talloze jonge meisjes tot imitaties bracht, gingen ook angsten schuil: haar jeugdherinneringen aan de Slag om Arnhem maakten het haar onmogelijk een rol in A Bridge too Far aan te nemen, en Hitchcocks films deden haar griezelen – wat uiteraard de bedoeling was. Modekoning De Givenchy deed wonderen voor haar, en kleedde haar veertig jaar lang zonder ooit iets aan haar paspop te hoeven veranderen. Hij was in Zwitserland de enige gast, buiten haar gezin, op het kerstfeest waarvan de filmactrice besefte dat het haar laatste zou zijn.
De eerste film waarin ze speelde, werd in Nederland gedraaid: een nogal saai en knullig reisverhaal met als tegenspelers Wam Heskes en de piloot A. Viruly. In haar laatste jaren was ze een onvermoeibare over de aardbol reizende ambassadrice voor UNICEF, waarbij een cynicus opmerkte dat zijzelf (door ziekte ernstig verzwakt, wat hij niet wist) bijna net zo mager was als de hongerende en zieke kinderen die ze zonder aarzelen in haar armen nam.
Annemarie Houwink-ten Cate
Inzendingen graag voor 30 november naar de redactie, postbus 1528, 1000 BM Amsterdam. Onder de juiste inzendingen wordt DE EEUW VAN MIJN VADER door Geert Mak verloot. De oplossing van vorige maand is Andrew Carnegie. Prijswinnaar is F. Pont in Leiden
Dit artikel is exclusief voor abonnees