Home Moord op Rosa Manus opgehelderd

Moord op Rosa Manus opgehelderd

  • Gepubliceerd op: 24 september 2015
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Myriam Everard
  • 13 minuten leestijd
Moord op Rosa Manus opgehelderd

Over de dood van feministe Rosa Manus deden maar liefst drie verschillende verhalen de ronde. Juist de minst waarschijnlijke sterfdatum en –plaats kwamen terecht op haar overlijdensakte. Uit nieuw onderzoek blijkt dat het tijd is voor een herziening.

Het drama begon op 16 augustus 1941, toen de Nederlandse pacifiste en feministe Rosa Manus in opdracht van de Sicherheitsdienst (SD) werd gearresteerd in Noordwijk. Ze hield daar samen met haar zuster Emma Stern-Manus vakantie. De vrouwen hadden hun huis nauwelijks kunnen verlaten, want sinds 19 juni 1941 was het Joden met onmiddellijke ingang verboden om zich in badplaatsen op plekken als stranden, boulevards, hotels en pensions op te houden, waar zij in contact zouden kunnen komen met niet-Joden.

Met die verordening had Manus’ arrestatie op dit vroege moment in de oorlog echter niet te maken; de systematische arrestatie en deportatie van de Nederlandse Joden werden pas in 1942 in gang gezet. De bijna 60-jarige Manus werd die zomer niet gearresteerd op grond van een rassenverordening, maar omdat zij door de Duitsers als ‘staatsgevaarlijk’ werd gezien. Een paar maanden eerder, in mei 1941, had de SD haar in Amsterdam ook al aan een uitgebreid verhoor onderworpen. Haar ondervragers bleken toen te beschikken over een dik dossier inzake haar dertig jaar internationale vrouwen- en vredesactiviteiten.

Vanuit Noordwijk werd Manus overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen, waar de SD zijn politiek gevan­genen onderbracht, door de buitenwacht ironisch ‘Oranjehotel’ genoemd. Een proces lijkt er tegen haar niet gevoerd te zijn; zelfs van een aanklacht is niets bekend. Van haar drie weken in Scheveningen weten we alleen dat ze er Neeltje Epker leerde kennen, een Haagse vroedvrouw die begin 1941 vanwege haar militante orangisme was opgepakt.

In september werd Manus uit Scheveningen naar Düsseldorf gezonden. Ze werd er opgesloten in het Polizeipräsidium, waar de Gestapo eigen verhoorfaciliteiten had. Het gevangenenregister geeft aan dat zij er ‘zur Verfügung der Stapo’ stond. Dat klinkt omineus, helemaal omdat de Gestapo van Düsseldorf berucht was om haar gewelddadige verhoren en Manus op 16 september naar de ziekenboeg werd overgeplaatst. Daar mocht ze tien dagen op krachten komen, om op 2 oktober 1941 naar Frauenkonzentrations­lager Ravensbrück te worden doorgestuurd, waar ze om redenen van staatsveiligheid voor onbepaalde tijd in Schutzhaft werd genomen.

Uit deze gegevens valt één ding met zekerheid af te leiden: de Duitse belangstelling voor Rosa Manus was ongewoon groot. Andere Nederlandse vrouwen die Ravensbrück via dezelfde route bereikten, zelfs de communistes onder hen, hielden veel korter halt in Düsseldorf.

De belangstelling van de Duitsers voor Rosa Manus was ongebruikelijk groot

De Gestapo heeft Manus vermoedelijk aangezien voor een communiste, en bovendien een die was ingevoerd in het netwerk van de communistische internationale. Dat was een misverstand. Manus was in 1936 sterk op de voorgrond getreden als organiserend secretaris van het Wereldvredescongres in Brussel, dat ten doel had een politiek ongebonden vredesalliantie te vormen, een zo breed mogelijk samenwerkingsverband van Volksfront-links tot Volkenbond-rechts.

Manus, die geen communiste was, maar een feministe en Volkenbond-idealiste, had de samenwerking met de communisten tegenover haar feministische achterban steeds verdedigd, maar was bedrogen uitgekomen. De door Sovjet-Rusland gedomineerde Komintern had met een greep naar de macht Manus’ positie geheel ondermijnd, maar was tegelijk wel zo slim geweest om deze vooraanstaande feministe als boegbeeld te handhaven.

Manus’ bereidheid tot samenwerking kwam haar duur te staan. In 1938 kwam ze op de opsporingslijst van de Sicherheitsdienst

Manus’ bereidheid tot samenwerking is haar duur komen te staan, want daardoor kwam ze al in 1938 op de opsporingslijst van de Sicherheitsdienst, en in 1939 ook op de lijst van links-extremistische personen van de Nederlandse Centrale Inlichtingendienst. Vandaar die arrestatie en dat dikke dossier.

Rosa Manus kwam uiteindelijk op of rond 25 oktober 1941 aan in Ravensbrück, waar op dat moment ruim 6000 vrouwen gevangenzaten. De verschillende soorten gevangenen werden onderscheiden door een verplichte driehoek op hun linkermouw, zoals rood voor politiek gevangenen, lila voor Jehova’s en groen voor criminelen. Joden kregen daarbij een gele driehoek, die ze zo onder de andere driehoek moesten naaien dat de twee samen een davidsster vormden. Een letter gaf het land van herkomst aan. Manus zal dan ook een rode en gele driehoek hebben gedragen met daarop een N.

Manus was niet de eerste Nederlandse: er waren er al acht. Hun achtergrond was divers, een gemeenschap vormden ze niet. Dat Manus aansluiting bij hen heeft gevonden, is onwaarschijnlijk. Pas met de komst van Neeltje Epker, de vroedvrouw met wie ze gevangenzat in Scheveningen, was er in Ravensbrück iemand die Manus kende. Een tweede bekende arriveerde in januari 1942: de Groningse studente Henriette Polak. Zij was de dochter van de bekende vrijdenker Leo Polak, die met Manus lid van het Comité van Waakzaamheid was geweest, en Henriette Polak-Schwarz, die Manus kende uit de Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap. In haar brieven hield Polak haar moeder in bedekte termen van het lot van Manus op de hoogte.

De circa 500 Joodse gevangenen die in oktober 1941 in Ravensbrück verbleven, waren ondergebracht in een aparte, overbevolkte barak. Ook in andere opzichten waren de gevangenen in het Judenblock slechter af: ze deden het zwaarste werk, werden vaker mishandeld, kregen minder te eten en geen medische verzorging, en waren uitgesloten van kampfuncties.

Ook Manus kwam in het Judenblock. Zwaar werk bleef haar bespaard. Met andere oude, zieke en arbeidsongeschikte vrouwen moest ze sokken breien voor het Duitse leger. Wel zal ze er eenzaam zijn geweest. In het Judenblock zaten in deze periode vooral politiek gevangenen, onder wie de Duitse revolutionaire Olga Benario Prestes en de Oostenrijkse sociaal-democrate Käthe Leichter, lid van het Vrouwencomité van de Socialistische Arbeiders Internationale.

Zij zullen Manus als zogeheten ‘burgerlijk feministe’ niet als een der hunnen hebben beschouwd. Vaststaat dat de Nederlandse communistes, die na oktober 1941 in Ravensbrück snel in aantal toenamen, Manus niet hebben zien staan.

In juni 1942 ontving Emma Stern in Amsterdam een overlijdensverklaring, waaruit ze moest begrijpen dat haar zuster op 29 mei in Ravensbrück was overleden. Hoewel ze onmo­gelijk kon doorzien dat dit een valse verklaring was, laat staan welk gruwelfeit ermee verhuld moest worden, geloofde ze die niet. Ze wist namelijk dat Henriette Polak al in maart 1942 aan haar moeder had geschreven dat Rosa met onbekende bestemming uit Ravensbrück was vertrokken, terwijl de laatste brief die zijzelf van haar zuster had ontvangen van februari was. Emma werd in juli 1942 in Auschwitz vermoord. De Duitse versie van Manus’ dood – 29 mei 1942 in Ravensbrück – ging al in de zomer van 1942 via de internationale vrouwenbeweging de wereld over en bleef na de oorlog rondzingen.

Daar kwam in 1945 een tweede verhaal bij. Neeltje Epker vertelde kort na haar terugkeer uit Ravensbrück aan enkele van Manus’ feministische getrouwen dat Manus in maart 1942 op transport was gesteld – naar Auschwitz, meende zij. Daarin vergiste ze zich: er vertrok in maart 1942 uit Ravensbrück wel een transport naar Auschwitz, maar dat waren kampbewaarsters. Het eerste vernietigingstransport naar Auschwitz verliet Ravensbrück pas in oktober 1942.

Nora Valter claimde dat zij Manus had laten onderduiken in Ravensbrück

In 1947 werd aan de twee verhalen opeens nog een derde versie van Manus’ dood toegevoegd. Op grond daarvan werd in opdracht van het Rode Kruis zelfs de oude Duitse overlijdensdatum in de Amsterdamse bevolkingsadministratie herzien. Voortaan was Rosa Manus op 28 april 1943 in Ravensbrück een natuurlijke dood gestorven. Inmiddels gebruiken alle websites met gegevens over in de oorlog vermoorde Joden, van Yad Vashem tot het Digitaal Joods Monument, deze versie van Manus’ geschiedenis. Die is namelijk gebaseerd op de officiële overlijdensakte zoals die in 1947 vanwege het Rode Kruis werd opgesteld. Maar die akte klopt niet.

De bron van deze akte was een vrouw met een schimmige achtergrond, die voor de oorlog in NSB-kringen had verkeerd: Nora Valter. Zij was een van de acht Nederlandse gevangenen die al in Ravensbrück zaten toen Manus daar aankwam. Valter wist na de oorlog het Inlichtingenbureau van het Rode Kruis wijs te maken dat zij Manus in maart 1942 van deportatie had gered door haar gedurende een jaar in het kamp te laten onderduiken.

Is dat aannemelijk? Nee. Er zijn in de kampen – vooral in de laatste fase – inderdaad dergelijke ongelooflijke reddingsoperaties volbracht. Maar zoiets was alleen mogelijk met behulp van een hecht en solidair netwerk van gevangenen die op essentiële plaatsen (keuken, admini­stratie, ziekenboeg, Blockleiding) werkzaam waren. Van de zeer goed georganiseerde communisten zijn dergelijke operaties bekend. Maar Valter werd door de communisten in Ravensbrück juist gemeden. Zij behoorde tot een heel andere groep. Vrouwen die vóór de oorlog al als informanten voor de Duitsers hadden gewerkt, zoals de bekende dubbelspionnen Carmen Mory en Leonie Brandt, gaven er de toon aan.

Die groep werd gekenmerkt door een groot gebrek aan scrupules. Elkaar bedriegen, bestelen en bij de kampleiding verraden was deel van hun groepscultuur. Na de oorlog zijn enkele vrouwen uit deze groep aangeklaagd. Tegen Valter werden beschuldigingen van mishandeling en verraad ingebracht. In haar geval zijn die nooit verder gekomen dan het Inlichtingenbureau van het Rode Kruis, dat mede tot taak had de politieke betrouwbaarheid van repatrianten uit Duitsland te onderzoeken.

Hoe slaagde Valter erin het Rode Kruis op een dwaalspoor te zetten? Het is niet uitgesloten dat haar huwelijk met het hoofd van het Inlichtingenbureau, in 1946, daaraan heeft bijgedragen. Via hem moet zij op de hoogte zijn geraakt van de vraag aan het Rode Kruis naar het lot van Rosa Manus. Voor haar was het een uitgelezen kans om zich met een verhaal over de eigenhandige miraculeuze redding van een medegevangene van fout naar goed te praten. Met succes: kort nadat het Rode Kruis in 1947 de nieuwe overlijdensakte van Rosa Manus had opgesteld, werd het dossier-Valter gesloten.

Schuiven we alle nieuw-ontdekte gegevens in elkaar en schiften we de ware van de halfware en onware verklaringen, dan kunnen we eindelijk vaststellen hoe Manus aan haar einde is gekomen. Ravensbrück was, tot de installatie van een gaskamer begin 1945, geen vernietigings­kamp. Van de in totaal 130.000 gevangenen overleefden er ongeveer 28.000 het kamp niet; zij stierven tot 1942 vooral aan ziekte en ontbering, al vonden er op kleine schaal al wel executies plaats.

Het vermoorden van kampgevangenen nam voor het eerst een massale omvang aan met de geheime Aktion 14 f 13. Tijdens deze actie, die in de loop van 1941 vanuit Berlijn in gang werd gezet, werden in enkele maanden alle oude, zieke, arbeidsongeschikte en anderszins als minderwaardig aangemerkte gevangenen uit verschillende concentratiekampen naar aangewezen verpleeginstellingen getransporteerd, om daar met koolmonoxide te worden ‘geëuthanaseerd’. In Ravensbrück begon deze moordactie in november 1941, met de selectie van om en nabij 1600 vrouwen – onder wie, om het vereiste aantal te halen, ongezien alle toenmalige gevangenen uit het Judenblock.

De selectielijsten zijn niet bewaard gebleven, maar Manus voldeed in alle opzichten aan de criteria: ze zat in het Judenblock, ze was oud en ze was arbeidsongeschikt. In het vroege voorjaar van 1942 vonden vanuit Ravensbrück zo’n tien transporten met onbe­ken­de bestemming plaats. Pas na de oorlog bleek die bestemming de krankzinnigen­inrichting in Bernburg te zijn geweest, waar de eerdere ‘euthanasie’ op geesteszieken net was geëindigd. Om deze operatie voor de buitenwereld verborgen te houden, werden vervolgens voor alle vermoorde gevangenen fictieve overlijdensverklaringen opgesteld, uitgegeven in Ravens­brück op een willekeurige datum in de maanden nadien. Naar achteraf kan worden vast­gesteld, week de opmaak van deze documenten af van de gangbare. De verklaring die Emma Stern ontving blijkt inderdaad zo’n afwijkend exemplaar te zijn geweest. De conclusie uit al deze gegevens is dat Rosa Manus in maart 1942 in Bernburg is vergast.

Er hebben zich na de oorlog zowel nationaal als internationaal pijnlijke conflicten rond de oorlogsherinnering afgespeeld. Doordat politieke, ideologische en religieuze groepen de helden en de slachtoffers claimden, raakte de precieze toedracht van per­soon­lijke geschiedenissen vaak uit zicht. Rond de concentratiekampen speelde een ware Koude Oorlog. Dachau was ‘westers’, Buchenwald en Ravensbrück lagen in de DDR. En Auschwitz in Polen – de herdenking en de herinnering daar werden beheerst door de communistische mythe van het verenigde antifascistisch verzet. Die mythe bood geen plaats aan een apart Joods slachtofferschap, en was ook zeker niet bevorderlijk voor een reconstructie van Manus’ Werdegang, waarin haar connectie met de Komintern zo’n fatale rol heeft gespeeld.

Er waren ook andere obstakels. Er was onverschilligheid. Zo valt het te betreuren dat van feministische zijde zo weinig moeite is gedaan om het lot van Manus te onderzoeken.

Dan was er de kwestie van religie en cultuur. Manus was van kindsbeen af seculier geweest; ze zag zichzelf niet als Joodse. Direct na de oorlog heeft de Joodse gemeenschap haar dan ook lang niet als ‘een van ons’ gezien. Toen vanaf de jaren zeventig de Shoah in de oorlogsherinnering een steeds centralere rol kreeg, werd de prominente feministe Rosa Manus door sommigen met terugwerkende kracht als Joods geclaimd en werd Auschwitz zonder nader onderzoek als haar eindbestemming geponeerd.

Inmiddels is duidelijk dat Rosa Manus in Ravensbrück terecht is gekomen vanwege de politieke keuzes die ze als seculier feministe had gemaakt, en dat ze vervolgens als Joodse vrouw in Bernburg is vermoord.

Myriam Everard is historicus en onafhankelijk historisch onderzoeker.

Actueel

In 1915 richtten de Nederlandse feministen Aletta Jacobs en Rosa Manus in Den Haag de Women’s International League for Peace and Freedom op, die nog altijd bestaat. Vrouwen uit vele landen spraken zich er uit tegen de oorlog, formuleerden vreedzame oplossingen en zonden een vredesmissie uit. In 1935 was Manus een van de drie oprichtsters van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Amsterdam.

In de tussenliggende twintig jaar had ze zich ontwikkeld tot verreweg de belangrijkste Nederlandse feministe van het Interbellum. Zo was ze actief in de nationale en internationale vrouwenkiesrechtstrijd, organiseerde ze in 1933 hulp aan Duitse vluchtelingen en was ze in 1938 een van de oprichtsters van het Korps Vrouwelijke Vrijwilligers, dat zich op een actieve rol van vrouwen in oorlogstijd voorbereidde. Toch kent iedereen Aletta Jacobs, terwijl Rosa Manus voor het grote publiek een onbekende is.

Een van de redenen daarvan is dat zij in de slagschaduw van Aletta Jacobs is verdwenen. Een andere reden is haar tragische levenseinde. Rosa Manus werd vermoord door de Duitsers, maar tot voor kort was onbekend hoe, waar en wanneer. Over haar levenseinde deden meerdere verhalen de ronde, met verschillende overlijdensdata. Tot nu toe was niemand erin geslaagd haar weg naar de dood te reconstrueren. Historicus Myriam Everard volgde het spoor door de archieven en wist te achterhalen wat er vermoedelijk is gebeurd.

Meer weten

Over Rosa Manus bestaat geen recente biografie. Op stapel staat Myriam Everard en Francisca de Haan (red.), Rosa Manus (1881-1942): The International Life and Legacy of a Jewish Dutch Feminist (2016).

Recent schreef Sarah Helm Ravensbrück. Geschiedenis van het concentratiekamp voor vrouwen (2015).

Van Jolande Withuis verscheen Na het kamp. Vriendschap en politieke strijd (2005), onder meer over de naoorlogse politieke herdenkingscultuur van de Vrouwen van Ravensbrück.
Gerard Aalders schreef Leonie. Het intrigerende leven van een Nederlandse dubbelspionne (2003), over Leonie Brandt, die in Ravensbrück deel was van het netwerk van Nora Valter.

Op de themapagina historischnieuwsblad.nl/vrouwen leest u meer over het feminisme in de jaren dertig van de vorige eeuw, toen Rosa Manus actief was in de vrouwenbeweging. Blader ook door het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland en lees een interview met Els Kloek, die Manus een plekje gaf in haar boek 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis (2013, Uitgeverij Vantilt).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.