In de Middeleeuwen kwamen steden op en groeiden uit tot belangrijke centra. Hoe verliep dit precies?
‘Er is een opvallend verschil in fasering: in 1300 bestond Amsterdam uit amper meer dan een straat, terwijl na 1500 de stad pijlsnel groeide. Hiervoor waren Dordrecht en Utrecht belangrijke steden maar Amsterdam overvleugelde hen.’
‘De groei van steden begon eigenlijk vanaf de tiende eeuw in Italië. Hierna ontstonden ontwikkelingsgolven die globaal van Zuid- naar Noord-Europa spoelden. In de Lage Landen begon de groei in Vlaanderen en de Maassteden, zoals Maastricht. Daarna trad stagnatie in: toegang tot de zee zorgde voor steeds meer groeikansen en dit vormde de sleutel tot de enorme expansie van Amsterdam. Het is al met al een complex plaatje. Het wisselde per eeuw welke steden belangrijk zijn, het is dus een golfbeweging.’
Wat veranderde er aan de mentaliteit van middeleeuwers die in de stad woonden?
‘Men werd niet areligieus, maar Middeleeuwse stadsbewoners gaven een eigen invulling aan de geloofsboodschap van de kerk. De oude machten van feodale heren en kerkelijke instanties moesten terrein prijsgeven aan wat een typisch burgerlijke cultuur werd.’
‘Er bestond een grote rivaliteit tussen kerkbouwers en bouwers van stadhuizen: wie had de langste toren en bepaalde de “skyline”? De hoogte van de torens, zoals die van de wolkenkrabbers tegenwoordig, vormden een uitdrukking van zelfbewustzijn van de burgerlijke samenleving ten opzichte van de kerkelijke gemeenschap.’
Hoe kwam dit zelfbewustzijn tot uiting?
‘Het Gruuthuse-handschrift is een expressie van stedelijke cultuur in de vorm van liederen en dichtwerk. Hier werd een mentaliteit tot uitdrukking gebracht die afstand nam van de religieuze en aristocratische levenswijze. Daarnaast was er een publieke ruimte: in stadhuizen, hallengebouwen, op pleinen maar ook in kerken en kloosters vond een publiek debat plaats. In de beeldende kunst waren de onderwerpen vaak nog bijbels, maar geplaatst in de context van de stedelijke omgeving.’
‘Cruciaal was het ontstaan van vervlechting tussen de religieuze context en de burgerlijke boodschap die eraan toegevoegd werd. Een voorbeeld hiervan zijn processies. Deze hadden nog altijd een religieus karakter maar waren tegelijkertijd ook een uitdrukking van de stedelijke identiteit. Zo hadden gilden vaak een prominente plek in de processies.’