In het Mauritshuis is Roofkunst – 10 verhalen te zien. De expositie toont hoe Europeanen omgingen met kunst uit hun koloniën. Dankzij samenwerking met het Berlijnse megamuseum Humboldt Forum kan het Mauritshuis onder meer replica’s van de beroemde Benin-bronzen exposeren.
Wie had ooit gedacht dat Mauritshuisbezoekers oog in oog zouden staan met de beroemde Benin bronzen? Dat deze bijzondere kunstwerken, die door het Britse bezettingsleger werden geroofd uit het voormalige koninkrijk Benin – nu onderdeel van Nigeria – hier te zien zijn, ligt niet voor de hand. Zeker niet gezien de aard van de eigen collectie van het Mauritshuis, die voornamelijk bestaat uit schilderkunst van Hollandse meesters. Bij nadere beschouwing, zijn het ook niet de originele Benin-beelden die in de vitrinekast staan, maar gipsen afgietsels, die begin vorige eeuw werden gemaakt in een gipsgieterij in Berlijn.
De toeschouwer die wil begrijpen waarom hij op deze plek kijkt naar Duitse replica’s van Afrikaanse kunstwerken die in 1897 door de Britten werden geroofd, kan terecht bij de begeleidende tekst op de expositiemuur. Daarin wordt uitgelegd: ‘De beroemde Benin Bronzen staan symbool voor het koloniale onrecht dat gepaard ging met de westerse verzamelwoede.’
Het is misschien ongepast om gipsen afgietsels pronkstukken te noemen, maar op de tentoonstelling Roofkunst – 10 verhalen, zijn de Benin bronzen eyecatchers. De expositie in het Mauritshuis is weliswaar bescheiden van formaat, maar ambitieus van opzet en uitvoering. Roofkunst, zo tonen tien afzonderlijke ‘cases’ uit drie tijdsperiodes, is van alle tijden. Geen krachtiger middel voor leiders om hun macht mee te tonen dan door buitgemaakte kunst.
De afgietsels van de Benin bronzen zijn eyecatchers
Napoleon nam kunst mee uit de landen die hij bezette, de nazi’s roofden kunst van Joodse eigenaren, maar de tentoonstelling focust zich op de periode waarin Europeanen kunst uit hun koloniën buitmaakten, verhandelden en thuis tentoonstelden.
Schaduwkanten van het kolonialisme
Verbindend element bij alle roofkunst is dat het op enig moment in de geschiedenis omstreden raakte. Voor geroofde kunst uit de koloniale tijd is dat moment nu aangebroken. In relatief korte tijd zijn Europeanen hun omgang met het koloniale verleden met andere ogen gaan bekijken. Velen erkennen dat geweld, racisme en onderdrukking vaste bestandsdelen waren van de voormalige koloniale rijken. Niet langer wordt om de schaduwkanten van het kolonialisme heen gekeken, soms tot ongenoegen van mensen die daar nog altijd niet van willen horen.
Het debat over de eigendomskwestie van koloniale kunst is door de gewijzigde blik in een stroomversnelling geraakt. Eén morele vraag domineert: moeten de koloniale stukken in de westerse musea terug naar waar ze vandaan komen?
Een onafhankelijke commissie onder voorzitterschap van Lilian Gonçalves-Ho Kang You, adviseert de Nederlandse overheid sinds vorig jaar over teruggave van koloniale roofkunst.
Deze zomer sprak ze op uitnodiging van het Mauritshuis op de Nederlandse ambassade in Berlijn. Daar vertelde ze dat de inwoners van de voormalige Nederlandse koloniën het tot op de dag van vandaag als ‘een groot onrecht’ beschouwen dat hun culturele erfgoed ze tegen hun wil is ontnomen. Het doet ‘pijn en verdriet’ dat hun mooiste kunststukken in Nederland zijn. Het kabinet heeft 2,4 miljoen euro beschikbaar gesteld om de teruggave van koloniale kunst te bespoedigen. Bij die gelegenheid in Berlijn vertelde ambassadeur Ronald van Roeden dat het ook onder ambassadeurs een hot topic is: mocht dat nodig zijn voor een soepele terugkeer van kunstvoorwerpen, dan wil de diplomatie graag een steentje bijdragen.
Internationale samenwerking
Het plan om in het Mauritshuis een expositie te maken over roofkunst, komt uit de koker van museumdirecteur Martine Gosselink. Herziening van het koloniale- en slavernijverleden heeft haar warme belangstelling. Eerder was ze hoofd Geschiedenis van het Rijksmuseum en onder haar leiding werden de tentoonstellingen Slavernij (2020) en REVOLUSI! (2021) over de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië gemaakt.
Bij haar aanstelling in 2020 als directeur van het Mauritshuis sprak de Raad van Toezicht de hoop uit dat Gosselink een bijdrage zou leveren aan actuele thema’s en het maatschappelijk debat. Met de tentoonstelling Roofkunst – 10 verhalen voldoet ze ruimschoots aan deze verwachting. En dat is knap, want het Mauritshuis heeft zelf geen enkel voorwerp van koloniale roofkunst in huis.
Gosselink zocht daarom de samenwerking met het Duitse Humboldt Forum, het nieuwe megamuseum in Berlijn. Ze benaderde de haar bekende Paul Spies, voormalig directeur van het Amsterdam Museum. Spies is nu directeur van het Stadmuseum Berlin, een van de drie musea die is gehuisvest in het overkoepelende Humboldt Forum.
Zonder deze internationale samenwerking was de expositie niet mogelijk geweest. Alle getoonde koloniale roofkunst komt uit Duitsland. Onder de uitgeleende objecten zijn een staf met een vrouwenfiguur uit Suriname en een kris uit Indonesië. Beide objecten werden buitgemaakt toen deze landen nog Nederlandse koloniën waren. De kris kwam vermoedelijk in Hollandse handen tijdens de veroveringsoorlog in 1849 op Bali. In 1851 schonk een Duitse verzamelaar die voor het Nederlandse koloniale bestuur had gewerkt, de kris aan het huidige Museum voor Aziatische Kunst. Dat museum zit net als het Etnologische Museum in het Humboldt Forum.
Weerstand
De geëxposeerde Benin bronzen-replica’s komen uit deze Berlijnse musea, die tienduizenden niet-Europese kunstvoorwerpen herbergen. De herkomstgeschiedenis is vaak onduidelijk. Dit ligt gevoelig bij het hedendaagse publiek, ook bij de Duitsers. Wereldwijd is er groeiend bewustzijn dat veel niet-Europese kunst een geschiedenis met zich meedraagt van geweld en kolonialisme. Bij de opening van het Humboldt Forum in 2021 schreef Der Spiegel: ‘Veel vitrines zouden leeg moeten zijn omdat er aan veel objecten bloed kleeft.’
Niet alleen de collectie, maar ook het nieuwe museum zelf wekte weerstand. Het museumgebouw is deels een replica van het achttiende-eeuwse kolossale stadsslot van de vroegere Pruisische imperialistische vorstenfamilie Hohenzollern. Volstrekt ongeschikt, vinden critici en activisten om te dienen als verzamelplaats voor niet-Europese-kunstverzamelingen en als trefpunt van het moderne, multiculturele, diverse Duitsland. Om dezelfde redenen viel de keuze voor de Pruisische ontdekkingsreiziger Alexander von Humboldt als naamgever niet goed.
De beelden zijn nu privébezit; de koning kan ze thuis stallen of doorverkopen
Het verwijt klonk dat het Humboldt Forum neokoloniaal is, en sindsdien zijn er stappen gezet. De opening van de nieuwe oostvleugel vorig jaar, greep het museum aan om momentum te creëren: het tekende een overeenkomst met Nigeria waarin het 514 Benin bronzen overdroeg. Het is de grootste teruggave van koloniale roofkunst ooit.
Sinds 2010 voert een internationale Benin Dialogue Group, waarin ook het Nederlandse museum van Volkenkunde zitting heeft, gesprekken over teruggave van de duizenden Benin bronzen die over Europa zijn verspreid. Maar de ophef rondom de opening van het prestigieuze Humboldt Forum, zette de Duitsers aan om zelfstandig het voortouw te nemen. Een derde van de beeldencollectie krijgen ze van Nigeria in bruikleen; de beelden verdwijnen niet geheel uit de Duitse museumvitrines. De staat Nigeria heeft de Benin bronzen overigens alweer doorgegeven aan Oba Ewuare II, een plaatselijke koning en leider van het koninkrijk Benin. De beelden zijn nu privébezit, de koning kan ze thuis stallen, maar ook doorverkopen.
Dekolonisatieproces
Door replica’s te tonen van de Benin bronzen, het schoolvoorbeeld van roofkunst, plaatst Martine Gosselink het Mauritshuis in een klap middenin de actuele discussie over teruggave van koloniale collecties. Om de presentatie te versterken heeft ze het creatieve duo Eline Jongsma en Kel O’Neill ingehuurd als creative leads om ‘de framing en storytelling’ te verzorgen. Dit stel reisde af naar de landen van herkomst van de kunstobjecten om ter plekke inspiratie op te doen. Het mondde onder meer uit in drie multimedia-experiences. Met een vr-bril op waant de Mauritshuisbezoeker zich in het Balinees Goa-Lawah tempelcomplex, waar Nederlandse soldaten de tentoongestelde kris zouden hebben buitgemaakt.
Hoewel het Mauritshuis zelf dus geen koloniale roofkunst bezit, heeft het zich weldegelijk opnieuw moeten verhouden tot het eigen koloniale verleden. Ook in dit proces van ‘dekolonisatie’ was Gosselink de voortrekker. Zij richtte een permanente zaal in over graaf Johan Maurits van Nassau-Siegen, en de dubbelhartige rol die hij – in de ogen van de hedendaagse museumbezoeker – speelde als gouverneur van de Nederlandse kolonie in Brazilië namens de WIC. Johan Maurits verdiende een fortuin met suikerplantages in Brazilië, maar nader onderzoek wees in 2019 uit dat hij zich ook persoonlijk verrijkte aan de handel in tot slaaf gemaakte Afrikanen. Hij liet een stadspaleis aan de Hofvijver bouwen en keerde met een grote kunstcollectie terug uit Zuid-Amerika. Gosselink denkt dat daar ‘zeker’ ook roofkunst bij zat, al valt dat niet meer te achterhalen. Bij een brand in 1704 ging de originele inrichting van het Mauritshuis in vlammen op.
Minder bekend is dat de kern van de huidige museumcollectie – de schilderijen van stadhouder Willem V – in 1795 werd buitgemaakt door de Franse revolutionairen. Ook Napoleon liet veel Hollandse schilderijen naar Parijs brengen. Op het Congres van Wenen in 1815, bepaalden de geallieerden dat de geroofde kunst terug moest naar de plek waar die ‘thuishoorde’. Veel werk kwam terug, bijvoorbeeld De stier van Paulus Potter. Zeventig schilderijen zijn nog altijd in Frankrijk. Gosselink zegt dat het Mauritshuis ‘er niet naar verlangt’, dat die werken terugkeren.
Nazi-erfenis
Dit staaltje van Franse roofkunst wordt niet in beeld gebracht in de expositie. Wel dat de troepen van Napoleon in 1806 Berlijn binnen marcheerden. Het artistieke duo Jongsma en O’Neill bedacht een virtual reality-experience van de Franse intocht, bezien vanaf de Brandenburger Tor. De museumbezoeker staat virtueel naast het paardenspan Quadriga, dat werd geroofd door Napoleon. Na zijn nederlaag kwam de beeldengroep terug naar Berlijn, maar die sneuvelde tijdens bombardementen in de Tweede Wereldoorlog. Er staat nu een kopie op de poort.
De herinnering aan Duitsland als dader van kunstroof ligt verser in het geheugen dan die van het land als slachtoffer. Roofkunst werd heel lang in een adem genoemd met het nationaal-socialisme; de term werd oorspronkelijk gebruikt voor kunst die van gedeporteerde of gevluchte Joden werd geroofd. Duitsland worstelt nog altijd met de erfenis van de nazi’s, maar het moest zich de laatste jaren ook verantwoorden voor z’n misdaden als kolonisator. Lang was het koloniale verleden een blinde vlek, maar in 2015 erkende Duitsland dat het in hun voormalige kolonie Namibië volkerenmoord heeft gepleegd. Duitsers vermoordden tussen 1904 en 1906 85.000 mensen van de Nama- and Herero-bevolking; de massamoord wordt beschouwd als de eerste genocide van de twintigste eeuw.
De Duitse stichting die onderzoeken financiert naar geroofde kunst door de nazi’s, verstrekt sinds kort ook subsidies voor herkomstonderzoek van koloniale roofkunst. De felle debatten van de afgelopen jaren hebben de Duitsers aangezet tot zelfonderzoek.
Zeventig schilderijen zijn nog altijd in Frankrijk
‘We moeten nederig zijn,’ zegt Alexis von Poser, vicedirecteur van het Etnologisch Museum, die namens Duitsland onderhandelde over de teruggave van de Benin Bronzen. ‘We doen niet langer in het museum wat ons goeddunkt, maar we luisteren naar onze internationale partners.’ Hiermee doelt hij op vertegenwoordigers van voormalige koloniën waaronder inheemse stammen en gemeenschappen, die het museum tegenwoordig betrekt bij het samenstellen van exposities. ‘We gaan nieuwe relaties aan op basis van gelijkwaardigheid, we discussiëren ook over de toekomst van kunstobjecten. Het is niet een simpele kwestie van teruggeven.’
Von Poser ziet hierbij ook een grotere rol weggelegd voor het Humboldt Forum; als centrum van een nieuw mondiaal kunstnetwerk tussen Europese en niet-Europese partners.
Juridische haken en ogen
De samenwerking met het Mauritshuis geeft het Humboldt Forum de gelegenheid om de gedroomde rol als gids in de omgang met koloniaal erfgoed uit te dragen. ‘Wij willen verbanden tonen tussen musea en collecties in Europa in tijden van kolonialisme,’ aldus Lars-Christian Koch, directeur van het Etnologische Museum en Museum voor Aziatische Kunst. Hij licht in de tentoonstellingsgids toe dat de replica’s van de Benin bronzen in nauw overleg met ‘onze Nigeriaanse partners’ worden gepresenteerd.
Tijdens een bezoek aan de Gipsformerei der Staatlichen Museen zu Berlin, waar vele historische beelden uiterst vakkundig worden nagemaakt, wordt duidelijk dat het intellectuele eigendom sinds de teruggave van de Benin bronzen ook bij de Nigerianen rust. Namaken zonder toestemming kan niet meer.
Het meest gereproduceerde en verkochte beeld uit de gipsgieterij is overigens de adembenemende buste van de Egyptische koningin Nefertiti, al ruim honderd jaar de grote trekpleister van het Museum voor Aziatische Kunst. De Duitse archeoloog die het beeld opgroef, nam het in 1913 mee naar Berlijn. Egypte wil het al heel lang terug. Maar Nefertiti werd niet geroofd. De buste kwam legaal in Duitsland terecht, volgens de toenmalige koloniale regeling dat financiers van archeologische expedities recht hadden op een deel van de vondsten.
Dit geeft aan dat het vaak niet eenvoudig is om koloniaal erfgoed terug te claimen, er kleven talloze (juridische) haken en ogen aan. Maar nu er de laatste jaren een nieuwe wind waait, is de Stiftung Preussischer Kulturbesitz, eigenaar van de buste, misschien gevoelig voor het morele argument dat Nefertiti thuishoort in Egypte. Het Mauritshuis besteedt ook aandacht aan de toekomst van roofkunst en organiseert op 16 en 17 november een internationaal symposium. ‘De weerbarstige praktijk van de teruggave,’ zoals Gosselink zegt, zal een van de onderwerpen zijn.
De tentoonstelling ‘Roofkunst – 10 verhalen’ is tot en met 7 januari 2024 te bezichtigen in het Mauritshuis in Den Haag. Aansluitend is de tentoonstelling te zien in het Humboldt Forum in Berlijn.