Nederland stuurt een paar honderd militairen naar de Russische grens, die met Britse en Noorse krachten deel gaan uitmaken van een nieuwe flitsmacht van de Navo. Willem II-biograaf Jeroen van Zanten, momenteel werkzaam aan een boek over de Slag bij Waterloo, vertelt dat het wantrouwen ten aanzien van de Russen diepgeworteld is in Europa.
‘Russische kozakken maakten deel uit van de voorhoede van de geallieerde strijdkrachten die vanaf 1813 het leger van Napoleon bestreden en hem in 1815 definitief versloegen. Maar toen de Russische strijders met de Pruisen in Nederland arriveerden, werden ze argwanend bekeken. Dit kwam vooral door hun uiterlijk: een kozak zag er in Nederlandse ogen zeer exotisch uit. Zijn sabel, een bont-gevoerd uniform en het kleine behendige Russische paardje dat hij bereed, waren uiterst vreemd; zoiets hadden ze nog nooit gezien. Deze wonderlijk uitgedoste militairen wekten wantrouwen: zouden ze er niet op uit zijn om de boel leeg te roven?
Gaandeweg bleek dat de kozakken zich keurig gedroegen, zich ophielden in kazernes en niet op strooptocht gingen. Ze waren bevrijders, maar desondanks werden ze niet jubelend ontvangen. Dit kwam ook doordat de veiligheidssituatie gedurende 1814 onzeker bleef. De Franse soldaten gaven zich niet zomaar over; velen bleven in Nederland en hielden zichzelf in leven door plunderingen.
Maandenlang was het onrustig in het land, ook omdat onduidelijk was of de Oranjes wel of niet op de troon zouden terugkomen. Toen Willen I inderdaad koning werd, werden de kozakken officieel geëerd voor hun rol in de bevrijding van Napoleon: ze mochten vorst Willem I tijdens zijn intocht door Amsterdam begeleiden.
Uit diplomatieke stukken blijkt dat de adel xenofobische gevoelens koesterde ten aanzien van de Russen. Weliswaar waren er overeenkomsten en een gedeelde geschiedenis, maar wat de meeste mensen opviel, waren vooral de verschillen. De Russische aristocratie gedroeg zich volstrekt anders dan ze in Europa gewend waren. De Russen bulkten van het geld en ze lieten dit zien ook. Ze feestten dagenlang in alle pracht en praal en wisten van geen ophouden.
Al in de zeventiende eeuw had de Russische grenzeloosheid tot irritatie geleid bij het Amsterdamse stadsbestuur. Toen Peter de Grote tijdens een stadsbezoek maar niet bleek te vertrekken, werd er gemopperd dat dit wel een heel duur gezantschap dreigde te worden.
Europeanen vonden de opzichtige Russische wijze van rijkdom etaleren ongepast. Net als de huidige Russische miljardairs nu worden afgeschilderd als nouveaux riches zonder goede manieren en smaak, gebeurde dit in de negentiende eeuw ook.
In reactie op de Europese afkeuring die ze wel proefden, ging de Russische aristocratie zich juist nog opzichtiger profileren. Vanuit een sterk nationalistisch zelfbewustzijn lieten ze zich als vertegenwoordigers van een groot een machtig land niet de les lezen, en voelden ze nog meer drang zich te laten gelden.
Het wederzijdse onbegrip werd vergroot door het verschil in opvatting over mensenrechten. In Rusland waren lijfeigenschap en horigheid doodnormaal, terwijl die hier al waren afgeschaft. Russen vonden de Europeanen wat dit betreft maar watjes.
Koning Willem II, die huwde met de tsarendochter Anna Paulowna, reisde een paar keer naar Moskou en bewoog zich onder de Russische beau monde. Uit zijn observaties blijkt dat hij inzag dat Europeanen de eigenaardige mengeling van grandeur, rijkdom, melancholie en Aziatische mystiek niet begrepen. Willem II concludeerde dat Europa en Rusland ‘met de ruggen naar elkaar stonden’ en stelde zijn zwager tsaar Alexander voor de Russische belangen in Europa te behartigen. Hier kwam echter niets van terecht; Willem II bleek de rol die Nederland kon spelen op het Europese diplomatieke toneel schromelijk te oversschatten.’
Alies Pegtel is historicus en journalist.
Dit artikel is exclusief voor abonnees