Home KATHOLIEKEN, KERK EN WERELD. ROERMOND EN HELMOND IN DE LANGE NEGENTIENDE EEUW

KATHOLIEKEN, KERK EN WERELD. ROERMOND EN HELMOND IN DE LANGE NEGENTIENDE EEUW

  • Gepubliceerd op: 27 mei 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jan Dirk Snel

Als dit niet zo’n bedaard blad was, had u nu vast een stukje van bisschop J.M. Gijsen van Reykjavik onder ogen gekregen.

        Ik zal dat even uitleggen. Hans Verhages dissertatie Katholieken, kerk en wereld, over de verzuiling in Roermond en Helmond, is niet alleen een tale of two cities, maar ook het verhaal van twee mannen. Bij zijn behandeling van Roermond concentreert Verhage zich op het optreden van bisschop Joannes Augustinus Paredis (1795-1886) en bij Helmond hangt hij zijn verhaal helemaal op aan de lotgevallen van de journalist Jos van Wel (1881-1957), een voorman van de katholieke arbeidersbeweging.
        Van Wel valt buiten Gijsens historische jurisdictie, maar van Paredis weet hij alles. Gijsen, tussen 1972 en 1993 herder van het Limburgse diocees, publiceerde in 1968 – in dezelfde serie Maaslandse monografieën waarin nu Verhages studie een plaats heeft gevonden, de dikke biografie Joannes Augustinus Paredis (1795-1886), bisschop van Roermond en het Limburg van zijn tijd, over zijn voorganger op de Roermondse bisschopszetel. Hij zou dus de aangewezen recensent zijn geweest. Zeven jaar geleden besprak hij in dit blad al eens een boek van een vooraanstaand Amsterdams mediëvist. Dat belandde prompt bij De Slegte. Deze keer moet u het doen met mijn bezadigd oordeel.
        Verhage deelt Gijsens visie op Paredis niet. Gijsen tekende Paredis naar eigen beeld en gelijkenis als een scherpslijper. Of, om zijn eigen, meer verantwoorde formulering aan te halen: als ‘een behoudsgezinde en uitgesproken anti-liberale bisschop’. Verhage betoogt natuurlijk niet exact het tegendeel, maar hij legt wel de nadruk op de pragmatische, verzoenende strategie die Paredis aanvankelijk volgde.
        Roermond, de oude hoofdstad van het Gelderse Overkwartier, behoorde eeuwenlang tot de Zuidelijke Nederlanden, maar na de definitieve scheiding met België in 1839 bleek de vrijwel unaniem katholieke stad ineens in een overwegend protestant land te liggen. Langzaam sijpelden er via onderwijs en rechtbank andere, veelal liberale invloeden binnen. Paredis, die het hele spectrum van kapelaan naar pastoor, deken, apostolisch vicaris en ten slotte bisschop in Roermond doorliep, probeerde de boel zo lang mogelijk bij elkaar te houden.
        Het algemene en het katholieke was voor de bisschop identiek. Nog in 1869 steunde hij bij de Tweede-Kamerverkiezingen een liberale kandidaat tegenover een confessioneel. Zijn medebisschoppen schudden het hoofd, want Paredis hield zich niet aan de afgesproken lijn. Maar in de jaren zeventig lukte het niet meer met de liberalen op goede voet te blijven. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1875 mengde de inmiddels tachtigjarige bisschop zich pontificaal in het strijdgewoel. Vanaf dat jaar maakten confessioneel-katholieken de dienst uit in Roermond.

Priesters
Gijsen vond de keuze voor eigen katholieke organisatievorming kennelijk vanzelfsprekend, maar in feite betekende de overgang naar verzuiling een nederlaag. In plaats van de hele samenleving bereikte de Kerk nog slechts het eigen bevolkingsdeel, hoe groot dat ook was. De botsing met nationale invloeden had lokale verzuiling tot gevolg: de dominante cultuur in Limburg en Brabant vormde op landelijk niveau een minderheid. Omdat de kleine liberale of protestantse minderheid ter plaatse de staat achter zich had, kon ze niet gemarginaliseerd worden en moesten de katholieken zich in eigen kring terugtrekken. Verhagen toont overigens aan dat in geen van beide plaatsen het initiatief van de lagere clerus uitging, zoals vaak verondersteld wordt. In Roermond kwam het van boven. In de Helmondse arbeidersbeweging probeerde katholieke voorman Van Wel de priesters op afstand te houden.
        Door de ontwikkeling in termen van geheel en deel te beschrijven, gebruikt Verhagen een schema dat vergelijking met de orthodox-protestantse verzuiling goed mogelijk maakt. Verwarrend is dat hij schrijft over een omslag van een ‘integraal conflict’ tussen Kerk en wereld naar een ‘grensconflict’. Het streven was integraal, het onvermijdellijke conflict markeerde de grens. De ‘wereld’ uit de titel heeft soms betrekking op de gehele maatschappij buiten het strikt kerkelijke terrein, maar vaak slaat het slechts op de boze liberale buitenwereld.
        De katholieke terugtrekking uit de algemeenheid en daaropvolgende groepsgewijze herovering van de wereld hadden succes. In 1918 kwam de eerste roomse minister-president, Charles Ruijs de Beerenbrouck, uit het ooit zo buitenlandse Roermond.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.