Home KADDISJ VOOR ISAAC ROET (1891-1944) TWEE FAMILIEGESCHIEDENISSEN UIT DE TWINTIGSTE EEUW

KADDISJ VOOR ISAAC ROET (1891-1944) TWEE FAMILIEGESCHIEDENISSEN UIT DE TWINTIGSTE EEUW

  • Gepubliceerd op: 8 mei 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    E.H. Kossmann

Auteur noch boek behoeft hier introductie. De lezers kennen Klein als een vruchtbaar auteur die in het Historisch Nieuwsblad met opvallende vrijmoedigheid en in een losse conversatiestijl zijn mening geeft over talloze historische boeken en verschijnselen. De lezer, in zijn wetenschappelijke lectuur aan meer reserve gewend, schudt soms het hoofd over Kleins spontane uitbarstingen maar merkt meestal al gauw dat de oordelen die hij velt over het algemeen bedaard evenwichtig en genuanceerd zijn.

        Ook de inhoud van het ter bespreking staande boek is de lezer bekend. In grote lijnen reproduceert het namelijk de reeks artikelen die Klein hier over zijn eigen Oostenrijkse familie en over de Amsterdamse jood Isaäc Roet en diens familie heeft gepubliceerd. Het was de redactie van het Historisch Nieuwsblad die hem daartoe aanzette, maar deze zal over de resultaten wel enigszins verbaasd zijn geweest. Zij vroeg om autobiografische notities. Zij kreeg iets heel anders. Wat eigenlijk? In een korte inleiding probeert Klein het uit te leggen.
        Maar laten we eerlijk zijn: dat lukt niet goed. Het enige wat de geschiedenis van Oostenrijk in de late negentiende en de vroege twintigste eeuw en van Kleins voorouders in die periode verbindt met de biografie van Roet is het pure toeval dat Klein zich tegelijkertijd met deze onderzoeken bezighield en tegelijkertijd van de resultaten ervan verslag wilde doen. Aan de autobiografische notities die men van hem verlangde kwam hij niet toe, en hij wilde dat ook niet, al vertelt hij wel met smaak enkele anekdotes uit zijn kindertijd.

Hartverscheurend
Kleins twee verhalen verschillen fundamenteel van opzet. Zijn notities over de familie waaruit hij voortkwam en het Oostenrijk waarin zijn ouders opgroeiden zijn impressionistisch. Men vindt hier geen gestructureerde vertelling of een coherent betoog maar op zichzelf hoogst interessante en met grote gevoeligheid geredigeerde observaties. Het stuk over Roet is een samenhangende biografie, van de wieg tot het bittere einde in Auschwitz. Roet leefde van 1891 tot 1944. Hij dient zo nu en dan als pendant van P.W. Kleins vader, Erich (1896-1983), generatiegenoot, econoom als hij, jood als hij. Maar dit werkt niet.
        Roet kwam uit een eenvoudig diamantbewerkersgezin, werd accountant, schreef volgens P.W. Kleins analyse opvallend moderne en scherpzinnige artikelen over economische problemen en was actief in de mechanisering van kantoorapparatuur en registratiesystemen. Hij ontwierp diverse machines voor het maken van sigaretten, wegwerpzakdoeken en berekeningen, waarvoor hij octrooi aanvroeg maar die nooit werden gebouwd. Hij werd al jong getroffen door tuberculose, bleef ongetrouwd, werd vermogend. Zijn jodendom betekende, schijnt het, weinig voor hem maar hij, de geassimileerde, hoogst intelligente en originele autodidact, werd ten slotte opgepakt en vermoord.
        De vader van de auteur was een totaal andere persoon. Hij was de zoon van een in het leven geslaagde ondernemer, studeerde economie aan de Weense universiteit, trouwde een niet-joodse vrouw van goede afkomst en had twee kinderen. Hij werkte eerst in Oostenrijk en na zijn vlucht naar Nederland in 1938 met succes in het bedrijfsleven. Hij schreef, voorzover uit dit boek blijkt, geen artikelen en ontwierp geen machines. Aan Roets lot wist hij tijdens de oorlog, zij het met moeite, te ontkomen. Roet heeft hij nooit gekend. Zij waren beiden geassimileerde en areligieuze joden die zich in het zakenleven bewogen. Maar uit een vergelijking van deze beide existenties valt geen inzicht af te leiden.
        Het boek heeft dus geen thema. Het heeft echter inhoud en stijl. Dank zij de vele uitweidingen, zijpaden, intermezzi, geschreven op de toon van een enigszins melancholieke causerie, raakt de lezer op de hoogte van veel hoogst interessante feiten en gebeurtenissen en ziet hij talrijke boeiende taferelen voor zich. Kleins beschrijving van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk voor 1914 en van zijn vaders militaire exploiten tijdens de oorlog is meeslepend en geestig. Zijn analyse van een briefje van 12 maart 1944 uit Auschwitz is in al haar soberheid en precisie hartverscheurend. Passages als deze – er zijn er veel meer – maken dit boek vaak tot een plezier, soms tot een genot, om te lezen. Misschien is zijn zelfbeschouwing wat koket en zijn grilligheid wat theatraal, in feite verschaft de auteur, het werd al gezegd, evenwichtige, ja, wijze inzichten die overpeinzing waard zijn. Dit is een mooi boek.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.