Home Jongensclub

Jongensclub

  • Gepubliceerd op: 1 mei 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bastiaan Bommeljé

De Britse historicus en biograaf Lytton Strachey schreef in 1918 als openingszin van zijn beroemde en misschien wel beroemdste werk Eminent Victorians: ‘The history of the Victorian Age will never be written: we know too much about it.’

Het is waar: de geschiedschrijver staat tamelijk machteloos tegenover de tijd waarin hij leeft. Wanneer hij het heden in de ogen kijkt, is hij gedoemd als historicus: hij staart verlamd in een lichtbak vol feiten en verdrinkt hulpeloos in de kakofonische chaos van meningen. Ach, hoezeer mist hij de contemplatieve stilte van het verleden, waar de mensen anders zijn, maar veel begrijpelijker.
Ik heb dikwijls aan de wijze uitspraak van Strachey moeten denken terwijl ik de 6000 pagina’s van het NIOD-rapport over Srebrenica las (mijn bevindingen treft u elders in dit blad). Eén ding dient gezegd; er zijn niet veel historici die mij ertoe krijgen een week lang met drie uur slaap per nacht te doen, maar dat is J.H.C. Blom met de zijnen gelukt. Ondanks mijn inspanningen bleek ik echter een van de langzaamste lezers van Nederland. Ik was pas tot pagina 500 gevorderd toen minister De Grave allang zijn conclusies had getrokken. Ik zweette nog boven bladzijde 2300 toen Jan Pronk gereed bleek met zijn oordeel. Ik was pagina 3700 zojuist met zwart omrande ogen gepasseerd toen premier Kok het boek al had dichtgeslagen. Met verzwakte vingers sloeg ik bladzijde 5300 om toen de Tweede Kamer alweer besloot tot een parlementaire enquête om tot waarheidsvinding over te gaan (alsof het ontrafelen van de werkelijkheid niet moeilijk genoeg is).
Nederland weet kortom van doorlezen! Nimmer meer zult u mij horen klagen over ontlezing in onze samenleving. Waar het mij echter hier om gaat, is dat Strachey de vinger legde op een onoplosbaar geschiedkundig probleem. Vandaar wellicht dat historici van de moderne tijd veel troost nodig hebben. Het is derhalve goed te begrijpen dat dezelfde Hans Blom een jongensclub van geprangde historici is begonnen, die geregeld samen picknicken, een boottochtje maken of een eindje fietsen. De Amsterdamse hoogleraar Piet de Rooy is er lid van, de Groningse professor Doeko Bosscher, de Leidsche hoogleraar Jan Bank natuurlijk, en NIOD-collega Albert Kersten, terwijl de Rotterdamse hoogleraar Henri Beunders trots aan de krant meldde: ‘Ik zit daar ook in.’
Zonder ironie kan men zich voorstellen hoe dit gezelschap door de duinen fietst, in de lentezon de picknickmand uitpakt en dan vanachter een komkommersandwich het geschiedkundig wel en wee van het vaderland doorneemt. Op deze plek wil ik een oproep doen deze uitstapjes goed te documenteren, zowel fotografisch als schriftelijk. Latere historici kunnen daarmee hun voordeel doen. Misschien verschijnt dan in 2018 een boek onder de titel Eminent Historians. Ik weet niet of dat zo lang mee zal gaan als het werk van Strachey, maar de scribent zou er goed aan doen diens conclusie ter harte te nemen: ‘Ignorance is the first requisite of the historian – ignorance, which simplifies and clarifies, which selects and omits, with placid perfection unattainable by the highest art.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.