Home Jan Hus (c. 1370-1415)

Jan Hus (c. 1370-1415)

  • Gepubliceerd op: 27 november 2014
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Afke van der Toolen

De Boheemse prediker Jan Hus was strenger in de leer dan de gevestigde katholieke orde. Daardoor veroorzaakte hij in de vijftiende eeuw de ene rel na de andere. Tijdens een legendarisch concilie zetten de bisschoppen deze dissident op zijn plaats.

 
Het staat er nog steeds, Schloss Gottlieben. Een hoekig gebouw met twee nogal lompe torens, net buiten het Zwitserse Konstanz. Zes eeuwen geleden vervulden die torens een grimmige rol, die toch niet zonder een komisch kantje is. In de ene, de westelijke, zat Jan Hus gevangen, beschuldigd van ketterij. En in de andere, de oostelijke, bromde paus Johannes XXIII – de man die Hus in de cel had gegooid. Die twee hadden elkaar jaren bestreden. Gewiekste advocaten tegen elkaar ingezet en elkaar over en weer voor ketter uitgemaakt. De paus versus de hervormer. De drager van het hoge ambt dat volgens de orthodoxie intrinsiek heilig was, versus de prediker die vond dat die heiligheid afhing van de goede levenswandel van de drager. Klinkt op het eerste gezicht als een futiele nuance, maar toen ging het om een radicaal verschil in kerkopvatting.

Nu lag hun beider lot in handen van het Concilie van Konstanz, een soort kerkelijk parlement. Wat ze ook hadden verwacht toen ze eind 1414 naar Konstanz afreisden, dit niet.
De Boheemse Jan Hus was weliswaar al verdachte toen hij ging, maar hij had een vrijgeleide van de rooms-Duitse koning Sigismund, de initiatiefnemer van het concilie. Johannes XXIII op zijn beurt was een van liefst drie concurrerende heilige vaders, maar hij wist zeker dat hij na Konstanz de enige zou zijn. Het concilie had als hoofddoel dat schisma op te lossen, en hij was nauw bij de organisatie betrokken geweest. Bovendien waren de twee andere pausen door een eerder concilie afgezet, en was hijzelf de directe opvolger van de paus die hen verving. Dat de twee tegenpausen weigerden akkoord te gaan en nog steeds de pauselijke mijter droegen, zou hier wel even worden rechtgezet. Zowel Hus als Johannes vergiste zich deerlijk.
 
De zaak-Hus speelde al een paar jaar. De behandeling van zijn zaak in Konstanz was het slotoffensief in een lange juridische strijd tussen kerkautoriteiten en rebel. Het was geen bijzaak, maar een heel belangrijk punt op de agenda.

De ideeën van Hus waren ‘onjuist, schandalig, waanzinnig, roekeloos en opruiend’

Punt 1 was dat ‘grote schisma’, dat al sinds 1378 voortwoekerde. Het meerkoppige pausdom verdeelde niet alleen de kerk als instituut, maar ook de hele westerse christenheid. Punt 2 was de noodzaak om intern te reorganiseren – de wereld veranderde, de kerk moest mee. Punt 3 was het geval-Hus. Of eigenlijk niet alleen Hus; het ging om niets minder dan het afpalen van de ware geloofsleer tegenover dwarsliggers als hij.

De grote tegenbewegingen – denk aan de Katharen – waren allang verslagen. Maar dat betekende niet dat dwarsdenkerij als verschijnsel was uitgeroeid. De eigenzinnigheid op geloofsgebied bloeide, natuurlijk ook dankzij het gerommel aan de top, en was ingewikkeld genoeg veel ongrijpbaarder dan eerst. Hier een preker die uitdroeg dat een amateur het best beter kon weten dan de kerk, daar een collega die spuugde op het kerkfinanciële management dat gouden bergen verzamelde. Hoog tijd dat er een duidelijke grens getrokken werd. Met Hus als concreet voorbeeld.

Het was een typisch geval van twee vliegen in één klap. Hus was niet alleen een populaire figuur die een ongewenste kerkopvatting uitdroeg, hij werd ook als oorzaak gezien van de uitbarsting van politieke onvrede in zijn land. Bohemen lag griezelig dicht bij de grootste ketterij in de christelijke geschiedenis: de oosterse kerk, dus ook daarom moest een grens getrokken worden. En snel.

Na Konstanz moest de westerse kerk in alle opzichten weer een krachtige eenheid zijn, zonder schisma’s, zonder interne kritiek en zonder geknabbel aan haar theologische autoriteit.
 
Jan Hus, rond 1370 geboren als voermanszoon, was priester en universiteitsbestuurder. Een sobere man, die op de kansel pas echt tot leven kwam. Daar toonde hij zich een fel geëngageerde activist. Een beetje een volksmenner misschien zelfs. In die rol werd hij in elk geval razend populair.

Dat kon doordat hij gewoon in het Tsjechisch preekte, in plaats van in het gangbare Latijn. Er was in Bohemen één kerkgebouw waar dat mocht en dat was het zijne: de Bethlehemkapel. Die dispensatie bestond al voordat Hus er ging werken, maar hij maakte er maximaal gebruik van, vooral om kritiek op de kerk te spuien. Omdat zijn woorden werden verstaan, kreeg hij een publiek. Dat publiek werd een aanhang, die militant-nationalistische trekjes kreeg.

Hus richtte zijn pijlen vooral op priesters en prelaten die niet van onbesproken gedrag waren. Dat waren volgens hem de meesten, want ook de bloeiende aflatenhandel – kwijtschelding van zonden tegen betaling – keurde hij in de hardste bewoordingen af. Net als het kopen en verkopen van lucratieve posten. Een ander stokpaardje bestond uit de seksuele escapades van priesters die de celibaatsverplichting met een korreltje zout namen. Een moreel juist leven, dat stond bij Hus voorop.

Voor Hus was het concilie niet de ware autoriteit; die rol had alleen God

Nieuw waren die denkbeelden niet; ze waren grotendeels ontleend aan de veertiende-eeuwse theoloog Wycliffe, een Engelsman. Die vond dat de kerk afstand moest doen van elke vorm van wereldlijke macht, en zo arm zou moeten zijn als de spreekwoordelijke kerkrat. En vooral ook dat de Bijbel de enige bron van waarheid was en God de enige autoriteit. Dit was voor de kerk een uiterst ongewenste mening gezien de consequenties voor zowel de rijkdom als de legitimiteit van de paus, de kardinalen en de hele dichtbevolkte kerkambtenarij daaronder. Een Londense kerkvergadering veroordeelde Wycliffe in 1382 ter dood, een straf die dankzij invloedrijke vrienden niet werd doorgezet.

Jan Hus joeg met zijn wycliffistisch getinte preken de complete Praagse priesterstand tegen zich in het harnas, inclusief aartsbisschop Zbynek. Die deed er samen met kerkjurist Michael de Causis alles aan om hem tot de orde te roepen, maar geen enkele sanctie hielp. Hus bleef ageren, zijn aanhang groeide, en Praag beleefde de ene rel na de andere. Bovendien weigerde hij om op het matje te komen bij de kerkjuridistische afdeling. Te gevaarlijk: zijn advocaat was al gevangengezet.
 
Twee jaar voor het begin van het concilie werd Jan Hus door de Praagse kerkvergadering geëxcommuniceerd. Nog diezelfde dag ging hij in beroep. Dat kon, ook al zat het kerkrechtelijk wel zo in elkaar dat hij schuldig bleef tot het tegendeel was bewezen. Excommunicatie vond plaats uit naam van God, en die kon je niet laten bungelen voor de duur van het proces.

De aangewezen instantie voor zo’n beroepsprocedure was het hogere kerkelijke gezag. Maar Hus deed iets geks: hij ging direct door naar een veel hogere instantie. ‘Ik ga in beroep bij Jezus Christus, de meest rechtvaardige rechter, die overal weet van heeft, bescherming biedt en rechtspreekt, en foutloos eenieders gelijk onthult en beloont.’
De juridische afdeling van het kerkbedrijf zal tegelijkertijd stomverbaasd, woedend en blij zijn geweest. Stomverbaasd, omdat dit nog nooit was vertoond in een juridisch proces als dit. Woedend, omdat Hus de kerkelijke hiërarchie voor schut zette. En blij, omdat God geen jurisdictie had, Hus met geen enkel juridisch argument kwam, en hij met zijn beroepsschrift blijk gaf van een hardnekkigheid die op zich al ketters was.

Voor Hus was het zo logisch als wat. Zijn beroepstekst drukte precies uit waar hij stond: kerkelijk gezagsdragers waren feilbaar, God niet. ‘Ik gehoorzaam alleen aan de wetten van de apostels,’ schreef hij rond diezelfde tijd in een brief. ‘De wetten en doctrines van de paus zijn alleen apostolisch als ze kloppen met de boodschap en leer van Christus. In dat geval wil ik er heel graag aan gehoorzamen. Maar als ik denk dat er een verschil is tussen die wetten, dan gehoorzaam ik niet. Zelfs niet als ik zou moeten toekijken bij de voorbereidingen voor de brandstapel.’
 
Vanaf november 1414 was Konstanz het middelpunt van de westerse wereld. Dit concilie was de grootste en belangrijkste bijeenkomst van de late Middeleeuwen. Het wemelde er van de mijters, waaronder die van de drie pausen – de twee conculega’s van Johannes waren ook uitgenodigd, zodat niemand kon zeggen dat het concilie ongeldig was. Daarnaast waren er ook nogal wat gekroonde hoofden en edelen, omdat het pauselijke schisma zich ook territoriaal uitdrukte. En tussen alles door liepen de secretarissen, adviseurs, advocaten en wat niet al. Het was hoogtij voor de plaatselijke handel en nijverheid, inclusief de drankleveranciers en de beoefenaars van het eerste beroep.

Jan Hus, kampioen van het goede gedrag, zag het met lede ogen aan. Hij schreef zelfs dat het na afloop van het concilie meer dan dertig jaar zou kosten ‘om de hele stad schoon te krijgen en te purgeren van alle zonden die er waren begaan’.

Hus was een paar dagen voor het begin van het concilie aangekomen. Meteen verzekerde paus Johannes hem dat hij echt helemaal veilig was. Maar drie weken later keerde het tij. Johannes noemde Hus nu een ‘virulent gif’ en zette hem gevangen, ondanks de vrijgeleide van koning Sigismund.

Dit was te danken aan een voortdurende stroom van hitserij tegen Hus, vooral van de kant van zijn grote vijand Michael de Causis. Die zette Hus publiekelijk neer als een ziekteverspreider die de fundamenten van de kerk aanvrat, die amateurs het werk van priesters wilde laten doen, de kerk haar rijkdommen wilde afpakken, en ook nog eens het Boheemse volk in oproer had gebracht.

De gevangenneming was geen goed voorteken, maar het begon er pas echt slecht uit te zien toen het concilie zich luid en duidelijk tegen Wycliffe keerde. De Engelse hervormer was al jaren dood, maar het concilie besloot om zijn gebeente te laten opgraven. Hus’ grote voorbeeld werd alsnog als ketter verbrand.
 
Hus werd in zijn cel vele malen verhoord. Een advocaat kreeg hij niet; volgens de geldende kerkrechtelijke jurisprudentie had hij daar als geëxcommuniceerde geen recht op. De ondervraging vond plaats aan de hand van een reeks stellingen die aan Wycliffe waren ontleend.

Hus liet zich niet gemakkelijk vastpinnen. Vaak antwoordde hij in de trant van: ‘Aangezien ik de context van deze stelling niet ken, kan ik er niet op reageren.’ Of: ‘Aangezien deze stelling niet correct is geformuleerd, kan ik geen betekenisvol antwoord geven.’ Soms onderschreef hij een stelling. Vaker wees hij er een af.

Desondanks loog de conclusie van de ondervragers er niet om. De ideeën van Hus waren ‘onjuist, schandalig, waanzinnig, roekeloos en opruiend’ en ‘verstoorden de kerkvrede, verzwakten de kerkelijke jurisdictie, conflicteerden met de geschriften van de kerkvaders, en waren ketters op alle mogelijke manieren’.

Maar het onderzoeksrapport was nog niet geschreven, of die andere, veel grotere kwestie zorgde voor vertraging. Het concilie, druk met de oplossing van het schisma, stelde orde op zaken op een onverwachte manier: het keerde zich niet alleen tegen de twee al eerder afgezette pausen, maar ook tegen Johannes XXIII. Die laatste ging ervandoor in een poging om het concilie ongeldig te maken, maar hij werd achterhaald en gevangengezet.

In feite keerde het concilie zich tegen het pausdom als opperste macht. Er kwam een decreet waarin stond dat het concilie zijn autoriteit rechtstreeks aan Jezus ontleende, en dat iedereen, van welke stand of waardigheid dan ook, zelfs de paus, het moest gehoorzamen. Niet alleen in de kwestie van het schisma, maar in alles.

Over kerkhervorming gesproken. Hier werd teruggegrepen op de eerste christenen, die het immers ook zonder kerkelijk topman hadden gedaan. Maar als Jan Hus had gedacht nu wel vrij te komen, had hij het mis. Zijn hervormingsideeëen waren ook het concilie te radicaal. Voor hem was het concilie net zomin als de paus de ware autoriteit. Die rol had alleen God.
 
En zo zaten ze dan in hun respectievelijke torencellen. De twee tegenstanders, nu allebei verslagen. Johannes’ proces kwam eerst. Het concilie liet meteen zien dat het menens was en veroordeelde hem tot levenslang voor een keur aan misstappen. Daarna diende dan eindelijk de zaak-Hus.

Het begin verliep chaotisch. Hus zelf was er nog niet, en de voorzitter kon of wilde geen orde houden: Michael de Causis kreeg uitgebreid de gelegenheid om te schreeuwen dat Hus’ werken verbrand moesten worden.

Hus was naar Konstanz gekomen in de hoop dat hij voor de algemene kerkvergadering zijn verhaal zou kunnen doen. Als hij maar eenmaal een spreekgestoelte kon beklimmen, zou alles goed komen; dan zou hij weer tot leven komen en als vanouds zijn gehoor overtuigen en mobiliseren.

‘Het dode hout moet afgehakt en verbrand worden’

Maar het concilie zat op een heel andere golflengte. De kerk moest weer één worden, sterk in de wereld en eenduidig van doctrine. Het juiste geloof moest streng worden afgepaald, en een krachtige stellingname tegen deze populaire criticus kwam daarbij van pas.

Hus had geen kans. De rechters bleven hem zien als ras-wycliffist, ook al was Hus het op de fijnere theologische punten niet met de Engelsman eens. En hem werd keer op keer gevraagd zijn kerkopvatting te herzien. Hij deed het niet.
 
‘Het dode hout moet afgehakt en verbrand worden, voordat het met zijn vuiligheid de hele boomstam aansteekt.’ Dat was de slotzin van de veroordeling. Duidelijker kon niet worden verwoord dat de brandstapel meer was dan een onvoorstelbaar pijnlijke doodstraf. Het was ook een rituele reiniging.

Maar voordat Hus naar de brandstapel werd geleid, moest hij nog publiekelijk worden vernederd. Op 6 juli 1415 werd hij in de kathedraal op een verhoging gezet en ontdaan van zijn priesterkleren. Zelfs kreeg hij – heel ongebruikelijk – een papieren mijter opgezet waarop demonen waren afgebeeld. Met die spotmuts op werd hij naar een veldje buiten de stad geleid, waar hij levend werd verbrand.

Zijn ‘celmaatje’ Johannes XXIII, die levenslang had gekregen, kwam vier jaar later vrij.
 
Actueel
Van 1414 tot1418 vond het Concilie van Konstanz plaats, een grote bijeenkomst waarop de katholieke kerk haar standpunt tegenover de veranderende wereld probeerde te bepalen. Afgelopen oktober boog een buitengewone bisschoppensynode onder leiding van paus Franciscus zich over de kerkelijke standpunten over het huwelijk en homoseksualiteit. Vorig jaar bleek uit een wereldwijde peiling dat de meeste katholieken de richtlijnen van de kerk over deze onderwerpen verwerpen. Toch besloot de kerkvergadering de leer niet aan te passen. Volgend jaar volgt nogmaals een synode.
 

Meer lezen
De Amerikaanse kerkhistoricus Thomas Fudge publiceerde The Trial of Jan Hus (2013), bomvol details over de rechtszaak, de voorgeschiedenis en de context.
Het Concilie van Konstanz werd op eigen initiatief verslagen door de Konstanzer inwoner Ulrich Richental. Ter ere van het conciliejubileum verscheen een facsimile-uitgave: Chronik des Konzils zu Konstanz, alleen te koop samen met Konstanz 1414-1418. Eine Stadt und ihr Konzil (2013) van Jan Keupp en Jörg Schwarz.
Meer over de militaire verrichtingen van de postume volgelingen van Jan Hus staat in Hussite Wars, 1420-1434 (2004) van militair historicus Stephen Turnbull.
 
Internet
Op www.ulb.tu-darmstadt.de zijn onder het kopje ‘Inkunabeln (bis1500)’ tekst en facsimile van Richentals verslag in te zien. De website www.konstanzer-konzil.de geeft historische informatie en een overzicht van jubileumactiviteiten.
 
Op 1 juli 1415 zette Johannes Hus zijn laatste woorden op papier. Lees zijn verklaring op historischnieuwsblad.nl/christendom.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.