Home Beatrice de Graaf over spionage

Beatrice de Graaf over spionage

  • Gepubliceerd op: 25 september 2014
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Mirjam Janssen
  • 4 minuten leestijd

Het onderwerp is zo actueel dat Beatrice de Graaf verwacht dat ze tot op het laatste moment de tekst van haar lezing zal bijstellen. De Graaf is op 24 oktober een van de sprekers tijdens de collegedag over geheime diensten en spionage, georganiseerd door Historisch Nieuwsblad. Als hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen aan de Universiteit Utrecht wil De Graaf parallellen trekken tussen vroegere en huidige spionagepraktijken, en tussen de Stasi, de NSA en de AIVD. 

Het inlichtingenwerk in Nederland is sterk onderhevig aan trends, constateert De Graaf. In de tijd van de Koude Oorlog was het belang van de binnenlandse veiligheidsdienst onomstreden. De dreiging was overzichtelijk, de dienst kon rustig en ongestoord informatie verzamelen. Na de val van de Muur in 1989 veranderde dat. ‘In de jaren negentig dacht men dat er een langdurige periode van vrede was aangebroken en dat er eigenlijk geen inlichtingendienst meer nodig was. Er werd dus op bezuinigd. Na 11 september 2001 sloeg de slinger door naar de andere kant. Na de moord op Theo van Gogh in 2004 kreeg de AIVD het verwijt dat ze de jihadistische dreiging had onderschat. Het aantal medewerkers van de dienst verdrievoudigde. In de jaren daarop werd de begroting toch weer beperkt. Het huidige kabinet wilde eigenlijk verder bezuinigen op de AIVD, maar vanwege de opkomst van IS en het gevaar van Syrië-gangers komt dat er niet van. Onlangs zijn de ministers Asscher en Opstelten met een plan gekomen om het jihadisme te bestrijden en maakten ze extra middelen vrij.’

De Graaf moet weinig hebben van het zwalkende beleid. ‘Het is onbehoorlijk bestuur. De dienst weet niet meer waar zij aan toe is. We moeten ons afvragen wat wij van een inlichtingendienst willen. Zo’n dienst moet rechtmatig en doelmatig kunnen handelen en democratisch worden gecontroleerd. Zij moet de rechtsorde beschermen daar waar de politie daar niet toe in staat is.’

Zou Nederland kunnen leren van de fouten van buitenlandse diensten als de NSA of de Stasi? De Graaf: ‘De Stasi verzamelde alles en wist heel veel van de inwoners in de DDR, maar faalde toch. Dat kwam doordat de dienst zo vastzat in de communistische ideologie dat ze niet buiten dat kader kon denken. De Stasi dacht in termen van klassenvijanden en zag niet dat de onvrede en opstand tegen het regime echt van binnenuit kwamen en breed werden gedeeld. De dienst onderschatte het protest van de burgers. Daaruit blijkt ook dat een inlichtingendienst de politiek niet kan vervangen; een inlichtingendienst is reactief. Wij wonen niet in een ideologische dictatuur, toch blijft het altijd oppassen voor een politiek gekleurde blikvernauwing. Die kan overigens ook ontstaan doordat de verwachtingen die men van de dienst heeft juist te groot worden. Zelfs de beste inlichtingendiensten kunnen niet alles weten en verijdelen. De Amerikaanse inlichtingendiensten hebben ondanks al hun middelen 9/11 niet kunnen voorkomen.’

De NSA, de Amerikaanse inlichtingendienst die de gegevens van 400 miljoen computers verzamelde en de privacy van vele burgers schond, is evenmin een lichtend voorbeeld. ‘Net als de Stasi had de NSA verregaande bevoegdheden en werd er weinig controle op uitgeoefend. Beide diensten beschikten over veel geld en hadden een expansief vijandbeeld. Uiteindelijk is de NSA toch teruggefloten dankzij klokkenluiders.’

De NSA deed en doet zijn werk in een technologisch geavanceerde omgeving. ‘De Stasi verzamelde gegevens uit eigen land hoofdzakelijk via menselijke agenten. De NSA richt zich op elektronische informatie, heeft tentakels over de hele wereld en verzamelt bulkdata. De NSA is een van de grootste aandrijvers van de intelligence revolution – de inlichtingenrevolutie – die zich sinds 1989 voltrekt, en na 2001 in een versnelling is geraakt. Door technologische en politieke ontwikkelingen beschikte deze dienst over veel meer mogelijkheden.’

Toch kunnen eigentijdse terroristen nog steeds ontsnappen aan het wakend oog van de inlichtingendiensten. Ook zij kunnen alle nieuwe technologische mogelijkheden gebruiken om gegevens uit te wisselen. ‘Jihadistische organisaties maken ook gebruik van sociale media, chatruimtes en gecodeerde filmpjes op YouTube, of zetten steeds andere sites op. Internet is zo groot dat het nooit helemaal te controleren valt.’ En wie geen enkel digitaal spoor wil nalaten, kan zijn toevlucht zoeken tot ouderwetse methodes. ‘Je kunt nog altijd ingesproken cassettebandjes versturen of briefjes onder een steen leggen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.