In 1953 schreef de Indonesische student Basuki Gunawan in het Nederlands een verhaal over de Revolutie. Pas vorig jaar verscheen de ‘verpletterende novelle’ Winarta voor het eerst in boekvorm. Waarom durfde de Amsterdamse uitgeverij Querido in de jaren vijftig dit meesterwerk niet te publiceren?
Titelpersonage Winarta, een medische student, vertelt vanuit zijn gevangeniscel dat hij terugkeert naar zijn geboortehuis omdat zijn ouders zijn vermoord. Door een naamsverwisseling heeft ‘de vijand’ het echtpaar ten onrechte voor spionnen gehouden. Winarta sluit zich aan bij de Indonesische onafhankelijkheidstrijd. Niet uit idealisme, maar uit wraakzucht. Met zijn nietsontziende roekeloosheid belandt hij in een spiraal van geweld, waarin de belangrijke gebeurtenissen van de Revolutie voorbijkomen, zoals het brute neerslaan van de communistische opstand door de Indonesische nationalisten in 1948.
Dit is kort samengevat de inhoud van Winarta, een novelle van de Indonesiër Basuki (‘Bas’) Gunawan (1929-2014). De schrijver werd in 1929 geboren in Banyumas op Midden-Java. Zijn ouders zaten beiden in het onderwijs en behoorden tot de Javaanse aristocratie. Als tiener onderging hij de ontberingen van de Japanse bezetting. Na de Japanse overgave, het uitroepen van de onafhankelijkheid en de Nederlandse poging om het koloniale gezag te herstellen, sloot hij zich aan bij de Tentara Pelajar, het studentenleger. Na de republikeinse eindzege in 1949 kreeg Gunawan een veteranenstudiebeurs waarmee hij sociologie ging studeren aan de Universiteit van Amsterdam. In 1953 liep zijn studie vertraging op vanwege tuberculose. Hij werd opgenomen in het Nederlands Studentensanatorium in het Noord-Hollandse Laren, en daar vond hij de rust om te werken aan zijn verhaal.
In 1954 publiceerde het literaire tijdschrift De Nieuwe Stem het als vierdelig feuilleton. Er volgde een veelbelovende briefwisseling tussen Gunawan en de directrice van uitgeverij Querido, Alice von Eugen-van Nahuys. Maar hun correspondentie eindigde op 11 juli 1955 abrupt met een afwijzing van zijn manuscript.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Herontdekking
Het moest bijna zeventig jaar duren voordat Winarta alsnog als boek verscheen. Hedendaagse vakgenoten zijn lovend over Gunawans novelle. ‘Winarta is een van die literaire herontdekkingen die onmiddellijk hun rechtmatige plek in de canon opeisen,’ schrijft Gustaaf Peek in het voorwoord. ‘Een intrigerende novelle. Rauw van toon en genadeloos oprecht. Huiver en bewonder,’ aldus Adriaan van Dis op de kaft. Alfred Birney, die zelf werd gelauwerd met twee literaire prijzen voor zijn roman De Tolk van Java (2016), noemt Winarta in De Groene Amsterdammer ‘meesterlijk’: ‘Dit is hét vervolg op Hella Haasses novelle Oeroeg van vijf jaar eerder, is van een hogere literaire orde ook nog; het heeft zeventig jaar geduldig liggen wachten en wij mogen dit juweel nu gaan lezen.’
De herontdekking van Winarta is te danken aan de Australisch-Nederlandse schrijver en vertaler David Colmer (1960). In 1985, tijdens een reis door Indonesië, ontmoette hij Gunawans dochter Indra. De twee raakten bevriend en in Amsterdam leerde Colmer ook haar ouders kennen. Zo kwam hij in aanraking met de gedichten van Bas Gunawan én met Winarta. Colmer werd meteen getroffen door ‘de kracht en spanning’ van het verhaal. Tijdens de pandemie bracht hij het manuscript onder de aandacht van het Letterenfonds en zo belandde het bij Arend Hosman van de nieuwe uitgeverij Alfabet. Zonder aarzeling besloot Hosman de novelle te publiceren, die begin 2022 in de winkel lag. Inmiddels zijn er een Duitse en een Indonesische vertaling in de maak.
‘Gespannen verhoudingen’
In het literaire tijdschrift De Parelduiker (2023/1) blikt David Colmer terug op zijn vriendschap met de familie, op het leven van Basuki Gunawan en op het verhaal achter Winarta. Vooral zijn reconstructie van de afwijzing van het manuscript is historisch interessant. In het Haagse Literatuurmuseum vond Colmer de correspondentie tussen Gunawan en Querido-directrice Alice von Eugen-van Nahuys.
In een eerste briefje (16 augustus 1954) laat Van Nahuys haar secretaresse typen dat zij in De Nieuwe Stem met belangstelling een fragment van Winarta heeft gelezen, dat zij de rest van het verhaal ook wil lezen en dat zij ‘graag in aanmerking wil komen om een uitgave te overwegen’. Uit een met zwierige pen geschreven briefje van Gunawan (25 januari 1955 ) blijkt dat hij ingaat op haar verzoek op de uitgeverij langs te komen. Er volgen nog wat brieven en tenminste twee ontmoetingen. Maar dan schrijft Van Nahuys: ‘Ik vrees, dat ik U moet teleurstellen met de mededeling, dat wij, zelfs na verandering in Uw manuscript WINARTA, dit niet zullen uitgeven. Niet, dat wij niet vinden, dat het manuscript er niet beter op is geworden, maar ik geloof, dat, gezien de gespannen verhoudingen tussen Indonesië en Nederland, het zomin voor U als voor ons prettig is, dat het boek nu zou verschijnen.’ Van Nahuys sluit haar brief af met de aanmoediging een volgend manuscript toch vooral weer aan te bieden aan Querido.
‘Ik geloof, dat, gezien de gespannen verhoudingen tussen Indonesië en Nederland, het zomin voor U als voor ons prettig is, dat het boek nu zou verschijnen.’
Het zou er niet van komen. Gunawans leven ging verder. Hij ontmoette in het sanatorium zijn toekomstige vrouw, Liselotte Grote; het stel kreeg twee dochters. Gunawan promoveerde in 1965 en bleef tot aan zijn pensioen als lector verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij liet een bescheiden literair oeuvre na van twaalf gedichten en vijf korte verhalen. In 2022 vroeg David Colmer aan Liselotte Gunawan-Grote of haar man meer geschreven zou hebben als Winarta was uitgegeven toen het pas was geschreven. De weduwe aarzelde: ‘Hij had het druk. Eerst met zijn studie en daarna met zijn werk op de universiteit, en toen hadden we de kinderen ook, natuurlijk. Bas ging niet echt achter dat soort dingen aan. Hij vond wel dat hij het kon, en als hij gevraagd werd deed hij het ook, maar niet uit zichzelf.’
Die woorden, in combinatie met de ovationele ontvangst van de heruitgave van Winarta, doen vermoeden dat Nederland het werk van een groot talent aan de neus voorbij heeft laten gaan. Maar ernstiger nog: Gunawans ‘genadeloos oprechte’ novelle had kunnen bijdragen aan de Nederlandse zelfreflectie op wat nog decennialang doodleuk ‘de politionele acties’ zou worden genoemd.
Nieuw-Guinea
Dat maakt het de moeite waard de vraag te stellen, wat Querido en Alice van Nahuys heeft bewogen het manuscript af te wijzen. Emeritus hoogleraar in de geschiedenis van Indonesië Henk Schulte Nordholt reageert via e-mail: ‘De relatie met Indonesië was in de tweede helft van de jaren vijftig zeer gespannen.’ Hij wijst op het oplaaiende conflict over Nieuw-Guinea, dat tot 1962 onder gezag van Nederland bleef, en op de arbeidsonrust in de Nederlandse bedrijven in Indonesië. Er heerste grote onvrede over het feit dat de economie nog steeds grotendeels in Nederlandse handen was. Dat zou eind 1957 uiteindelijk leiden tot de nationalisatie van Nederlandse bedrijven, het vertrek van 50.000 Nederlanders en het verbreken van de economische banden. Schulte Nordholt: ‘Tegen die achtergrond durfde de Nederlandse uitgever het niet aan een revolutionair verhaal te publiceren, denk ik.’
Indonesische grijstinten
Net als in het bevrijde Nederland had men in het onafhankelijke Indonesië meer aandacht voor de heldendaden dan voor het onbevattelijke leed van de slachtoffers. Toch lijken Indonesiërs meteen na de Revolutie al oog te hebben gehad voor de grijstinten van het conflict. Dat blijkt niet alleen uit de ‘genadeloze oprechtheid’ van Basuki Gunawan in Winarta. Ook de Indonesische filmklassieker Lewat Djam Malam/After the Curfew (1954) getuigt van een opmerkelijk vermogen tot zelfreflectie. Cineast Usmar Ismail schetst een onverhuld beeld van een jonge voormalige vrijheidsstrijder, die zijn draai in de burgermaatschappij niet kan vinden. Hij worstelt met wroeging over de moord op een van spionage verdacht gezin. Bovendien toont de film dat de jonge republiek wordt geplaagd door corruptie.
Aangrijpend openhartig is de door Indonesische schrijver Y.B. Mangunwijaya in 1950 opgetekende toespraak. Tijdens een huldiging van oudstrijders in de Oost-Javaanse stad Malang nam een zekere majoor Isman het woord: ‘Prijs ons alsjeblieft niet als helden. Wij zijn geen helden, wij waren criminelen, wij hebben [onze eigen] mensen vermoord, wij hebben hun huizen overvallen en in brand gestoken. Wij zijn nog jong, maar onze handen zijn besmeurd met bloed. Ja, wij handelden uit naam van de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesië. Maar wij waren moordenaars. Help ons. Behandel ons niet als misdadigers, maar geef ons de kans om weer normale mensen te worden, gewone burgers in de samenleving om ons land op te bouwen.’
De betekenis van Alice von Eugen-van Nahuys (1894-1967) voor de letterkunde in Nederland staat buiten kijf. Als directrice van de door Emanuel Querido (1871-1943) opgerichte uitgeverij, maar ook als vertaalster van onder meer Franz Kafka. Schrijfster Hella Haase, die min of meer door Van Nahuys was ontdekt, prees de uitgeefster bij haar overlijden in 1967 als iemand ‘met groot begrip voor het proces van het schrijven, met een groot zakelijk talent, fel betrokken bij eigentijdse mensen, gebeurtenissen en verschijnselen.’
Maar hoe vooruitstrevend de rol van Van Nahuys ook was, bijvoorbeeld met haar scherpe neus voor vrouwelijk talent, controverse ging zij uit de weg.
In de biografie De vele levens van Rosey Pool (2023) beschrijft Lonneke Geerlings de aanvaring tussen Van Nahuys en de Joodse schrijfster, verzetstrijdster en naoorlogse burgerrechtenactiviste. In november 1945 klopte Rosa Pool aan bij Querido met het plan voor een bloemlezing van Afro-Amerikaanse poëzie. Van Nahuys vond dat het voorwoord van Pool grondig herschreven moest worden, ‘zonder al te veel de paralellen te trekken tusschen het leed van joden en negers.’ Deze reactie van Van Nahuys schoot Pool in het verkeerde keelgat. Haar vergelijking tussen het naziregime en de rassenwetten in de Verenigde Staten was juist de raison d’être van de bundel. De bloemlezing bij Querido is er, net als Winarta, nooit gekomen.
Belediging
Dat de publicatie van Winarta in het Nederland van 1955 veel stof had doen opwaaien, is zo goed als zeker. Maar het Indonesische perspectief maakt ook nieuwsgierig. Gunawan schetst immers niet alleen een beeld van de Nederlandse wreedheden, zijn wraakzuchtige protagonist is geen haar beter en deinst bijvoorbeeld niet terug voor de standrechtelijke executie van een veertienjarige, vermeende spion. Hoe zou de novelle destijds in Indonesië zijn ontvangen? ‘Een interessante vraag,’ reageert de Indonesische literatuurwetenschapper Taufiq Hanafi, gastonderzoeker bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden. ‘De Indonesische geschiedschrijving geeft de Onafhankelijkheidsoorlog over het algemeen weer als een heilige en grootse strijd tegen onderdrukking, kolonisatie en imperialisme. Dat narratief neigt naar eenzijdigheid, met de nadruk op heldendom, terwijl men de complexiteit en nuances uit de weg gaat,’ aldus Hanafi. ‘Met dat in het achterhoofd, zou ik veronderstellen dat maar een paar Indonesische lezers Gunawans eerlijke weergave van de oorlog, met al zijn complexiteit, zouden hebben kunnen waarderen, terwijl de meeste lezers het zouden hebben opgevat als een belediging voor hen die hun leven hebben gegeven voor de Indonesische vrijheid.’
Openingsbeeld: Basuki Gunawan (rechts) met een vriend op de Dam, circa 1950-1951 (collectie familie Gunawan).
Meer weten
- Basuki Gunawan, Winarta en ik (2023) artikel door David Colmer in De Parelduiker (2023/01). De Australisch-Nederlandse schrijver en vertaler blikt terug op zijn vriendschap met de familie Gunawan en het verhaal achter Winarta.
- Onze Revolutie. Bloemlezing uit de Indonesische geschiedschrijving over de strijd voor de onafhankelijkheid, 1945-1949 (2023) door Abdul Wahid en Yulianti (red.) Deze selectie artikelen, geschreven door Indonesische ooggetuigen en academici van verschillende generaties, laten de complexiteit van de strijd voor de onafhankelijkheid zien.
- Lewat Djam Malam/After the Curfew (1954) speelfilm van Usmar Ismail. Bekroonde Indonesische film (op YouTube) over een voormalige strijder, die na de Revolutie zijn draai niet kan vinden en de strijd aangaat met de corruptie in de jonge republiek.