Home Dossiers Hippies Historicus James Kennedy over Nederland

Historicus James Kennedy over Nederland

  • Gepubliceerd op: 4 november 2003
  • Laatste update 11 apr 2023
  • Auteur:
    Shirley Haasnoot
  • 6 minuten leestijd
Historicus James Kennedy over Nederland
Cover van
Dossier Hippies Bekijk dossier

Hij schreef dikke boeken over de jaren zestig en euthanasie in Nederland, en heeft een mening over uiteenlopende onderwerpen, van Pim Fortuyn tot de gekozen burgemeester. De Amerikaanse historicus James Kennedy (1963) werd in september benoemd tot hoogleraar in de geschiedenis van de nieuwste tijd aan de Vrije Universiteit.

U bent onlangs verhuisd van Amerika naar Amersfoort. Moest u een inburgeringscursus volgen?

‘Dat verwachtte ik wel, maar ik heb geen oproep ontvangen. Eigenlijk was ik daarover wel een beetje teleurgesteld, want ik ben nieuwsgierig naar wat het volgens Nederlanders inhoudt om Nederlander te zijn. Als historicus is dat een van de dingen die mij het meest interesseren.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Waaraan moet u wennen?

‘Dat je altijd moet opletten waar je loopt. De stoepen zijn smaller; hier staat een fiets, daar loopt iemand. Dat geeft een gevoel van benauwdheid. In mijn geboorteplaats Orange City in Iowa, een dorp van Nederlandse immigranten, spreekt niemand meer Nederlands, maar ”benauwd” is een woord dat nog wel wordt gebruikt: ”It’s a little benauwd in here, isn’t it?”’

Hoe ziet dat eruit: een dorp van Nederlandse immigranten?

‘Het is vooral een gewoon Amerikaans dorp met zo’n drieduizend inwoners, die voor het merendeel protestant zijn. Wel is Orange City genoemd naar het Nederlandse koningshuis, en de gebouwen in de binnenstad zien er allemaal een beetje, zoals ze dat in Amerika noemen, Disney Dutch, uit. Met nepgevels en dat soort dingen. En elk jaar is er een tulpenfeest, waarbij mensen in klederdracht komen. Mijn moeder droeg een kostuum uit Spakenburg.’

U bent als historicus met een Amerikaanse vader en Nederlandse moeder geïnteresseerd in Nederland. Hebt u geschiedenis gestudeerd vanwege uw dubbele identiteit?

‘Oorspronkelijk ging ik buitenlandse betrekkingen studeren, aan de School of Foreign Service in Washington, DC. Dat hield veel politicologie, geschiedenis en economie in. Ik wist toen nog niet welke kant ik op zou gaan, naar de journalistiek of de diplomatieke dienst. Ook dacht ik erover om net als mijn vader naar Divinity School te gaan, een soort domineesopleiding. Maar geschiedenis was eigenlijk het enige vak waarvan ik dacht: ik zal er geen hekel aan krijgen om dagelijks boeken uit mijn vakgebied te lezen.’

En vervolgens schreef u zelf het boek ‘Nieuw Babylon in aanbouw’, uw proefschrift over Nederland in de jaren zestig, dat in 1995 uitkwam. Als nette jongen uit Orange City verdiepte u zich in langharig tuig en rellen.

‘Ik wilde geen boek over hippies schrijven. Wat mij vooral fascineerde was de manier waarop mijn Nederlandse familieleden in de loop van de jaren zestig veranderd waren. In 1960 waren ze allemaal brave hervormden; tien jaar later waren ze grotendeels ontkerkelijkt en activisten in de PPR of de CPN. En dat terwijl er bij ons in Orange City helemaal niets gebeurde.’

In uw boek ontmythologiseert u de jaren zestig. Het waren volgens u niet de jongeren die een revolutie ontketenden, maar de elites die dachten dat verandering toch niet meer was tegen te houden.

‘Wat je zeker in de jaren zestig ziet, maar ook in recente jaren, is dat veel Nederlandse bestuurders het gevoel hebben dat er een crisis is. En de beste manier om die crisis op te lossen is meegaan met de tijd, omdat de tijdgeest toch niet te stuiten is. Dat vind ik wel een opvallend patroon in de Nederlandse geschiedenis.’

Is dat anders dan in Amerika?

‘Daar is toch veel vaker een conflictmodel te zien; er hoeft in Amerika geen consensus te zijn. Daar komt bij dat dat Nederlandse idee dat je mee moet gaan met het tijdsgewricht geen gedachte is die leeft in de Amerikaanse politiek. Vernieuwing is in Amerika geen vanzelfsprekende deugd.’

Vindt u het typisch Nederlands om te zeggen dat we met onze tijd mee moeten gaan, moeten vernieuwen?

‘Dat werd begin jaren zeventig zeker gezegd. Er werd toen bijvoorbeeld ook gezegd dat euthanasie nodig was vanwege de vergrijzing en overbevolking, die begin jaren zeventig als een enorm probleem werden gezien. De meest prominente figuur die dat zei was Roskam Abbing, een hervormd theoloog en ethicus aan de Rijksuniversiteit Groningen.’

Euthanasie om overbevolking tegen te gaan?

‘Ik denk dat hij het niet in zijn hoofd haalde om onvrijwillige euthanasie te bepleiten. Hij verwoordde waarschijnlijk meer het gevoel dat als iemand zelf dood wil en daar goede redenen voor heeft, die persoon ons toch een beetje helpt.’

Uw tweede boek, dat vorig jaar uitkwam, heet ‘Een weloverwogen dood. Euthanasie in Nederland’. Hierin geeft u niet alleen het debat over euthanasie weer tot 1985, maar u schetst ook hoe Nederlanders politieke problemen oplossen. U was zelf niet zo’n voorstander van euthanasie. Was het niet lastig om dit boek te schrijven?

‘Ik heb waarschijnlijk een meer dan gemiddelde terughoudendheid tegenover de euthanasiepraktijk in Nederland. Maar ik zou nooit met plezier een boek schrijven over een kwestie waarover ik een moreel zeker antwoord heb. Dan is het voor mij niet interessant.’

Waarom was het hier nodig om, in tegenstelling tot andere landen, euthanasie in wetgeving vast te leggen?

‘In Nederland heerst sterk het idee dat ondergrondse praktijken vermeden moeten worden. Dat dingen onder de tafel gebeuren, vinden Nederlanders vreselijk. In andere landen is dat niet zo. Je hebt daar normen die gehandhaafd moeten worden, en als mensen stiekem anders handelen is dat wel erg, maar het betekent niet dat de normen worden prijsgegeven.’

In Nederland worden de normen zelf aangepast?

‘Desnoods wel. Ik denk dat er een groot vertrouwen is dat als we er samen over praten, er niet iets heel ergs zal gebeuren. Dat onderlinge vertrouwen is natuurlijk heel aardig. Ik denk wel dat met de grotere etnische verscheidenheid van de Nederlandse bevolking het probleem ontstaat dat we niet meer weten wie we moeten vertrouwen en op welke basis.’

Het laatste jaar geeft u in de media politiek commentaar op de meest uiteenlopende zaken: Pim Fortuyn, de Europese Unie, de gekozen burgemeester, Schwarzenegger. Bent u al als adviseur gevraagd door een politieke partij?

‘Nee. Ik voel me niet zo aangetrokken tot een Nederlandse politieke partij dat ik me daarmee wil verbinden. Misschien ben ik in dat opzicht een kind van mijn tijd. Slechts drie procent van de Nederlanders is verbonden aan een partij.’

Uw echtgenote Simone was begin jaren negentig wel politiek actief.

‘Zij was in Amsterdam lijsttrekker voor het GPV. Toen we een paar jaar later naar Amerika verhuisden, was dat moeilijk voor haar. Het is er links-liberaal of rechts-liberaal – voor haar geen bijzonder boeiende keuze.’

En waar stond u politiek gezien in Amerika?

‘Ik was een independent, geen Democraat, geen Republikein. Ik wil graag een bepaalde afstand houden.’

Foto: James en Simone Kennedy