Home ‘Het was of ik Van Lennep kon ruiken’

‘Het was of ik Van Lennep kon ruiken’

  • Gepubliceerd op: 21 juli 2021
  • Laatste update 02 aug 2021
  • 4 minuten leestijd
‘Het was of ik Van Lennep kon ruiken’

In elk nummer vraagt Alies Pegtel een historicus naar zijn of haar historische sensatie. Naar het moment waarop, zoals Johan Huizinga het formuleerde, heden en verleden lijken samen te vallen. Een gevoel dat vaak onverwacht wordt opgewekt door een document, voorwerp, geluid, geur, locatie of inzicht. Deze maand neerlandicus Marita Mathijsen. ‘Ik werk om de doden erbij te houden.’

 

Kent u de historische sensatie, zoals door Johan Huizinga omschreven?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘O ja, die heeft Huizinga verschrikkelijk goed beschreven. Ik kan echt ontroerd raken als ik voel dat heden en verleden elkaar raken, als ik ineens heel intens ervaar: zo moet het geweest zijn.’

Waar schuilt uw ontroering in?

‘In het eenvoudige feit dat mensen doodgaan, dat grote persoonlijkheden werkelijk weg zijn en nooit meer terugkomen. Maar als je een historische sensatie ervaart,  kun je deze mensen toch even aanraken. Je hoort hun stem, ziet hun kleding, kunt ze ruiken. Ze zijn even niet dood, maar levendig nabij.’

Kunt u een van deze historische sensaties beschrijven?

‘Een van mijn aangrijpendste sensaties had ik toen ik een artikel over Jacob van Lennep schreef, jaren geleden. Ik had al veel onderzoek verricht, had honderden brieven van en aan hem gelezen, kende talloze prenten en gravures met zijn portret. En toen stuitte ik onverhoeds in een archief op een foto van hem. Ik kreeg een brok in mijn keel. Zijn wilde haar, zijn ingevallen mond, kennelijk was hij zijn tanden al kwijt – hij was ineens zo dichtbij. Het was een zintuiglijke ervaring, het was of ik Van Lennep kon ruiken. Hij geurde als warm zand. Bij een prent of tekening stopt de maker toch altijd iets van zichzelf in de weergave, maar dit was een ongefilterd beeld van de werkelijkheid.’

Leverde het u iets op voor uw onderzoek?

‘Om boeken te schrijven heb je ontzettend veel doorzettingsvermogen nodig, en zo’n heftige historische sensatie werkt erg motiverend. De erven van Van Lennep hebben me later ook een haarlok van hem gegeven, die was afgeknipt op zijn doodsbed. Ik heb dat haar in een doosje op mijn bureau gezet. Tijdens het schrijven van zijn biografie, Jacob van Lennep. Een bezielde schavuit, voelde het of hij erbij was.’

Wat een mooi beeld. De biograaf werkt letterlijk in nagedachtenis van de overledene.

‘Een van de redenen waarom ik vele uren per dag werk, is om de doden erbij te houden. Er wordt te achteloos met het verleden omgesprongen. Momenteel leg ik de laatste hand aan een soort biografie van de negentiende-eeuwse lezer: wat las hij nou écht? Het is een ode aan negentiende-eeuwse schrijvers die de kunst uitvonden om een groot gelaagd verhaal op te zetten, en ik kruip in de huid van de lezers van toen. Een koets die ik voorbij hoorde komen in Amsterdam, ben ik eens achternagefietst om te luisteren naar het geluid dat het rijtuig maakte op de grachten. Om me beter in mensen uit het verleden te kunnen verplaatsen.’

In uw beleving is de geschiedenis altijd nabij?

‘Zeker. Als ik door het raam van mijn studeerkamer bijvoorbeeld het licht van de lantaarnpaal op straat zie schijnen, realiseer ik me dat het te danken is aan de inspanningen van mensen in het verleden dat er straatverlichting is. Ik probeer anderen er ook van bewust maken dat het verleden altijd aanwezig is, ook al zie je het niet direct. Ik kan niet in een Concertgebouw komen zonder de gedachte dat operazangeres Maria Callas misschien op precies dezelfde plek haar voeten heeft neergezet. Ook in de natuur, bij het zien van een eeuwenoude boom, kan ik het gevoel krijgen dat ik dichter bij het verleden kom, omdat die boom daar al honderden jaren staat en ik hem kan aanraken.’

Nog een allerlaatste historische sensatie?

‘Een lijkdichtje van Constantijn Huygens op zijn dode hondje, waarbij ik als baasje van mijn hond Mimi intens voel hoeveel dat diertje voor de grote zeventiende-eeuwse dichter betekende: ‘‘Dit is mijn hondjes graf./ Ik zeg er niet meer af/ dan dat ik wenste (en de weer’ld was niet bedorven),/ dat mijn klein Gekkie leefde en alle grote storven.”’

Alies Pegtel is historicus en journalist.

 

Marita Mathijsen (1944) is emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam met als specialisatie de literatuur van de negentiende eeuw in Nederland. Ze was onder meer oprichter en hoofdredacteur van het tijdschrift De Negentiende Eeuw en medeoprichter van het tijdschrift Nederlandse Letterkunde. Mathijsen is ook essayist, en was columnist voor NRC Handelsblad. Van haar hand verschenen onder andere De geest van de dichter (1998) en Jacob van Lennep. Een bezielde schavuit (2018). In oktober verschijnt L. De lezer van de negentiende eeuw.