Home Het verzet tegen de Volkstelling van 1971

Het verzet tegen de Volkstelling van 1971

  • Gepubliceerd op: 26 september 2005
  • Laatste update 18 apr 2023
  • Auteur:
    Maurice Blessing
  • 15 minuten leestijd
Het verzet tegen de Volkstelling van 1971

In de herfst van 1970 wordt de Nederlandse overheid overrompeld door een golf maatschappelijke onrust over de veertiende Algemene Volkstelling. Herinneringen aan de oorlog en angst voor computers leiden tot een breed protest en de telling loopt uit op een mislukking. Als indirect gevolg krijgt Nederland zijn eerste privacywetten. Een reconstructie.

‘Hé, Kuitenbrouwer, jij bent toch jurist? Kijk jij dan eens naar die nieuwe Volkstellingenwet.’ Met deze tip op de redactie van NRC Handelsblad ontkiemde bij juridisch redacteur Frank Kuitenbrouwer – auteur van het boek Het recht om met rust gelaten te worden – een levenslange fascinatie voor de problematiek rond de privacy van de burger. De wet waar zijn collega hem op wees was ontworpen op het ministerie van Economische Zaken en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat onder dezelfde minister ressorteerde.

Sinds 1829 werden in Nederland, naar oudtestamentisch voorbeeld, volkstellingen gehouden. Ze vonden elke tien jaar plaats en moesten de overheid onder meer gegevens verstrekken over het aantal mannen dat onder de wapenen geroepen kon worden en het aantal kerken en scholen dat moest worden gebouwd. Hiervoor had men gegevens nodig over woonplaats, werk, leeftijd en levensovertuiging van de burger. In de loop der jaren, toen het liberale laisser faire-stelsel erodeerde onder groeiende overheidsbemoeienis met de burger, werden de vragen steeds gedetailleerder en uitgebreider.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Eind jaren zestig – in een uitdijende verzorgingsstaat – kwamen het CBS en het SISWO (Stichting Interuniversitair Instituut voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek) met voorstellen voor een nieuwe Volkstellingenwet. Deze moest de tellingen geschikter maken voor modern sociaal-economisch beleid en onderzoek. Zo moest bij de telling in 1970 de nadruk worden gelegd op hulpbehoevendheid en autobezit. Het initiatief werd gesteund door een keur aan professionele en maatschappelijke instellingen. Zo pleitte de belangenvereniging voor gehandicapten voor registratie van hun doelgroep, in de hoop op betere openbare voorzieningen.

In het voorjaar van 1970 werd een nieuwe Volkstellingenwet aangenomen door het parlement. Tot veel ophef leidde dat niet; slechts een kleine minderheid – de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP), de Boerenpartij (BP) en de Communistische Partij Nederland (CPN) – tekende bezwaar aan. Typerend was een opmerking van Kamerlid Goudsmit van Democraten ’66 (D66), die stelde dat mensen ‘het in het algemeen leuk vinden om aan enquêtes mee te doen’. Gedwongen deelname leek haar daarom overbodig – ‘Als men het een beetje aanlokkelijk voorstelt, zal het risico dat men niet antwoordt gering zijn.’ Niettemin werd de verplichting de vragen te beantwoorden, op straffe van een geldboete van maximaal vijfhonderd gulden of ten hoogste twee weken hechtenis, uiteindelijk ook door de D66-fractie aanvaard.

George Orwell

Kuitenbrouwer boog zich over de privacywaarborgen van de nieuwe wet, waar critici kanttekeningen bij hadden geplaatst. Maar hij had nauwelijks een idee wat de van oorsprong Amerikaanse term ‘privacy’ eigenlijk inhield. ‘Het was een volkomen nieuw begrip in Nederland,’ vertelt Kuitenbrouwer. ‘Ik kende wel het boek van George Orwell: 1984. Dat leek me wel iets om de aandacht te trekken.’ In het artikel ‘Big Brother is een bureaucraat’ in de NRC van 10 oktober 1970 wees Kuitenbrouwer op de gevaren van een ongebreidelde gegevensvergaring door overheid en bedrijfsleven. Kuitenbrouwer haalde onder meer het Tielse Bureau Kredietregistratie aan, dat de kredietwaardigheid van een kleine miljoen Nederlanders controleerde, zonder dat de betrokkenen daarvan weet hadden.

Zijn stuk was de aanzet tot meer kritische artikelen. Zo publiceerde Martin van Amerongen op 17 oktober in Vrij Nederland ‘De Nederlandse neuzen worden geteld’. Hierin legde hij een relatie tussen de Volkstelling en de vervolgingen uit de nazi-tijd. Het artikel was sterk beïnvloed door een brochure die de advocate en oud-verzetsstrijdster Lau Mazirel eerder had samengesteld over de Volkstelling. Van Amerongen vond vooral de gegarandeerde, ‘absolute waterdichtheid’ van het systeem van gegevensverwerking levensgevaarlijk, ‘gezien onze recente ervaringen met de – dankzij het goed geoliede mechaniek van onze bevolkingsadministratie foutloos uitgevoerde – arbeidsinzet en de vakbekwame oplossing van het joodse vraagstuk’.

Inmiddels begon op het ministerie van Economische Zaken in Den Haag een alarmbelletje te rinkelen. Zo kwam het dat Joszef Katus (1940), een jonge ‘persrefendaris’ bij de Directie Externe Betrekkingen van EZ, op een dag met een collega bij zijn baas werd geroepen. ‘Hij zei tegen ons: “Jongens, er is wat gedonder op komst over de komende Volkstelling. Wij zullen die vanaf nu moeten gaan begeleiden,”‘ vertelt politicoloog Katus.

‘Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de mediacampagne rond de Volkstelling, die rond de jaarwisseling gehouden zou worden, zo laat mogelijk zou beginnen. Op een speciale persconferentie wilden we meedelen dat voor het eerst een computer gebruikt zou worden bij de verwerking van de vragenlijsten. Tot de persconferentie zou het CBS zijn eigen contacten met de pers onderhouden.’ Maar na het artikel van Van Amerongen, die door statistici van het CBS te woord was gestaan, werd die strategie richting prullenbak verwezen.

Terwijl Katus en zijn collega zich haastig verdiepten in de knipselmappen en een nieuwe publiciteitsstrategie uitkienden, rolde de mediasneeuwbal verder. Zo belegde Vrij Nederland, ter gelegenheid van zijn dertigjarig jubileum, op 29 oktober een discussiebijeenkomst over de Volkstelling in de Amsterdamse RAI. Voorlichters van EZ waren op deze bijeenkomst, die live op de VPRO-radio werd uitgezonden, nog niet aanwezig. Het CBS werd vertegenwoordigd door zijn directeur Sociale Statistieken De Jonge en diens medewerker Schmitz.

‘CBS-baas’ De Jonge trachtte het wantrouwen onder het RAI-publiek weg te nemen door te wijzen op de sociale taak die het CBS vervulde. ‘Wij zullen de huisvestingstoestanden laten zien zoals ze zijn,’ voerde hij aan. ‘We zullen u het aantal leegstaande woningen van elke gemeente in Nederland opleveren, wij zullen u vertellen hoe de buitenlandse gastarbeiders gehuisvest zijn.’ Journaliste en schrijfster Renate Rubinstein reageerde met de opmerking dat er al genoeg gegevens over sociale misstanden voorhanden waren, waar nochtans nooit iets mee werd gedaan.

Veel bijval bij het publiek oogstte historicus en anarchist Arthur Lehning, die waarschuwde dat Nederland langzaamaan veranderde in ‘een totalitaire maatschappij’. Dit was mogelijk geworden, oreerde Lehning, ‘door de vrijwillige dienstbaarheid aan de autoriteit van de onderdanen, die slechts één woord – het woord “neen” – behoeven te zeggen om aan deze hele ondemocratische, totalitaire onzin een einde te maken’.

Stormachtige herfst

De rol van de massamedia die ‘stormachtige herfst’ bij het aanzwengelen van de onvrede over de Volkstelling kan moeilijk onderschat worden. Toch gelooft oud-voorlichter Katus dat er waarschijnlijk niets gebeurd zou zijn zonder de activiteiten van een kleine actiegroep, het Amsterdamse Comité Waakzaamheid Volkstelling (CWV). ‘Dit comité wist het idee dat de Volkstelling gevaarlijk was als een olievlek in het collectieve bewustzijn te verspreiden,’ zegt hij bewonderend.

Een van de meest prominente leden van het comité was Jan Holvast (1941), toen werkzaam als docent en onderzoeker in de statistische methodiek aan de Universiteit van Amsterdam. Holvast, tegenwoordig privacyconsultant, was een maatschappelijk betrokken wetenschapper met een anarchistische levensbeschouwing – ‘Ik heb als een van de weinige docenten meegedaan aan de bezetting van het Maagdenhuis in ’68,’ vertelt hij. Het leverde hem het vertrouwen op van de sociologiestudenten én een boete van vijfhonderd gulden, ‘die ik kon aftrekken van de belasting’.

Vlak na de zomer van 1970 schoot een van zijn studenten, Dick van den Bosch, Holvast aan. ‘Dick woonde in het Amsterdamse huis van Lau Mazirel,’ vertelt Holvast. ‘Hij zei dat het actiecomité tegen de Volkstelling waarbij hij betrokken was, behoefte had aan de mening van een statisticus. Toen ik me eenmaal met die Volkstelling ging bezighouden, kwam ik steeds meer dingen tegen die me niet bevielen,’ zegt Holvast. ‘Op het schutblad van het boekje met vragenlijsten moest je je naam, adres en geboortedatum invullen. Er werd naar je gezondheid gevraagd, je handicaps en je levensbeschouwing. Er werden allerlei vragen gesteld waarvan je nu zou zeggen: dat kan helemaal niet. Dus ik heb een notitietje gemaakt en ben daarmee naar Peter Muijlwijk en zijn vriendin Violetta gegaan.’

De Amsterdamse kunstschilder Muijlwijk had op 15 september het initiatief genomen tot de oprichting van het Comité Waakzaamheid Volkstelling, een naam die verwees naar het vooroorlogse antifascistische Comité Waakzaamheid, waarvan de meeste leden betrokken waren bij de PSP. ‘Ik kwam bij Peter thuis,’ vertelt Holvast, ‘en toevallig was er die avond een discussiebijeenkomst. Daar zouden ook prominenten van het CBS bij aanwezig zijn en andere voorstanders van de telling. Toen zei Peter: “Jan, waarom ga je niet samen met mij achter de tafel zitten om als statisticus, als wetenschapper, te vertellen dat die Volkstelling helemaal niet nodig is? Dat je ook met beperkte steekproeven toe kunt. Dan hebben we eindelijk eens nieuwe argumenten.” Vanaf dat ogenblik was ik bijna elke avond op stap.’

De statisticus-anarchist werd overal ontvangen: bij politieke partijen, buurthuizen en verenigingen uit alle lagen van de maatschappij. ‘We hebben zelfs een bijeenkomst gehad op een kasteel,’ zegt Holvast. ‘Ik geloof dat die georganiseerd was door de bedrijvenvereniging Heemstede. Voor de pauze was er een wijnproeverij, in de pauze had je Jan Holvast, en na de pauze was er een recital met een bekende pianist.’

Angstpsychose

Het is opmerkelijk dat de ideeën van een kleine groep anarchistisch georiënteerde actievoerders zo’n breed gehoor konden vinden. Holvast: ‘Ik denk dat met name de dwang om daan de telling deel te nemen daar verantwoordelijk voor was. Je moet niet vergeten dat twee jaar eerder de opkomstplicht bij de verkiezingen was afgeschaft. De burger werd zelfstandig genoeg geacht om te beoordelen of hij zou stemmen. Dan komt diezelfde overheid twee jaar later met een volkstelling, waar je op straffe van een boete aan mee moet doen.

Daar kwam bij dat wij vraagtekens zetten bij de telling. Voorheen waren onderzoeken altijd anoniem geweest. Als je vroeg waarom dit nu niet het geval was, had de overheid geen goed antwoord. Ook op de vraag waar zo’n grootschalig, duur onderzoek voor nodig was, bleef men het antwoord schuldig. En als je als overheid niet met duidelijke, bevredigende antwoorden kunt komen, dan is men eerder geneigd nee te zeggen. Dat zag je ook bij het laatste referendum over de Europese grondwet.’

De protesten tegen de Volkstelling moeten ook in de geest van de tijd worden geplaatst, meent Holvast. ‘We leefden in een periode van weerstand tegen de overheid.’ Wat ook niet hielp was de nog immer heersende regentensfeer bij de ambtenarij. ‘In november vond eindelijk de persconferentie van het CBS plaats,’ vertelt Katus. ‘CBS-directeur Verstege stelde zich, gekleed in krijtstreeppak, op tegenover de pers en zei: “Dames en heren, er heerst onrust in het land over de komende volkstelling, en dat is úw schuld!” De volgende dag verscheen een hoofdredactioneel in de NRC, waarin het CBS op de vingers werd getikt.’

De slag om de burgergunst was daarmee voor het CBS definitief verloren. Zelfs het ‘nieuwtje’ waarmee het CBS de positieve aandacht van de burger hoopte te trekken – de volledige automatisering van de gegevensverwerking – had contraproductief uitgepakt. Volgens Frank Kuitenbrouwer lag hierin zelfs de belangrijkste oorzaak van de ontstane ‘angstpsychose’ waarover de regering inmiddels sprak. ‘Computers waren nieuw, niemand begreep er wat van en dus waren ze eng.’ Holvast beaamt dit: ‘Tegelijkertijd was er ook nog sprake van de invoering van een centraal persoonsnummer. Ook op de vragenlijsten stond een nummer, en ze hadden bovendien de vorm van een ponskaart. “Dus ík ga de computer in?” dachten de mensen. “Wat gebeurt er dan met me?”‘

De herinnering aan de oorlog speelde daarbij een belangrijke rol, menen beide privacydeskundigen. Holvast: ‘Mazirels bewering dat de zigeuners weer naar de concentratiekampen werden afgevoerd als die volkstelling er kwam, heeft mij nooit overtuigd. Maar die zette mensen wel aan het denken.’ Kuitenbrouwer: ‘Onder veel Nederlanders leefde het gevoel dat onze bevolkingsboekhouding in de oorlog een belangrijke rol had gespeeld. De Duitsers waren er jaloers op geweest! Zo brak uiteindelijk de pleuris uit: de protesten tegen de Volkstelling appelleerden aan de herinneringen aan de oorlog en het breed gedragen gevoel dat computers eng zijn.’

Generaal pardon

De protesten tegen de Volkstelling – die was uitgesteld naar 28 februari 1971 – bereikten in januari een hoogtepunt, toen 25 maatschappelijke organisaties opriepen tot een boycot. Op 12 februari deed minister Nelissen van Economische Zaken het parlement, dat pleitte voor verder uitstel, enkele toezeggingen. Zo zouden de gegevens van ‘kwetsbare groepen in de samenleving’ na zes maanden worden vernietigd en zouden kinderen van joden en verzetsstrijders die medewerking weigerden niet worden vervolgd. Een meerderheid van het parlement stemde daarop tegen uitstel. De onrust leek af te nemen: de belangstelling voor de activiteiten van het CMV werd beduidend minder.

Op 28 februari was het totaalaantal weigeraars kleiner dan verwacht: zo’n 250.000 mensen. Niettemin spreekt Holvast van ‘een duidelijke mislukking’ van de telling. ‘De resultaten kwamen veel later beschikbaar dan gepland. Dat had vooral te maken met de gigantische hoeveelheid fouten die de mensen bewust hadden gemaakt.’ Ex-voorlichter Katus ziet dat anders: ‘Er waren fouten gemaakt bij het opstellen van de vragenlijsten, zodat de computer sommige niet-aangestreepte vakjes meetelde. Die kaarten moesten allemaal met de hand nageteld worden; dat heeft ontzettend veel tijd gekost.’ Op 10 augustus organiseerde het CMV voor de weigeraars een ‘dag van de rechten van de mens’. Een dag later liet minister van Justitie Van Agt weten dat zij een generaal pardon kregen.

Door de vertraging waren de gegevens niet meer up-to-date toen ze eindelijk beschikbaar kwamen. ‘De regering heeft uiteindelijk schoorvoetend toegegeven dat de telling geen succes was, en in 1988 is definitief het besluit genomen niet meer op deze wijze een volkstelling te houden,’ zegt Holvast. Toch ziet hij dit niet als het grootste succes van zijn actiegroep. ‘Het belangrijkste is dat er in Nederland een bewustwordingsproces rondom het begrip “privacy” op gang kwam. In 1972 werd de staatscommissie-Koopmans ingesteld, die een algemene privacywetgeving moest voorbereiden.’

Deze commissie, de daaruit voortvloeiende Wet Persoonsregistratie (WPR, nu Wet Bescherming Persoonsgegevens) en de instelling van de Registratiekamer (nu College Bescherming Persoonsgegevens) worden ook door Frank Kuitenbrouwer beschouwd als het belangrijkste resultaat van de ‘stormachtige herfst’ van 1970. ‘Dat gedoe om die WPR was een eindeloos geklier en het resultaat een bureaucratisch gedrocht,’ zegt Kuitenbrouwer, ‘maar toch is er toen een soort privacybewustzijn bij de overheid gecreëerd. Ambtenaren vragen mij nog steeds bezorgd: “Denk je dat er weer zo’n gedonder komt als met de Volkstelling?”‘

KADER

Lau Mazirel

De advocate Laura (‘Lau’) Mazirel (1907-1974) speelde een essentiële rol in de discussie rond de Volkstelling. Vanaf haar ziekbed in Frankrijk bestookte zij de media met kritische brieven en artikelen. Haar persoonlijke geschiedenis gaf Mazirel recht van spreken. Voor de oorlog behandelde ze zaken van vluchtelingen en zette ze zich in voor door de Nederlandse overheid vervolgde homoseksuelen.

Ze reisde naar nazi-Duitsland om er ‘ontluizingskampen’ van woonwagenbewoners te fotograferen en verhief als een der weinigen haar stem tegen de Duitse plannen voor een ‘rassenhygiënische sanering’ van Europa. Tevergeefs trachtte ze de Nederlandse overheid ervan te overtuigen persoonlijke gegevens, zoals geloofsovertuiging, van persoonskaarten te verwijderen.

Tijdens de Duitse bezetting diende haar Amsterdamse advocatenkantoor als dekmantel voor verzetsactiviteiten. Ze was één van de organisatoren achter de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister van 1943 en werd in 1944 gearresteerd maar weer vrijgelaten – haar dossier was zoekgeraakt.

Na de oorlog bleef de lichamelijk sterk verzwakte Mazirel zich inzetten voor migranten, woonwagenbewoners en homoseksuelen. Maar in 1955 moest ze om gezondheidsredenen haar praktijk opgeven. Ze verhuisde naar het Franse platteland, vanwaar ze haar vlammende artikelen en brieven schreef over zaken als de gedwongen assimilatie van Nederlandse woonwagenbewoners. Negen jaar na haar dood richtte oud-Vrij Nederland-redacteur Jan Rogier de Lau Mazirelstichting op, die de rechten van zigeuners moest waarborgen.

Zie ook: www.iisg.nl/bwsa/bios/mazirel.html

KADER

Non-response

Het verzet tegen de Volkstelling was bovenal een zaak van de grote steden in het westen, en dan met name Amsterdam. Dat valt tenminste af te leiden uit de non-response-percentages, verzameld per provincie/grote stad.

Provincies %

Noord-Holland 4,9

Utrecht 3,5

Zuid-Holland 3,2

Groningen 2,5

Friesland 2,0

Limburg 1,5

Gelderland 1,5

Noord-Brabant 1,2

Overijssel 1,0

Zeeland 0,9

Drenthe 0,7

Steden %

Amsterdam 9,4

Utrecht 5,6

Rotterdam 5,1

Den Haag 4,8

MEER INFORMATIE

Boeken

Een brede analyse over hoe de protesten tegen de Volkstelling van ’70-’71 konden uitlopen op zo’n omvangrijk maatschappelijk protest – en uiteindelijk de privacywetgeving – is nog altijd niet verschenen. Een mogelijke inleiding vormt hoofdstuk 5 van het Leidse proefschrift van Jan Holvast, ‘Op weg naar een risicoloze maatschappij?’ De vrijheid van de mens in de informatie-samenleving (1986). Bruikbaarder voor de actualiteit is zijn AWB en bescherming van persoonsgegevens (2004).

Het eveneens Leidse proefschrift Van Joszef Katus, Volkstelling in opspraak. Een studie naar de overheidsvoorlichting met betrekking tot de volkstelling van 1971 (1984), bevat de meest uitgebreide beschrijving van het maatschappelijk protest tegen de Volkstelling. De auteur richt zich in zijn analyse echter voornamelijk, zoals de titel al vermeldt, op het voorlichtingsaspect.

Van Frank Kuitenbrouwer verscheen Databanken tussen burger en bestuur. Bescherming van persoonsgegevens door de overheid (1982). Bekender is zijn boek Het recht om met rust gelaten te worden. Over privacy (1991). Dit vormt een mooie inleiding voor wie meer over het onderwerp privacy wil weten. Kijk ook op www.nrc.nl/dossiers/privacy.

Websites

Voor meer informatie over de Nederlandse volkstellingen, zie: www.volkstelling.nl/nl/volkstelling/jaarview/1971  Op deze site en op www.niwi.knaw.nl/nl/geschiedenis/projectenvolkstel/1970 staat ook een overzicht van de gegevens die bij de volkstelling van 1971 werden verzameld.

Over actuele privacyzaken zie cbpweb.nl of www.bof.nl