Het is een van de meest gehate akkoorden ter wereld: het Verdrag van Sykes-Picot uit 1916, waarmee de Fransen en de Engelsen hun invloedssferen in het Midden-Oosten bepaalden. Maar het werd nooit uitgevoerd. Wat stond erin dat nog steeds furieuze reacties opwekt?
Het is november 1917. De Turkse Ottomanen hebben dit oorlogsjaar al een aantal gevoelige militaire nederlagen moeten slikken. Terwijl hun Duitse en Oostenrijkse bondgenoten de handen meer dan vol hebben aan de eigen frontbesognes, veroveren Brits-Indiase troepen in maart 1917 het Ottomaanse Bagdad. In juli wordt de havenstad Aqaba aan de Rode Zee onder de voet gelopen door een groepje rebelse Arabische stammen, daartoe met goud- en wapenzendingen aangespoord door Britse ‘adviseurs’. En inmiddels rukken, vanuit het zojuist gevallen Gaza, de troepen van generaal Allenby op naar Jeruzalem. Het heeft er veel van weg dat de heilige stad voor Kerstmis in Britse handen valt. Hiermee komt de weg naar Damascus, en uiteindelijk ook Istanboel, open te liggen.
Lenins cadeau’s
Maar dan breekt in de Russische hoofdstad Petrograd voor de tweede maal dat jaar een revolutie uit. Het nieuwe, bolsjewistische regime onder Vladimir Lenin maakt bekend dat het zich onvoorwaardelijk uit de Grote Oorlog zal terugtrekken. De nieuwe regering wil niks meer te maken hebben met de ‘imperialistische machten’ die elkaar sinds de zomer van 1914 wereldwijd met bajonetten, vliegtuigbommen en gifgas te lijf gaan. In de Ottomaanse hoofdstad Istanboel wordt het nieuws van de aangekondigde terugtrekking van het Russische leger, dat een deel van Oost-Anatolië bezet houdt, met ongeloof en hoopvolle opwinding ontvangen. Is dit de reddingsboei die het Ottomaanse Rijk van de naderende ondergang kan redden?
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Het lijkt zeer onwaarschijnlijk – tot de Ottomanen een tweede presentje uit Petrograd krijgen aangereikt. De bolsjewieken zijn in de staatsarchieven gedoken en hebben daar een geheime overeenkomst gevonden: het tot op de dag van vandaag beruchte ‘Verdrag van Sykes-Picot’.
Imperialistische veelvraten
Hoewel de bekendmaking van dit verdrag het uiteindelijke verlies van de Ottomanen in de Grote Oorlog niet zal voorkomen, heeft het verreikende gevolgen. Het zal het imago van het Westen in het Midden-Oosten namelijk eens en voor altijd door het slijk halen.
Wat staat er nu eigenlijk in dit verdrag, dat niet alleen de afgezette tsaar, maar ook de Britse en Franse oorlogsleiders te kijk zet als imperialistische veelvraten?
Om inhoud en gevolg van Sykes-Picot te kunnen begrijpen, is het goed te bedenken dat het geallieerde bondgenootschap in de Eerste Wereldoorlog een typische gelegenheidscoalitie was. Vóór het uitbreken van de Grote Oorlog waren de deelnemers concurrerende koloniale grootmachten. Hun leiders beseften dan ook ten volle dat de oude concurrentiestrijd na de oorlog opnieuw in alle hevigheid zou losbarsten.
De gedachte aan potentiële oorlogsbuit in de vorm van herstelbetalingen, annexaties en nieuwe koloniale bezittingen speelde dan ook vrijwel de gehele oorlog in de achterhoofden van de politici en ambtenaren in Londen, Berlijn en Petrograd – ook al leek een overwinning op de centralen vooralsnog weinig meer dan toekomstmuziek.
De grote buit
Er werd met name likkebaardend gekeken naar het verzwakte Ottomaanse Rijk, dat door geallieerde diplomaten werd aangeduid als ‘de grote buit’. In maart 1915 sloten de drie grootmachten hun eerste overeenkomst. Als Rusland met zijn Zwarte Zee-vloot naar Istanboel zou opstomen, op het moment dat de Engelse en Franse vloot de zuidelijke Dardanellen zouden aanvallen, kon het een prachtige beloning verwachten. Rusland zou alle overgebleven Europese delen van het rijk, inclusief Istanboel, aan zijn grondgebied mogen toevoegen. Zo zou een eeuwenoude wens van de tsaren in vervulling gaan.
De Fransen zouden Ottomaans Syrië – dus inclusief Palestina – en een deel van de zuidelijke mediterrane kustgebieden van Anatolië voor zichzelf mogen houden. Groot-Brittannië reserveerde het restant: Mesopotamië, Egypte en het Arabisch Schiereiland.
Maar de inkt van de overeenkomst was nog niet opgedroogd of de eerste militaire tegenslag diende zich aan. De Turkse tegenstand op het Gallipoli-schiereiland, dat de Britten en Fransen wilden bezetten om met hun oorlogsschepen veilig door de Dardanellen te kunnen opstomen naar Istanboel, was oneindig veel taaier dan verwacht. Na een grondcampagne van maar liefst 259 dagen, waarbij vele tienduizenden soldaten sneuvelden, werd het schiereiland op 9 januari 1916 door de geallieerden geëvacueerd.
Wereldwijde jihad
Al toen de blamage van Gallipoli zich begon af te tekenen, waren de Britten naarstig op zoek gegaan naar steun onder de Arabische inwoners van het Ottomaanse Rijk. Mogelijk waren ze tot een opstand tegen de Turkse sultan-kalief in Istanboel te bewegen? Zo kwamen ze uiteindelijk uit bij sjarief Hoessein, de quasi-autonome emir of ‘prins’ van Mekka. Niet omdat de bejaarde sjarief en zijn vier ambitieuze zonen in militair opzicht iets voorstelden, maar omdat hij als ‘Beschermer van de Heilige Plaatsen’ Mekka en Medina een publicitaire troefkaart van formaat vormde.
Sjarief Hoessein was bovendien, zoals zijn titel van sjarief aangeeft, een veronderstelde nakomeling van de Profeet. Door hem met goud en wapens en de belofte van een eigen ‘Arabisch koninkrijk’ tot een opstand tegen de Ottomaanse sultan-kalief in Istanboel te bewegen, kon de indruk worden weggenomen dat de geallieerden in het Midden-Oosten een oorlog tegen de islam voerden. Dit met het oog op de vele miljoenen moslimonderdanen in India en Noord-Afrika, en de ongemakkelijke omstandigheid dat de Ottomaanse sultan-kalief aan het begin van de oorlog had opgeroepen tot een wereldwijde jihad van moslims tegen hun Franse en Britse koloniale bezetters.
Dat de Britten Hoessein een eigen, ‘onafhankelijk Arabisch Rijk’ toezegden, kon uiteraard tot enige ontsteltenis leiden bij de gewaardeerde Franse bondgenoot. Emir Hoessein werd namelijk in de waan gelaten dat ook Syrië, het Franse deel van ‘de grote buit’, onder dit nieuwe Arabische Rijk zou kunnen vallen. De Fransen werden dan ook niet van de Britse correspondentie met Hoessein op de hoogte gebracht: deze slapende hond mocht niet worden wakker gemaakt. Toch zat de situatie de Britten niet geheel lekker. Ze besloten nogmaals met de Fransen om tafel te gaan zitten, om de invloedssferen eens en voor altijd af te bakenen, al was het maar voor de vorm.
Picot en Sykes
De Fransen schoven François George-Picot, de voormalige Franse consul-generaal in Beiroet, voor de onderhandelingen naar voren. Dit was dezelfde man die eerder Arabische nationalisten in Syrië tot een bondgenootschap tegen de Ottomanen had proberen te bewegen. George-Picot was zo onvoorzichtig geweest de verslagen van deze ontmoetingen bij het uitbreken van de oorlog in het consulaat achter te laten. Het overgrote deel van de betrokken Arabische nationalisten was door de Ottomaanse autoriteiten in Syrië opgehangen.
De Britten kwamen op de proppen met sir Tatton Benvenuto Mark Sykes, de zesde baronet van Sledmere. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zat de op dat moment 35-jarige Mark Sykes als Conservatieve vertegenwoordiger voor Hull in het Britse Parlement. Maar hij was geen beroepspoliticus; steenrijke aristocraten als Sykes hadden geen ‘beroep’ — het idee! — maar enkel een ‘roeping’.
Gelukkig had de wispelturige Mark Sykes vele roepingen. Wanneer hij niet aan het uitvinden was, schreef hij boeken of tekende hij verdienstelijke spotprenten, ging hij op veldtocht in Afrika of op avontuur in het voor de oorlog nog buitengewoon uitgestrekte Ottomaanse Rijk. Vanwege die laatste prijzige hobby, zijn uitgebreide vriendennetwerk en zijn ontwapende charme was de jonge baronet begin 1915 aangesteld tot regeringsadviseur voor het Midden-Oosten.
De twee kwamen in januari 1916 in het grootste geheim bij elkaar, volgens de overlevering met een grote kaart van het Midden-Oosten voor zich uitgespreid, het potlood in de hand om het Ottomaanse Rijk in onderlinge ‘invloedssferen’ te verdelen. Hoewel vaak wordt beweerd dat Sykes en George-Picot de artificiële grenzen van de huidige staten in het Midden-Oosten trokken, had het resultaat van hun onderhandelingen weinig gemeen met de regiokaart zoals wij die nu kennen.
Bedonderd en verraden
Zo arceerde George-Picot met zijn blauwe potlood het Ottomaanse kustgebied van Mersin, in het huidige Turkije, tot aan Tyre in het moderne Libanon: dit zou onder ‘direct bestuur’ van Parijs komen te vallen. Het binnenland van het huidige Syrië en de Ottomaanse provincie Mosul, in het huidige Irak, zouden de Fransen ‘indirect’ gaan besturen. Sykes arceerde intussen, in Empire-red, de Ottomaanse provincies Bagdad en Basra, plus het aangrenzende kustgebied van de Perzische Golf van Koeweit tot aan het huidige Qatar. Het potlood van Mark Sykes kende Groot-Brittannië verder indirecte controle toe over een uitgestrekt gebied van de Negev-woestijn in het huidige Israël tot aan de grenzen van Perzië.
Het overgrote deel van het huidige Israël/Palestina zou onder internationaal bestuur komen te vallen, en kreeg daarom een onbestemde bruine kleur. Nu was het alleen nog wachten op de instemming van de Russen. Die kwam er na een bevestiging van de eerdere Russische aanspraken op Istanboel en omringende gebieden plús het bezette oosten van Anatolië.
Toen de Britse liaisonofficieren van emir Hoessein maanden later lucht kregen van het geheime verdrag, voelden ze zich bedonderd.
De rest van de wereld zou dus pas in november 1917 kennismaken met Sykes-Picot. Ongelukkig genoeg was dat dezelfde maand waarin de Britse minister Balfour zijn al even beruchte belofte aan de zionisten de wijde wereld in stuurde. Hij zegde hun een ‘nationaal tehuis’ in Palestina toe.
Westerse arrogantie
De Arabische nationalisten in het Ottomaanse Rijk voelden zich dubbel en dwars verraden, hoewel slechts weinigen van hen warme gevoelens koesterden voor de autocratische sjarief Hoessein en zijn zonen. De meesten waren slechts bereid geweest tot een tijdelijk verbond tegen de Ottomanen, in afwachting van een werkelijk soevereine Arabische staat met een democratisch bestuur.
Dat was, zoals inmiddels bekend, een luchtkasteel. Na de definitieve geallieerde overwinning op de centralen, eind 1918, was elke noodzaak tot concessies aan inheemse partijen vervlogen. In 1919 vonden in Parijs de definitieve onderhandelingen tussen de triomferende grootmachten plaats over de onderlinge verdeling van het verslagen Ottomaanse Rijk. Sykes-Picot vormde daarbij slechts een referentiekader – doorslaggevender was de situatie te velde. Zo kreeg Groot-Brittannië het mandaat over ‘bevrijd Palestina’, omdat het daar al met troepen aanwezig was – hetzelfde gold voor het mogelijk olierijke Noord-Irak, dat door de Britten ter elfder ure op de Ottomanen was veroverd. Van alle mooie woorden over het recht op zelfbeschikking bleef slechts een echo over.
Wat dat betreft is Sykes-Picot met recht uitgegroeid tot een symbool van westerse inhaligheid, onverantwoordelijkheid en arrogantie ten aanzien van de Arabische wereld – ook al is het nooit uitgevoerd.
Ook IS verwijst naar omstreden verdrag
Op 29 juni 2014 riep de terreurgroep IS (toen nog ISIS) in het Noord-Iraakse Mosul een nieuw ‘kalifaat’ uit. De triomfantelijke aankondiging in de moskee van Saladin werd vergezeld van een video, via sociale media verspreid, waarin de triomfantelijke vernietiging van de grensposten tussen Syrië en Irak werd getoond. De titel luidde Het einde van Sykes-Picot. Begeleidende tekst van de Arabische versie: ‘De grenzen zullen van de kaart worden geveegd, en uit onze harten worden verwijderd.’
Voor IS en zijn aanhangers staat Sykes-Picot onder meer symbool voor de huidige verdeeldheid van de wereldwijde moslimgemeenschap of oemma. Deze zou door het Westen, mede uit angst voor de islam, in individuele staten zijn opgedeeld. Daarmee speelt de terreurgroep handig in op sentimenten en overtuigingen die onder een deel van de hedendaagse moslims leven.
Spaghetti van akkoorden
Dat de huidige grenzen in het Midden-Oosten vaak abusievelijk aan Sykes-Picot worden toegeschreven is niet zo heel gek. De geallieerden creëerden tijdens de oorlog een onontwarbare spaghetti van tijdelijke, opportunistische overeenkomsten die elkaar onderling flink in de weg zaten.
Ook de langdurige onderhandelingen in Parijs, in 1919, leverden geen definitief uitsluitsel op. Zo moest de opdeling van het ‘Turkse’ deel van het Ottomaanse Rijk, geformaliseerd in San Remo in 1920, alweer snel worden herzien. Pas in 1923, tijdens de Conferentie van Lausanne, kreeg Turkije zijn voor ons herkenbare vorm. Maar ook dat was niet definitief: in 1936 kreeg Turkije van de westerse machten nog een flink deel van Syrië toegeschoven.
Meer weten
- De Arabieren. Een geschiedenis (2011) van Eugene Rogan is een standaardwerk over de geschiedenis van het Midden-Oosten.
- The Fall of the Ottomans. The Great War in the Middle East, 1914-1920 (2015) van Eugene Rogan.
- Promises and Betrayals – Middle East (2013) documentaire van The History Channel op YouTube.com.