Home Het ontstaan van de marechaussee

Het ontstaan van de marechaussee

  • Gepubliceerd op: 27 november 2014
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Herman Roozenbeek

Na het vertrek van de Fransen ontstond in de Zuidelijke Nederlanden in 1814 een eigen politiedienst: de marechaussee. Dit korps had al snel succes. ‘Gods eigen Wapen’ bleek een geschikt instrument om boeven te vangen.

 
De Koninklijke Marechaussee staat bekend als het korps dat op Schiphol – en vroeger ook aan de landsgrenzen – de paspoorten controleert. Voormalige dienstplichtige militairen kennen de marechaussees vaak onder weinig vleiende bijnamen als ‘matennaaiers’ en ‘kalkemmers’ (vanwege hun witte helmen), omdat het politiekorps de impopulaire taak had – en heeft – om op de handhaving van tucht en discipline binnen de krijgsmacht toe te zien. Anderen zullen zich de Koninklijke Marechaussee vooral herinneren vanwege de bijstand die zij tijdens grootschalige rellen in de jaren zestig, zeventig en tachtig aan de politie in Amsterdam en andere steden leverde. Tijdens de recente politietrainingsmissie in Kunduz liet de Koninklijke Marechaussee zich van een andere kant zien: ze trainde de Afghaanse politie. Kortom, de marechaussee is een onderdeel van de krijgsmacht met vele gezichten, dat militaire en politietaken in zich verenigt.

Napoleon gebruikte de Gendarmerie Impériale om de bevolking eronder te houden

De Koninklijke Marechaussee bestaat in 2014 formeel tweehonderd jaar, aanvankelijk als wapen van de Koninklijke Landmacht – vaak ‘het Wapen’ of zelfs ‘Gods eigen Wapen’ genoemd – en sinds 1998 als zelfstandig krijgsmachtdeel. Soortgelijke militaire politiekorpsen worden in andere landen vaak met de term ‘gendarmerie’ aangeduid. Dit model is afkomstig uit Frankrijk, waar zich sinds de Middeleeuwen een centraal georganiseerd bereden politiekorps met militaire status ontwikkelde dat op het onveilige platteland tegen plunderende deserteurs en struikrovers optrad. Het droeg aanvankelijk de naam maréchaussée, maar na de Franse Revolutie keerde het korps als gendarmerie terug.

De Franse revolutionaire legers exporteerden deze instelling naar andere Europese landen die zij onder hun gezag brachten, zoals in 1795 naar de Zuidelijke en in 1805 naar de Noordelijke Nederlanden. Vooral Napoleon maakte van zijn Gendarmerie Impériale gebruik om de bevolking in zijn rijk onder de duim te houden, bijvoorbeeld om ontduiking van de dienstplicht tegen te gaan. Het korps kreeg hierdoor bij de bevolking een slechte naam.
 
In 1813 herkregen de Noordelijke Nederlanden onder soeverein vorst Willem Frederik, de latere koning Willem I, hun onafhankelijkheid. Daarna werd de regeling van de politiezorg hier geheel aan de gemeenten overgelaten. Na de slechte ervaringen in de Franse tijd wilden de Noordelijke Nederlanden geen centraal georganiseerd politiekorps. Geheel anders verliep het in de Zuidelijke Nederlanden, waar de gendarmerie meer ingeburgerd was geraakt. Hier ontstond een korps dat de rol van de Franse gendarmerie moest overnemen en bestemd was ‘om de orde en de openbare rust te handhaven’. Toch werd ook hier geprobeerd om associaties met het Franse machtsinstrument zo veel mogelijk te vermijden. Het korps kreeg daarom de oude naam maréchaussée, terwijl de uitmonstering leek op die van korpsen die kort voor de Franse inval van 1795 in de Zuidelijke Nederlanden hadden bestaan.

Toen Willem Frederik in 1814 het bestuur over de Zuidelijke Nederlanden overnam, was de organisatie van de marechaussee er nog verre van voltooid. De commissaris-generaal van Oorlog in de Zuidelijke Nederlanden, luitenant-generaal jonkheer Jan Willem Janssens, informeerde Willem Frederik hierover op 11 oktober 1814: ‘De dienst van de marechaussee is zeer kwijnend, haar tegenwoordige samenstelling is slecht en er mankeren de meest noodzakelijke dingen. Als er niet spoedig verbetering wordt gebracht, zal zij schadelijk zijn in plaats van een weldaad voor het land, zoals men van het wapen kan verwachten.’

Twee weken later, op 24 oktober, diende Janssens een voorstel in voor een grondige reorganisatie van het korps. Gezien de slechte naam die de marechaussee in de voorafgaande maanden had gekregen, stelde hij voor het nieuwe korps weer gendarmerie te noemen. ‘Dit is een Franse nabootsing,’ gaf hij toe, ‘maar ik kan er geen nieuwe voor vinden, die beter zou zijn.’ Ook Willem Frederik kon geen beter alternatief bedenken, maar verkoos toch de naam ‘marechaussée’ boven de nog veel meer beladen benaming ‘gendarmerie’. Nadat hij deze wijziging in het voorstel had aangebracht, ondertekende de prins op 26 oktober 1814 het besluit, dat uitsluitend op de zuidelijke provincies van zijn rijk (‘les provinces de la Belgique’) betrekking had.

Limburg was voorlopig nog buiten de regeling van de marechaussee gelaten, omdat dit gebied, dat ook door Pruisen werd geclaimd, nog niet aan Willem Frederik was toegewezen. Pas in het voorjaar van 1815, onder de dreiging van de terugkeer van Napoleon, kwam hier eveneens een compagnie marechaussee van de grond. Nadat een plan om het korps in de gehele Noordelijke Nederlanden in te voeren vanwege de financiële consequenties schipbreuk had geleden, kwam er in 1818 nog wel een compagnie in Noord-Brabant. Nu de marechaussee ook in deze provincie actief was, konden misdadigers en deserteurs uit de zuidelijke provincies moeilijker hun toevlucht zoeken in de Brabantse bossen. In het gehele gebied ten zuiden van de grote rivieren was vanaf dat moment de marechaussee present.

Sinds Willem Frederik in maart 1815 koning van de Verenigde Nederlanden was geworden, werd het korps overigens steeds vaker als Koninklijke Marechaussee aangeduid. Hieraan lag geen formeel besluit ten grondslag, maar binnen enkele jaren was de nieuwe benaming volledig ingeburgerd, ook in officiële correspondentie.
 
Gendarmeriekorpsen zoals de marechaussee onderscheidden zich van de gewone, civiele politie door hun militaire tucht en discipline, betere organisatie en bewapening, en grotere mobiliteit. Zij waren daarom bij uitstek geschikt om tegen gewapende roversbenden op te treden. Een kenmerkend voorbeeld deed zich in juni 1816 voor in West-Vlaanderen, waar de omgeving van Diksmuide werd geplaagd door een serie ‘aanmerkelijke diefstallen […] met inklimming, braak en zelfs gewelddadigheden tegen sommige personen’. Enkele ‘zeer ter kwaden naam staande lieden’ werden van deze misdrijven verdacht, maar de lokale politie durfde geen actie tegen hen te ondernemen.

De verdachten woonden aan de rand van het zogeheten Vrijbos bij Houthulst, dat in de Franse tijd bekendstond als een toevluchtsoord voor deserteurs en misdadigers. Om bewijsmateriaal te verzamelen, organiseerde de marechausseecompagnie in de provincie een grote actie waarbij de woningen van de verdachten gelijktijdig werden omsingeld en doorzocht. Hierbij waren 25 marechaussees en zo’n honderd boswachters betrokken. De actie leidde tot de arrestatie van 21 personen, van wie de meesten door hun slachtoffers, die naar de omgeving van het bos waren geroepen, werden geïdentificeerd. Anderen konden worden aangehouden omdat zij gestolen goederen in hun bezit hadden.

Een dergelijk optreden was kenmerkend voor de marechaussee. Een paar maanden later trad het korps ten zuiden van Brussel zelfs op nog grotere schaal op in het Zoniënwoud. Ook dit was een toevluchtsoord voor struikrovers, die niet alleen de wegen door het bos onveilig maakten, maar ook steeds vaker daarbuiten actief waren. In de nacht van 29 op 30 augustus trok een troepenmacht van vierhonderd marechaussees en soldaten onder leiding van de compagniescommandant van de marechaussee door het woud. Rond zeven uur ’s ochtends kwamen de troepen samen bij het verzamelpunt Waterloo, waar ruim een jaar eerder het lot van Napoleon was bezegeld. De marechaussees hadden circa veertig verdachten opgepakt, die ter plaatse door de officieren van het korps werden ondervraagd en onderzocht. Enkele onschuldigen gingen vrijuit, maar de rest werd aan justitie overgeleverd. Onder de gearresteerden bevonden zich twee tot dwangarbeid veroordeelde misdadigers, die uit gevangenschap hadden weten te ontsnappen.

Er ontstond een gevecht tussen bandieten met messen en marechaussees met vuurwapens

 Hoewel de marechaussee bij uitstek als plattelandspolitie fungeerde, kon zij effectief opereren in steden. Dat bleek bijvoorbeeld in 1824, toen de marechausseecompagnie van Oost-Vlaanderen gedetailleerde informatie in handen kreeg over een complot van drie criminelen om een koopvrouw in Aalst te vermoorden en van haar rijkdommen te beroven. Luitenant Karel Mancel bedacht een riskant plan om de misdadigers, die zich in Gent van wapens hadden voorzien, op heterdaad te betrappen. Nadat hij de koopvrouw en haar dienstbode in veiligheid had gebracht, stelden de marechausseeluitenant en zijn manschappen zich verdekt in het huis op. Een hoofdrol was weggelegd voor de vrouw van een van de marechaussees, die zich als de dienstbode voordeed ‘ten einde alzoo de moordenaars des te beter in den strik te doen vallen’. De opzet slaagde: nadat de zogenaamde dienstbode de deur voor de misdadigers had geopend, trokken zij hun wapens en probeerden haar te dwingen te vertellen waar de koopvrouw haar geld had opgeborgen. Op dat moment sprongen de marechaussees uit hun schuilplaats naar voren, waarna ze de overvallers wisten te overrompelen.

In het Noord-Brabantse Sint-Michielsgestel trad de marechaussee twee jaar later opnieuw als arrestatieteam avant la lettre op. Net als in Aalst was de boze opzet van enkele criminelen ‘door onvermoeide nasporing’ bekend geworden. Onder leiding van wachtmeester A. Keijzer postten de leden van de brigade Boxtel in de buurt van het huis waar zou worden ingebroken. Om niet op te vallen droegen ze boerenkielen over hun uniform (het zogeheten ‘verdekte tenue’). Nadat de vijf inbrekers rond één uur ’s nacht waren gearriveerd, wachtten de marechaussees totdat ze met hun buit naar buiten kwamen. Daarna ontstond een fel gevecht tussen de bandieten, die zich met messen teweerstelden, en de marechaussees, die hun vuurwapens gebruikten. Een van de misdadigers raakte hierbij dodelijk gewond; een ander werd, na buiten gevecht te zijn gesteld, door de marechaussees ter plaatse ingerekend. De drie anderen wisten te ontkomen, maar waren herkend en konden later alsnog worden opgepakt. Naderhand wist de marechaussee niet alleen een groot aantal gestolen goederen van andere inbraken te achterhalen, maar het vervolgonderzoek bracht ook andere leden van een omvangrijke bende ‘gaauwdieven’ in het vizier.
 
Naast de opsporing van misdadigers en in het algemeen de handhaving van de wet had de marechaussee ook de taak parketdiensten te verrichten, die in de Noordelijke Nederlanden door gerechtsdienaren werden vervuld. Het uitgebreide netwerk van marechausseebrigades was uitermate geschikt voor het transport van gevangenen, die tijdens de zogeheten correspondenties – gereguleerde ontmoetingen van personeel van aan elkaar grenzende marechausseebrigades – van de ene aan de andere brigade werden overgedragen. Dit systeem raakte pas na de opkomst van de trein in onbruik.

Tot de parketdiensten behoorde ook toezicht houden tijdens zittingen van de gerechtshoven. Hoezeer dat noodzakelijk was, ondervond het personeel van de compagnie van Luxemburg in januari 1828 tijdens de berechting van een zeer sterke en al even driftige man die werd verdacht van verscheidene geweldsmisdrijven, onder meer tegen zijn vrouw en dochter. Nadat de rechters – tegen het advies van de marechaussee in – hadden bevolen de verdachte de handboeien af te nemen, kwam deze onmiddellijk in opstand. Hij wierp de marechaussees die hem begeleidden tegen de grond en viel de rechters aan, die zich maar net op tijd in veiligheid konden brengen. De marechaussees wisten hem met veel moeite weer onder controle te krijgen. Ze waren normaal gesproken met sabels bewapend, maar die waren juist weggenomen om te voorkomen dat deze wapens in handen van de verdachte zouden vallen. Uiteindelijk kon het proces pas na enkele maanden worden afgerond, waarbij de getuigen voor de zekerheid achter gesloten deuren werden gehoord. De geweldenaar kreeg levenslange dwangarbeid opgelegd.

De militaire taken, die tegenwoordig een belangrijk deel van het takenpakket van de Koninklijke Marechaussee uitmaken, waren destijds van ondergeschikt belang. Deze zouden pas tijdens de oorlogshandelingen rond de afscheiding van België in de jaren 1830-1839 meer op de voorgrond treden. Wel had de marechaussee de taak om deserteurs en onwillige dienstplichtigen op te pakken en vechtpartijen tussen militairen van verschillende eenheden te beëindigen. Het kon daarbij vaak hard toegaan, zoals in april 1819 in de omgeving van Brussel, toen verschillende groepen soldaten elkaar met sabels, bajonetten en stenen te lijf gingen. De in groten getale opgetrommelde marechaussee wist de orde te herstellen, waarbij zeven raddraaiers in het cachot belandden.
 
Het tien compagnieën tellende korps Koninklijke Marechaussee viel eind 1830 tijdens de Belgische Opstand uiteen. De enige compagnie die nagenoeg integraal voor Willem I behouden bleef, was die van Noord-Brabant. Een paar honderd Vlaamstalige marechaussees kozen eveneens voor het Noorden, maar het merendeel van de Belgische compagnieën sloot zich bij de Opstand aan. Dat gold ook voor de compagnie van Limburg, met uitzondering van een detachement Koninklijke Marechaussee in Maastricht, dat in Nederlandse handen bleef. De nieuwe regering in België handhaafde in oktober 1830 weliswaar de marechaussee-organisatie, maar veranderde de naam weer in Gendarmerie Nationale. Het korps voerde zijn traditie bovendien verder terug dan de jaren van het Verenigd Koninkrijk, namelijk tot 1796. In 2001 kwam een einde aan het bestaan van de Belgische gendarmerie, die sinds 1925 in het Vlaams als Rijkswacht werd aangeduid.

In Nederland bleef de Koninklijke Marechaussee nog lange tijd een verschijnsel van beneden de grote rivieren. Nadat in 1839 de compagnie van Limburg opnieuw was opgericht, duurde het nog vijftig jaar voordat het korps zich geleidelijk over de rest van het land begon uit te breiden.
 
Dit is het eerste artikel in een reeks in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Het NIMH maakt deel uit van het ministerie van Defensie. Het is een kennis- en onderzoekscentrum op het gebied van de Nederlandse militaire geschiedenis. Het instituut publiceert wetenschappelijke studies en beheert een militair-historische collectie met documenten, foto’s en films. Zie www.defensie.nl/nimh.
 
Jubileumboek over
200 jaar marechaussee

 
Ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van de Koninklijke Marechaussee schreven Herman Roozenbeek, Jeoffrey van Woensel en Frank Bethlehem, alle drie verbonden aan het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, een jubileumboek: Een krachtig instrument. De Koninklijke Marechaussee 1814-2014 (Uitgeverij Boom, € 29,90). Met een smartphone of tablet zijn tientallen aan het boek gekoppelde filmfragmenten te bekijken.
 
Meer lezen
Naast het jubileumboek Een krachtig instrument van Herman Roozenbeek e.a. is De geschiedenis van het Wapen der Koninklijke Marechaussee (1990) van Wouter van den Hoek een waardevol overzichtswerk voor de periode tot kort na de Tweede Wereldoorlog. Cyrille Fijnaut en Jos Smeets besteden met Een staatsinstelling in de maalstroom van de geschiedenis (2007) respectievelijk Verdeeldheid en eenheid in het rijkspolitieapparaat (2007), beide in de reeks De geschiedenis van de Nederlandse politie, aandacht aan de Koninklijke Marechaussee. Clive Emsley, Gendarmes and the State in Nineteenth-Century Europe (1999) gaat in op de gemeenschappelijke herkomst van de Koninklijke Marechaussee en andere Europese gendarmeriekorpsen.
 
Op 26 oktober 1814 ondertekende de latere koning Willem I de oprichtingsakte. Hij streepte de naam Gendarmerie door en maakte er Marechaussee van. Bekijk de oprichtingsakte via historischnieuwsblad.nl/links.
 
Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie presenteert op zijn website een fotoreeks over 200 jaar Marechaussee. Op historischnieuwsblad.nl/links vindt u een link naar de fotoserie.
 
In februari 1981 leidde de ontruiming van een aantal kraakpanden in Nijmegen tot grootschalige ongeregeldheden. Voor de ontruiming werd de Koninklijke Marechaussee ingezet. Lees het artikel ‘Marechaussee de straat op’ op historischnieuwsblad.nl/links.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.