De flaneur is een hartstochtelijk toeschouwer van het straatleven. Flaneren levert nergens zoveel mooie verhalen op als in Parijs. Luc Sante schrijft in Het andere Parijs over de onderkant van deze immer tot de verbeelding sprekende stad.
Over de straatschoffies, de hoeren, de oplichters en andere figuren die in de marge leven.
Grote nadruk ligt natuurlijk op de Zone, de rafelrand van Parijs iets minder ver van het centrum dan de banlieu, waar je in de negentiende eeuw naartoe trok als de politie je zocht. In de jaren twintig van de vorige eeuw maakte Eugène Atget foto’s van prostituees op leeftijd die voor hun vervallen huisjes zaten in de Zone. Maar ook nu nog bestaan er landloperskampen, krotten en tentjes opgebouwd uit afval – kijk maar eens langs de Périphérique vlak voordat je Parijs in rijdt.
Al vanaf de negentiende eeuw wordt de schemerwereld van de clochards geïdealiseerd. De bourgeoisie ging zelf rondneuzen in achterbuurten ‒ de oorspronkelijk betekenis van het woord encanailleren ‒, waar het leven zich op straat afspeelde. Sante geeft een prachtige sociologie van de onderklasse van de import-Parijzenaars: Normandiërs hielden zich in leven door tweedehands kleren te verhandelen, Auvergnats met schroot en Savooiaarden zijn traditiegetrouw schoorsteenvegers.
Camelots
Beoefenaren van straatberoepen (sokkenstoppers, zilverpoetsers, slangenmensen) heetten in het Frans camelots, wat voor politiemannen eind negentiende eeuw ook betekende: zakkenroller, pooier of oplichter. Het oudste straatberoep, handelsmerk van Parijs, krijgt een apart hoofdstuk. Opvallendste illustratie hier is een carte de visite uit 1865, waarop een foto van een dame die koket een vinger tegen haar neuspuntje zet terwijl ze potentiële klanten een royaal zicht op haar zwaar behaarde kruis gunt.
De keurige Parijzenaar blijkt een grote sympathie te hebben voor de kansarme misdadiger
Een boeiend hoofdstuk in dit tegelijkertijd studieuze, maar ook rijk geïllustreerde boek gaat over de tweeslachtige houding die de Parijzenaars ten aanzien van criminaliteit aannamen. Sante geeft een overzicht van auteurs die uit eigen ervaring over moord en diefstal schreven, van de alom gevierde vijftiende-eeuwse dichter en vagebond Franҫois Villon tot aan Auguste le Breton met zijn autobiografische misdaadroman La Loi des Rues uit 1955. De keurige Parijzenaar blijkt een grote sympathie te hebben voor de kansarme misdadiger die schuldeisers of overheidsdienaren te slim af is.
Het andere Parijs biedt ons de geschiedenis van het leven op straat. Als je het leest krijg je een onweerstaanbare zin om te gaan flaneren, bijvoorbeeld naar het Parc de Buttes Chaumont, van waaruit je nog de plek kunt zien die tot in de zeventiende eeuw als het gemeentelijke galgencomplex fungeerde.
Hans Renders is directeur van het Biografie Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees