In de twintigste eeuw verdwenen in Nederland talloze architectonische hoogstandjes. Door bombardementen of door brand. En vooral in de jaren zestig en zeventig moesten historische binnensteden plaatsmaken voor betonnen dozen en zakencentra.
Paleis voor Volksvlijt – Amsterdam
Arts en projectontwikkelaar Samuel Sarphati kwam in 1859 op het idee om aan het Frederiksplein in Amsterdam een gigantisch glazen tentoonstellingsgebouw neer te zetten. Hij liet zich inspireren door het Londense Crystal Palace, dat acht jaar eerder was gebouwd voor de wereldtentoonstelling. Sarphati gaf architect Cornelis Outshoorn de opdracht iets soortgelijks te ontwerpen en in 1864 opende prins Frederik het architectonische hoogstandje.
Meer beeldessays bekijken? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Het gebouw stond aanvankelijk op een open veld aan de rand van de stad; de bouw van de aangrenzende wijk De Pijp moest nog beginnen. Het Paleis voor Volksvlijt was geliefd onder Amsterdammers. Er vonden toneelstukken, concerten en tentoonstellingen plaats. In 1929 brandde het gebouw af, vermoedelijk door een ongeluk in de keuken. Eén galerij overleefde de brand, toch vestigde het stadsbestuur in 1968 op die plaats het nieuwe kantoor van De Nederlandsche Bank. In september 2023 ging de gemeenteraad akkoord met het voorstel om het Paleis te herbouwen in Amsterdam Zuid-Oost.
Stationsgebouw Hofplein – Rotterdam
Het bombardement van 14 mei 1940 verwoestte in een kwartier de binnenstad van Rotterdam. Maar liefst 24.000 woningen werden weggevaagd. Na de oorlog kon het stadsbestuur de stad herbouwen volgens plannen die al in de jaren dertig klaarlagen. Bij de modernisering verdween een veel groter deel van de stad dan alleen het getroffen centrum.
Door het bombardement sneuvelde onder meer het stationsgebouw aan het Hofplein. Het station diende tot dan toe als eindpunt van de Hofpleinlijn, onderdeel van de Zuid-Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij (ZHESM). Het gebouw, ontworpen in art-nouveaustijl door de Rotterdamse architect J.P Stok, bevatte niet alleen een ontvangsthal, maar ook het beroemde café-restaurant Loos. In 1956 ontwierp spoorbouwmeester Sybold van Ravesteyn een modern, zakelijk stationsgebouw dat de plaats van de oude stationshal moest innemen. In 1990 verdween ook zijn bouwwerk om ruimte maken voor de spoortunnel onder de Blaak.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Dierentuingebouw – Den Haag
Toen Amsterdam en Rotterdam in respectievelijk 1838 en 1857 hun eigen dierentuinen kregen, kon Den Haag niet achterblijven. Dierentuinen golden nog niet als familie-attracties, maar deden vooral dienst als verzamelingen exotische plant- en diersoorten. De architecten J.W. Bosboom en Herman Wesstra ontwierpen het entreegebouw in opdracht van het Koninklijk Zoölogisch en Botanisch Genootschap. In 1863 opende de Haagse dierentuin zijn deuren.
Het bouwwerk, dat de Hagenezen al snel omdoopten tot het ‘Moorse Paleis’ vanwege de Moorse architectuurstijl, deed ook dienst als expositieruimte en theater. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verwelkomde het park een groot aantal wilde dieren die vanwege de vernietiging van de Rotterdamse Diergaarde een nieuw onderkomen nodig hadden. Ze konden maar kort blijven: vanwege de aanleg van de Atlantikwall moest het park voorgoed zijn deuren sluiten. Na de oorlog functioneerde het alleen nog als evenementenhal. In 1968 besloot het stadsbestuur het bouwwerk te slopen om ruimte te maken voor de parkeerplaats van het huidige provinciehuis.
Fruithal en korenbeurs – Utrecht
In het Utrechtse stationsgebied is veel gesloopt. Voor de bouw van de fruithal en de korenbeurs moesten de laatste resten van kasteel Vredenburg worden verwijderd. Architect F.J. Nieuwenhuis ontwierp in 1894 nieuwe markthallen die onderdak boden aan handelaren in graan, groenten en fruit. Tussen de gebouwen vonden kermissen met wilde dieren en filmvoorstellingen plaats.
De hallen was geen lang leven beschoren. In 1917 bood de fruithal onderdak aan de eerste Utrechtse Jaarbeurs en besloot de gemeente de hal te slopen om ruimte te maken voor een groter Jaarbeursgebouw. Dat gebouw ging in 1970 plat voor de aanleg van het winkelcentrum Hoog Catharijne en het Muziekcentrum. In 2007 moest ook het Muziekcentrum plaatsmaken voor de huidige bestemming: TivoliVredenburg.
Scholtenhuis – Groningen
Industrieel Willem Albert Scholten werd zo rijk met zijn suikerfabriek dat hij een groot herenhuis kon laten bouwen aan de Grote Markt in Groningen. Om plaats te maken voor dat optrekje moesten drie monumentale panden in 1878 worden gesloopt. Omdat de bewoners daarvan geen zin hadden om te vertrekken, wachtte Scholten tot ze allemaal overleden waren.
In 1940 moesten Scholtens nakomelingen het pand verlaten omdat het hoofdkwartier van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst erin trok. Groningers noemden het Scholtenhuis het ‘voorportaal van de hel’ vanwege de honderden verzetsmensen die er onder leiding van SD’er Robert Lehnhoff hun einde vonden. Tijdens de bevrijding schoten de Canadezen het pand kapot en brandde het volledig af.
Sinds 1954 huisvest deze plek het sociëteitsgebouw Mutua Fides van het studentencorps Vindicat atque Polit, dat door de herinrichting van de Grote Markt in 2014 een compleet nieuw gebouw kreeg. De Naberstraat vlakbij herinnert nog aan verzetsstrijder Caspar Naber, die zelfmoord pleegde door uit het zolderraam van het Scholtenhuis te springen om verdere martelingen te voorkomen.
Station Nijmegen – Nijmegen
Nijmegen moest lang wachten op een spoorverbinding met de rest van het land. De stad was alleen verbonden met het Duitse Kleef. Op de plek van het huidige Concertgebouw de Vereeniging stond het stationsgebouw. Lange tijd zag het stadsbestuur het nut van een nationale spoorverbinding niet in. Bovendien zou de stad dan een dure brug over de waal moeten laten bouwen.
In 1879 kreeg Nijmegen toch een aansluiting met het binnenlandse spoornetwerk – als laatste stad met meer dan 20.000 inwoners. In 1894 ontwierp rijksbouwmeester C.H. Peters het stationsgebouw in Hollandse Renaissancestijl. Het heeft veel weg een ander beroemd bouwwerk van Peters: het voormalige hoofdpostkantoor in Amsterdam.
Het geallieerde vergissingsbombardement op 22 februari 1944 vernietigde de stationshal en nagenoeg het hele historische centrum van Nijmegen. Het was dodelijkste bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland; minstens 800 burgers kwamen om. Sybold van Ravesteyn ontwierp in 1954 het huidige Florentijnse stationsgebouw. Alleen de gevels langs de spoorlijn en de kapconstructie herinneren nog aan het oude bouwwerk.
Van Dishoeckhuis – Vlissingen
Niet alleen negentiende-eeuwse panden waren het slachtoffer van sloopgeweld: ook bouwwerken uit de achttiende eeuw moesten soms plaatsmaken voor nieuwbouw. Bijvoorbeeld het stadspaleis dat de rijke Anthoni Pieter van Dishoeck in 1733 liet bouwen aan de Houtkade in Vlissingen. Het was een ontwerp van de Antwerpse architect Jan Pieter van Baurscheidt de Jonge. Toen Van Dishoeck in 1730 in de raad van Vlissingen stapte en negen jaar later burgemeester werd, raakte het pand verbonden met de politiek.
In 1803 moest de toenmalige bewoner zijn huis beschikbaar stellen voor Napoleon, die een bezoekje bracht aan de stad. Een bombardement tijdens de Engelse aanval op Walcheren van 1809 vernielde het Vlissingse stadshuis volledig, waardoor het Van Dishoeckhuis na het vertrek van de Fransen in 1814 dienst deed als stadshuis. In 1965 trok het gemeentebestuur in een pand aan het stadshuisplein. Het stadspaleis verloederde en in 1986 ging het tegen de vlakte om ruimte te maken voor een parkeerplaats.
V&D-gebouw – Eindhoven
Ook Eindhoven heeft veel geleden onder bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toch waren bommen niet de enige oorzaak dat historische gebouwen verdwenen. Zo ging het voormalige winkelpand van V&D door een sloopkogel tegen de vlakte. De Nederlandse warenhuisketen had zich al in 1908 op de hoek van de Rechtestraat en de Vrijstraat gevestigd. Het was de eerste landelijke winkelketen die in Eindhoven de deuren opende.
Het warenhuis had steeds meer ruimte nodig en kocht alle omliggende winkels uit. In 1938 ontwierp Oscar Leeuw de bekende glazen toren. Aangezien de oprichters Vroom en Dreesmann streng rooms-katholiek waren, hanteerden ze strikte regels in hun warenhuizen. De winkel moest ‘s zondags gesloten blijven, terwijl dat destijds nog niet gebruikelijk was. Wegens ruimtegebrek liet het bedrijf het pand slopen en vervangen door een groter filiaal. Na het faillissement in 2015 vestigde zich hier de modeketen Costes.