Home Gereformeerden waren eeuw geleden tegen verplichte vaccinatie

Gereformeerden waren eeuw geleden tegen verplichte vaccinatie

  • Gepubliceerd op: 7 september 2021
  • Laatste update 25 mrt 2024
  • Auteur:
    Paul Moeyes
  • 12 minuten leestijd
Gereformeerden waren eeuw geleden tegen verplichte vaccinatie

Waarom nu?

Ouders en artsen maken zich zorgen over de dalende vaccinatiegraad onder kinderen.

Nederland discussieert volop over gedwongen vaccinatie tegen corona. Als de vaccinatiegraad te laag is, moet dan overwogen worden het vaccineren verplicht te stellen, of is dat een te grote inbreuk op de persoonlijke vrijheid? Deze kwestie zorgde meer dan honderd jaar geleden ook al voor beroering.

Eind oktober 1890 publiceerde het liberale weekblad De Groene Amsterdammer zoals elke week een politieke prent van huistekenaar Johan Braakensiek (1858-1930). In De Doodendans huppelt een groep in het zwart geklede heren jolig om een zuil waarop de ‘Afschaffing van de Vaccine’ wordt aangekondigd. De lezer van 1890 zal de zwartgerokte dansers onmiddellijk herkend hebben als ‘mannenbroeders’: de streng calvinistische volgelingen van de leider van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) van Abraham Kuyper.

Een fabrikant van doodskisten staat als een soort dansleraar – de geschiedenis blijft zich maar herhalen – de feestvierders de maat aan te geven, terwijl boven op de zuil een geslipperde en pijp rokende Magere Hein zijn zeis slijpt. Dat is de boodschap die de tekenaar op zijn publiek wilde overbrengen: de afschaffing van de vaccinatieplicht zou de Dood veel extra werk bezorgen. Op de achtergrond maken een paar liberale toeschouwers dan ook hun misnoegen duidelijk kenbaar.

Afschaffing van de vaccinatieplicht bezorgt de Dood extra werk. Spotprent van Johan Braakensiek in De Groene Amsterdammer, 1890.

De liberale vrees bleek ongegrond. De bestaande vaccinatieplicht werd in 1890 níét afgeschaft, maar de discussie laaide hoog op – net zoals dat nu in het coronatijdperk gebeurt.

Destijds ging het om een ander virus, en de discussie ging over afschaffing in plaats van invoering van een vaccinatieplicht. Maar de strategieën en argumenten waarmee voor- en tegenstanders elkaar te lijf gingen zijn heel herkenbaar. De tijden veranderen, de mensen niet.

Pokkenbriefje

Aan het einde van de negentiende eeuw waren de pokken nog steeds een gevaarlijke infectieziekte, die vooral onder jonge kinderen veel slachtoffers maakte. Een uitbraak in de jaren 1871-1873 had aan 23.000 Nederlanders het leven gekost. De toenmalige (liberale) regering introduceerde nog tijdens de epidemie de Wet op besmettelijke ziekten (1872), die inenting tegen de pokken verplicht stelde. Maar de regering was beducht geweest voor een algemene vaccinatieplicht, en had daarom besloten tot een langetermijnaanpak: de vaccinatieplicht gold voor de schoolgaande jeugd en het onderwijsgevend personeel. Alleen zij die in het bezit waren van het ‘pokkenbriefje’, een bewijs van inenting, werden tot de scholen toegelaten.

De Anti-Revolutionaire Partij stemde tegen de wet, omdat die volgens haar inbreuk maakte op de gewetensvrijheid. Een ruime meerderheid van het parlement dacht daar echter heel anders over. ARP-voorman Kuyper startte daarop een handtekeningenactie, die hij met groot gevoel voor dramatiek betitelde als een ‘smeekschrift om handhaving van gewetensvrijheid’. Kuyper verzamelde zo’n 43.000 handtekeningen (Nederland had rond 1870 zo’n 4 miljoen inwoners), maar kon daarmee de koning er niet van weerhouden de nieuwe wet te ondertekenen.

Daarmee was het echter nog niet gedaan met het orthodox gereformeerde verzet.

In 1888 trad een christelijk-conservatieve regering aan die voor de helft uit antirevolutionaire ministers bestond. Op 12 juni 1890 diende de ARP-minister van Binnenlandse Zaken (er was nog geen minister van Volksgezondheid) Alexander Frederik de Savornin Lohman een wetsvoorstel in dat een herziening van de wet uit 1872 beoogde en een einde maakte aan de vaccinatieplicht. Ouders die hun kind niet wilden laten vaccineren, zouden slechts schriftelijk of mondeling bezwaar hoeven maken bij de burgemeester om van de verplichting ontslagen te worden. De minister zei hiermee tegemoet te komen aan de bezwaren die al sinds de invoering in 1872 tegen de wet waren geuit. Nu waren die bezwaren voornamelijk afkomstig uit antirevolutionaire hoek en om godsdienstige redenen, maar de minister liet juist die gewetensbezwaren in zijn memorie van toelichting achterwege.

Volgens de ARP kon inenting de meest verschrikkelijke ‘krankheden’ overbrengen

Voor het indienen van zijn voorstel noemde hij vier hoofdredenen. In de eerste plaats waren wetenschappers het niet unaniem eens over de effectiviteit van de vaccinatie, hoewel de minister erkende dat de grote meerderheid een positief oordeel velde. Maar toch, zolang er nog verschillende inzichten bestonden, paste het de regering niet ‘te bepalen welke leer voor orthodox moet worden gehouden’.

Tegenstanders van de vaccinatie hadden bovendien gewezen op de mogelijk zeer schadelijke gevolgen van de vaccinatieprik. Tot die tegenstanders behoorde vooral de Anti-Revolutionaire Partij, die in haar partijprogramma beweerde dat inenting de meest verschrikkelijke ‘krankheden’ kon overbrengen, zoals ‘kanker, syfilis en scrofuleuze aandoeningen’.

Werkelijke reden

Van de vier argumenten die minister De Savornin Lohman in 1890 gaf tegen de vaccinatiedwang, waren er twee in wezen een aanval op de vaccinatie zelf. Als inenting inderdaad potentieel gevaarlijk was zonder dat de effectiviteit was bewezen, waarom dan überhaupt een vaccinatieprogramma? Deze argumenten verraden de grondslag van het antirevolutionaire verzet: vaccinatie werd gezien als een menselijke ingreep in een groter goddelijk plan.

Ten derde was er een ethisch argument: ‘Aan de regering komt de vrije beschikking over het menselijk lichaam niet toe, zelfs niet al is zij overtuigd dat die beschikking enkel ten bate van dat lichaam komt.’ Hiermee kregen de liberale tegenstanders een koekje van eigen deeg: de protestantse minister wierp zich nu op als de beschermer van het individu tegen de almachtige staat.

Tot slot was de minister van oordeel dat de huidige wet de verkeerde personen strafte: als de ouders geen vaccinatie wilden, waren de kinderen de dupe. Zij werden dan uitgesloten van onderwijs. En alleen de welgestelde ouders zouden dit kunnen ondervangen door op eigen kosten voor thuisonderwijs te zorgen. Ook met dit argument toonde de minister zich een gewiekst politicus: Kamerleden met socialistische of links-liberale sympathieën kregen zo het verwijt dat ze door tegenstemmen de kansenongelijkheid vergrootten.

‘Stem des gewetens’

Tegenstanders van Lohmans wetsherziening noemden het een ‘roekeloze daad’ en een ‘dreigend gevaar voor de volksgezondheid’. De regering werd inconsequent optreden verweten: wel dienstplicht, maar geen vaccinatieplicht. De minister vond dat die vergelijking niet opging. In het geval van de landsverdediging had de geschiedenis bewezen dat gemeenschappelijk verzet doelmatiger was om een vijand buiten de deur te houden. Bij de vaccinatie was dat volgens Lohman nog maar de vraag. Vaccinatie bood de gevaccineerde wellicht bescherming, maar daarmee was nog niet bewezen dat gemeenschappelijke inenting vereist was.

De minister werd ook verweten dat hij zich in zijn wetsvoorstel plotseling opvallend stil had gehouden over de gewetensbezwaren die in zijn partij toch al zo lang opgeld deden. In zijn memorie van antwoord op de ingediende bezwaren sprak de minister waarschuwende woorden die zijn calvinistische achterban deugd gedaan zullen hebben: ‘Wordt telkens en telkens de menselijke wet hoger gesteld dan de “stem des gewetens”, en op deze laatste, als op een verouderd bijgeloof, weinig of geen acht geslagen [en] wordt de menselijke wet en wettelijke dwang de enige breidel voor ’s mensen doen en laten, dan gaat de Staat zijn ondergang tegemoet.’

Een lange rij wacht op inenting tegen pokken tijdens een epidemie. Amsterdam, 1916.

Toch maakte het voorstel van de minister weinig kans om door de Kamer te komen. De vaccinatiedwang werd gezien als de nogal overdreven obsessie van de harde antirevolutionaire kern. Niet alleen de liberale oppositie, maar ook de katholieke regeringspartner van de antirevolutionairen geloofde in de heilzame werking van de vaccinatie. Het katholieke dagblad De Maasbode vermoedde zelfs dat dit ook gold voor de meerderheid der gematigde ARP-kiezers: ‘De grote hoop onder de Calvinisten is niet vast meer in de leer, en naast de dwepers zullen er ongetwijfeld gevonden worden, die er den brui van geven ter wille van Calvijn de pokken te krijgen.’

De motivatie van de minister werd in de pers stevig aangepakt. Het argument van de verschillende zienswijzen onder wetenschappers werd van tafel geveegd: er waren zoveel onderwerpen waarover in de wetenschap verschillende denkbeelden bestonden, en de overheid beriep zich evengoed vaak genoeg op wetenschappelijke autoriteiten. En hoeveel onomstotelijk wetenschappelijk bewijs was er voor die vermeende schadelijke gevolgen van de vaccinatieprik? Het ethische bezwaar over de integriteit van het menselijk lichaam en het straffen van de onschuldige kinderen gaf aanleiding tot een geheel andere overweging: ‘Wij hebben hier niet te doen met de beschikking over het lichaam (…) tegen de wil van de persoon zelf die het geldt, althans in ’t merendeel der gevallen niet, maar tegen de wil der ouders of voogden. En de vraag mag hier niet voorbijgegaan worden, of de Staat niet verplicht is het kind te beschermen tegen onverstand of nalatigheid van zijn natuurlijke beschermers.’

Uitbraak in Londen

Bij de algemene verkiezingen van augustus 1891 verloor het confessionele kabinet zijn meerderheid. Daarmee kwam meteen een voorlopig einde aan de wetsherziening van minister De Savornin Lohman: zijn liberale opvolger liet het in een diepe la verdwijnen. Maar elf jaar later werd het daaruit weer opgediept. In de zomer van 1901 kwam de opper-mannenbroeder Kuyper zelf aan de macht als regeringsleider, en in januari 1902 introduceerde hij als minister van Binnenlandse Zaken een nieuw voorstel tot inperking van de vaccinatieplicht. Scholen voor bijzonder onderwijs zouden wettelijk worden vrijgesteld van deze maatregel.

Ook dit voorstel haalde het niet. De katholieke coalitiegenoot was nog altijd niet overtuigd van het vaccinatiegevaar, en een grote pokkenuitbraak in Londen – waar een vergelijkbare vrijstelling al bestond – leek in de zomer van 1901 de gevaren van vaccinatievrijheid ondubbelzinnig te onderstrepen. Van de bijna 10.000 gerapporteerde gevallen overleden er ruim 1500. Het betekende dat ook deze tweede aanval op de vaccinatiedwang op niets uitliep.

Inenting tegen pokken na een uitbraak. Londen, 1902.

Weer tien jaar later werd dan eindelijk een bescheiden succes geboekt. Andermaal was de verantwoordelijke minister een lid van de ARP, maar Theodorus Heemskerk (1852-1932) was zeker geen doorsnee zwartgerokte mannenbroeder. Politici van andere partijen typeerden hem als het exponent van het ‘jolig christendom’. Heemskerk bezocht het theater en de bioscoop, plaatsen die zijn striktere partijgenoten toch eerder beschouwden als holen des verderfs, en zijn Russische echtgenote had zelf op de planken gestaan (maar zij had dan ook een bloedhekel aan Abraham Kuyper).

Heemskerk kwam nu met een wetsaanpassing waartegen niemand wezenlijke bezwaren had: als twee artsen verklaarden dat de vaccinatie voor een bepaald kind gevaarlijk zou kunnen zijn, dan zou dat kind worden vrijgesteld. Het voorstel toont aan hoe ver de minister zich van de oorspronkelijke antirevolutionaire bezwaren verwijderd had. Bij het geven van een vrijstelling ging het nu om een medische en niet om een ouderlijke beslissing. De calvinistische gewetensbezwaren waren geheel uit dit voorstel verdwenen.

Omvang van het protest

Hoeveel Nederlanders rond 1900 bezwaar hadden tegen de vaccinatieplicht is niet bekend. Politici en pers spraken over het volk en namens het volk, maar dat volk had zelf nog geen stem. De tijd van de opiniepeilingen en de sociale media was nog niet aangebroken. In hoeverre de campagnevoerders tegen vaccinatiedwang werd gesteund door de bevolking is nooit duidelijk geworden, maar het lijkt erop dat de steun zich beperkte tot orthodox-gereformeerde kringen.

Het Kamerdebat van 19 mei 1911 illustreerde dat op treffende wijze. De meeste vaccinatievoorstanders waren niet eens komen opdagen. Zij hadden geen enkel bezwaar tegen de voorgestelde herziening. Maar de antirevolutionaire tegenstanders van vaccinatie ging het voorstel van de minister niet ver genoeg. Een van de meest uitgesprokenen onder hen was Jan Frederik Heemskerk, een broer van de minister. Hij vermoedde een causaal verband tussen de pokkenprik en de toename van tuberculose. Hij beschreef de vaccinatie als het inbrengen van een ‘vreemde, vieze etterstof’ en de gevaccineerde kinderen als ‘zogenaamde ontwikkelden, die zich veilig wanen door de bloedvergiftiging, waaraan hun ouders hen hebben onderworpen’.

Paraplu

Ook oud-minister De Savornin Lohman was twintig jaar na zijn eigen wetsvoorstel nog altijd een verklaard tegenstander van vaccinatie. Als Kamerlid kon hij met meer vrijheid spreken en van die gelegenheid maakte hij een uitbundig gebruik. Hij achtte bewezen dat de verplichte vaccinatie ‘in meer dan één geval de dood of ellendige ziekten heeft teweeggebracht’ en noemde het een ‘wetgevend schandaal’ dat de ouders tot zo’n gevaarlijke ingreep gedwongen werden. Hij vergeleek het nog maar eens met de landsverdediging: ‘Hebben wij ooit tegen een milicien gezegd: gij moet uw mede-miliciens of u zelf doodsteken in het belang van het vaderland?’ Hij wees op het gevaar van alcoholgebruik en het ‘ontuchtig gedrag’ dat leidde tot geslachtsziekten: ‘Is er nu iemand die zegt, dat men hen dit moet beletten in het belang van de algemene gezondheid?’

Zijn scherpste verwijt richtte hij tegen de medische stand: ‘De heren medici vormen ook een soort van clerus, waaraan wij ons te onderwerpen hebben.’ Ook in 1911 werden de experts al gewantrouwd. Lohman besloot met de opmerking dat het toch eigenlijk belachelijk was om kinderen ‘te wapenen tegen een niet bestaand gevaar’. Er was in 1911 helemaal geen pokkenepidemie, dus waarom dan vaccineren? Pas wanneer een nieuwe epidemie het land zou treffen, moest de regering in actie komen: ‘Neem dan de maatregelen die gij wilt, gelast dan isolering, sluit dan de scholen, zoals gij bij andere ziekten ook doet.’

‘De heren medici vormen een soort van clerus’

Het was jammer dat de afwezigheid van de vaccinatievoorstanders betekende dat er van een debat nauwelijks sprake was. Wat betreft de isolering had iemand kunnen verwijzen naar Lohmans eerdere vergelijking met de landsverdediging: hoe heilzaam was het om pas te beginnen met defensiemaatregelen als de vijand al de grenzen was overgetrokken? Zijn opmerking over de medische stand als ‘een soort van clerus’ zal het goed gedaan hebben bij zijn calvinistische achterban, maar was strategisch niet zo handig, omdat die weinig katholieke collega’s voor zijn standpunten zal hebben ingenomen. En zijn opmerkingen over mogelijke vaccinatiegevaren, alcoholmisbruik en geslachtsziekten gingen totaal voorbij aan het feit dat het bij vaccinatie ging om de bescherming van het volk en niet om de zorg voor een individu.

Minister Heemskerk had ooit opgemerkt dat tegenstanders van vaccinatie dan ook geen paraplu moesten meenemen als er regen dreigde. Die kwinkslag was bij zijn eigen partijgenoten niet goed gevallen, en in het debat zei hij het niet zo kwaad bedoeld te hebben. Maar het moest hem toch van het hart dat de tegenstanders van de vaccinatiedwang wel iets dankbaarder hadden mogen zijn voor zijn wetsvoorstel. Volgens de minister was het de taak van de regering om ‘de vruchten te plukken die op zeker ogenblik geplukt kunnen worden’. Een zuiver principiële benadering zoals in 1890 en 1901 zou andermaal tot een nederlaag geleid hebben.

Zijn pragmatisme werd beloond: vanaf 1912 was de vrijstelling op medische gronden wettelijk geregeld. Het zou nog tot 1939 duren voor een nieuwe Inentingswet ook de rechten van gewetensbezwaarden erkende. Maar toen was er al decennialang geen pokkenepidemie meer in Nederland geweest. In 1975 verklaarde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de wereld pokkenvrij. Maar de coronacrisis heeft het vaccinatiedebat over waar de individuele vrijheid ophoudt en de burgerplicht begint weer geheel nieuw leven ingeblazen.

Meer weten

  • Vaxx (2021) door Roel Coutinho biedt een overzicht van de bekendste vaccins, hun geschiedenis en hun werking.
  • Een Vaccine-aanbidder (1912) door Alexander de Savornin Lohman is een brochure met zijn bezwaren. Te vinden op Delpher.nl.
  • De geschiedenis van de Antirevolutionaire Partij, 1829-1979 (2005) door G. Harinck, P. Bak en R. Kuiper is een standaardwerk over deze partij.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.