Home Een kinderlijk vertrouwen in papieren voorspraak

Een kinderlijk vertrouwen in papieren voorspraak

  • Gepubliceerd op: 23 augustus 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    P.W. Klein

Zou Isaäc Roet in 1943 iets gehoord hebben over een komende razzia? Als hij onraad vermoedde heeft hij weinig met die voorkennis gedaan. Nooit is hij ondergedoken. Hij had een bijna kinderlijk vertrouwen in papieren voorspraak, paperassen en stempels. Deel negen van P.W. Kleins zoektocht naar het verleden van de families Roet en Klein.


Nadat de voormalige diamantwerker Isaäc Roet ruim tien jaar werkzaam was geweest als professioneel accountant stond hij halverwege de jaren twintig andermaal voor een beslissend keerpunt in zijn leven. In die tijd openbaarden zich ook bij hem de symptomen van de slopende tuberculose waaraan zijn vader, moeder en zuster al eerder gestorven waren. In 1926 verdween hij voor het eerst lange tijd in een sanatorium bij Doorn.
        Maar zijn denkbeelden over de ontwikkeling van de bedrijfsorganisatie en -administratie gaf hij niet op. Integendeel. Tijdens zijn gedwongen rustperioden hield hij zich onledig met het bedenken van allerlei nieuwe administratieve registratiesystemen. Bijvoorbeeld voor de vereenvoudiging van de administratie van sociale verzekeringen – een thema dat ook nu nog even actueel als urgent is. Ook ontwierp hij een nieuw systeem voor de statistische verwerking van in- en uitvoergegevens. Het Centraal Bureau voor de Statistiek toonde belangstelling. Volgens zeggen heeft het CBS een deel van Roets denkbeelden ook in praktijk gebracht. Of dat echt zo is geweest, was niet te achterhalen. In elk geval hield Isaäc zich in deze jaren ook intensief bezig met het verbeteren van de verhouding tussen de productie en de distributie van verbruiksgoederen. In dat verband stelde hij voor micro-economisch, individueel budgetonderzoek te gebruiken voor het ramen van macro-economische behoeften binnen de volkshuishouding. Een en ander mondde tenslotte uit in het artikel ‘Coördinatie van statistieken’. Het verscheen in 1936 in het oudste en meest gezaghebbende wetenschappelijk-economische tijdschrift van Nederland, De Economist.
        Daar kwam hij terecht in gemengd gezelschap. Dezelfde jaargang van het blad bevat namelijk ook bijdragen van de zachtmoedige idealist Jan Tinbergen en de nationaal-socialistische jodenhater Robert van Genechten. Tinbergen, medebedenker van het roemruchte ‘Plan van de Arbeid’, ontving later de Nobelprijs voor economie. Dat had net zo goed die voor de vrede kunnen zijn. Ook de jurist Van Genechten was een briljant econoom. Hij ontpopte zich in 1940 als fanatieke procureur-generaal en openbaar aanklager bij het speciaal voor ‘politieke’ delicten ingestelde Vredesgerechtshof. Die bezigheid maakte hem niet tot kandidaat voor wat voor soort vredesprijs ook. Hij gaf er zijn wraakzucht de vrije teugel. Na de oorlog heeft hij zich berouwvol door zelfmoord aan zijn doodvonnis onttrokken.
        In hun Economist-artikelen – verschenen tijdens het dieptepunt van de economische depressie van de jaren dertig – bespeelden de NSB’er Van Genechten, de socialist Tinbergen en de jood Roet in overeenstemming met de geest van de tijd een en hetzelfde, zeer actuele thema: het stabiliseren van de economie. Van Genechten besprak het vraagstuk van waardevast geld. Tinbergen verdiepte zich in de conjunctuurbeweging. Roet nam het hele economische leven op de korrel.

Planmatig regelen
Voorzover ik weet heeft zijn bijdrage niet of nauwelijks de aandacht getrokken. Dat is jammer. Het is ook niet goed te begrijpen, want ze bevatte zeer oorspronkelijke, ja baanbrekende denkbeelden. Door de statistische registratie te vervolmaken, wilde Roet de economische werkelijkheid weergeven als een systematisch samenhangend geheel van kwantitatieve variabelen. Daarmee gaf hij in de eerste plaats uitdrukking aan de fonkelnieuwe inzichten zoals die tijdens het interbellum nationaal en internationaal in zowel het economisch denken als de economische politiek gestalte kregen. Aan de orde waren het planmatig regelen en sturen van het economische leven teneinde ongewenste fricties en fluctuaties in het prijspeil, de werkgelegenheid en de welvaart te voorkomen of op zijn minst te beperken.
        Misschien nog opmerkelijker is dat de autodidact Roet een buitengewoon originele werkwijze volgde. Zijn wiskundig-kwantitatieve analyse bestond namelijk in wezen uit wat naderhand als (bedrijfs)econometrie tot ontwikkeling zou komen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is daar een eerste aanzet toe gegeven om dank zij de komst van de computer in de jaren vijftig en zestig volledig tot ontplooiing te komen.
        Twee Nederlandse economen – beiden oorspronkelijk academisch gevormde natuurkundigen – hebben in deze ontwikkeling een cruciale rol vervuld. Tinbergen was een van de grondleggers. Met zijn pacifistische denkbeelden gaf hij tenslotte in de vorm van de moderne ontwikkelingsprogrammering een draai van 180 graden aan wat vroeger ‘koloniale economie’ heette. Zijn vriend en collega Tjalling Koopmans leverde tijdens de Tweede Wereldoorlog op zijn beurt een beslissende bijdrage tot de geallieerde oorlogvoering ter zee. Hij behoorde in de Verenigde Staten tot de bedenkers van de lineaire programmering. Door deze wiskundige rekentechniek kon bij het samenstellen van konvooien over de Atlantische Oceaan bepaald worden hoe men de scheepsruimte het meest efficiënt kon aanwenden. Later vond ze toepassing op tal van andere gebieden.
        De selfmade econoom Isaäc Roet heeft zich in de verste verte niet de naam en de faam van zijn twee illustere landgenoten verworven. Toch lijdt het geen twijfel dat ook hij heeft behoord tot de pioniers die zich tijdens het interbellum hebben ingespannen voor het vernieuwen van de economische wetenschap. De wijze waarop hij daarbij te werk ging, laat zien dat hij daarbij het juiste pad volgde.
        Gegeven zijn levensomstandigheden maken zijn prestaties des te meer indruk. Zijn penibele gezondheid had hem in 1926 gedwongen terug te treden als redacteur van het Maandblad voor Accountancy en Bedrijfshuishoudkunde. Waarschijnlijk moest hij zich ook in zijn beroepsmatige bezigheid beperkingen opleggen. Toch bleef hij firmant van de Verenigde Accountants Kantoren, die hij in 1925 had helpen oprichten. Als zodanig schijnt hij onder meer werkzaam te zijn geweest voor de Staatsmijnen. Mogelijkerwijs was hij als management- consultant avant la lettre ook betrokken bij ingrijpende, moeizame reorganisaties van het post-, telegraaf- en telefoonwezen. Dat kampte in deze jaren met een notoir slechte inrichting en een ernstig gebrek aan leiding.
        De accountant Roet had zijn fortuin hoe dan ook gemaakt. In de kring van vakgenoten genoot hij met zijn originele denkbeelden over bedrijfsadministratie en -organisatie bovendien gezag en aanzien. In 1919 had hij zich aangesloten bij de beroepsvereniging het Nederlands Instituut voor Accountancy (NIVA). Hij behoorde tot de actiefste leden en liet geregeld van zich spreken. Maar ook daaraan kwam in 1926 een eind, al is hij nog tot 1941 lid gebleven. Toen moest de jood zijn lidmaatschap opgeven. Desondanks trad het bestuur van het NIVA nog in april 1943 voor zijn ex-lid in het krijt. Een officiële verklaring moest hem voor vervolging en deportatie behoeden. Roet was ‘een accountant van meer dan gewone begaafdheid’, heette het. Bovendien was hij doende met een standaardwerk over het Nederlandse Accountantswezen. Het ‘wezenlijk belang’ daarvan kon niemand ontgaan. Het NIVA-bestuur constateerde het met de beste bedoelingen maar had kennelijk niet de flauwste notie van de rücksichtslose ernst van de drijfjacht op joden.

Beestachtige werkelijkheid
Maar wie had dat wel? Waren Isaäc en de zijnen zich ervan bewust? Ik citeer uit een bericht, dat ik op 21 januari 1999 ontving van Isaäcs neef Chaim, die nu in Israël woont: ‘De laatste keer dat ik hem als jongen van elf jaar gezien heb was een dag of enkele dagen voor de grote razzia eind september 1943. Ik herinner me dat mijn ouders met hem nog al zenuwachtig in een van de kamers te samen spraken, zonder dat ik en iemand anders er bij mochten zijn. Ik geloof dat mijn Oom iets had gehoord over een komende razzia.’ Maar zelfs als Isaäc onraad zou hebben vermoed heeft hij weinig met zijn voorkennis gedaan. Nooit heeft hij geprobeerd onder te duiken. In plaats daarvan stelde hij een kinderlijk vertrouwen in papieren voorspraak, paperassen en stempels. Naar zou blijken: ten onrechte.
        Misschien berustte zijn onvermogen zich rekenschap te geven van de beestachtige werkelijkheid op het hem aangeboren, energieke optimisme waarvan hij zijn hele leven blijk gaf – ook nadat zijn gezondheid het had laten afweten. Naast de beroepsmatige arbeid, naast zijn wetenschappelijk-economisch denken richtte hij zich met zijn praktische instelling en niet geringe gaven op technische vernieuwing. Daaraan kwamen universitaire theoretici als Tinbergen en Koopmans niet toe. Zijn eerste vinding dateert waarschijnlijk niet toevallig uit 1926. De tbc- lijder kreeg toen nota bene octrooi op het mechanisch produceren van sigaretten. Men zegt dat het is overgenomen door de tabakfabrikant Turmac. Volgens andere berichten was de Spaanse overheid afnemer van de machine. Later kwamen de al eerder genoemde zakdoekmachine en de rekenliniaal. Maar het klapstuk was de ingewikkelde apparatuur voor het langs foto-elektrische weg automatisch bedienen van allerlei toetsenmachines, zoals ponskaarten-, tel-, boekhoud-, reken- en zetmachines. Die moest enorme arbeidsbesparingen opleveren.
        Toen ik er eerder over schreef, rees de vraag of hij als ziekelijke kluizenaar met zijn werk op dit gebied zijn tijd vooruit was. Het ontbreken van de noodzakelijke, geschikte randapparatuur verhinderde immers het praktisch toepassen van zijn vinding, al is hij er sedert het begin van de jaren dertig tot het eind van zijn leven hardnekkig aan blijven sleutelen. Toch was Isaäc geen eenzame dromer. Van alle kanten ontving hij steun. De Nederlandse dochter van IBM, Watson’s Bedrijfsmachine Maatschappij NV, nam hem in de oorlog aan als onbezoldigd medewerker. De technische dienst van het bedrijf voerde in 1942 en 1943 een reeks proefnemingen uit om zijn uitvinding te testen en te verbeteren. Toen dat wegens gebrek aan de vereiste outillage niet goed lukte nam het bedrijf de Technische Hogeschool te Delft in de arm. Daar zette dr. ir. C.J. Mol de proeven op wetenschappelijk verantwoorde wijze voort. Dat gebeurde in samenwerking met de organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO), die de vooruitziende minister van Economische Zaken T.J. Verschuur bij het begin van de economische crisis enkele jaren eerder in het leven had geroepen om de Nederlandse industrie te versterken. Mol adviseerde in het najaar van 1943 bepaalde tekortkomingen te verhelpen. Hoewel ‘Watson’ bereid was daaraan gevolg te geven – en er ook geld voor uittrok – lijkt het er in het oorlogsjaar 1944 niet meer van te zijn gekomen. Isaäc was toen trouwens al vermoord.

Automatische gegevensverwerking
Mol was ingeschakeld door bemiddeling van het Instituut voor Grafische Techniek uit Amsterdam. Dat had zich op zijn beurt laten inspireren door het enthousiasme van de directie van het dagblad Het Vaderland. Die verwachtte grote voordelen van automatisch zetten. Zij drong aan op het verbeteren van de door Isaäc ontwikkelde apparatuur, waarmee ze – na de oorlog – in Berlijn en Londen de boer op wilde. Nóg meer zegt het dat Isaäc inmiddels ook de steun had gekregen van de Amsterdamse hoogleraar in de experimentele natuurkunde Jacob Clay. Als internationaal vermaard stralingsdeskundige stond deze op gelijke voet met de meest vooraanstaande fysici van zijn tijd. Afkomstig uit de school van Kamerlingh Onnes en Lorentz was hij ook zeer geïnteresseerd in de werktuigkunde en de instrumentmakerij. Uit dien hoofde raakte hij met zijn instrumentmakers betrokken bij de zaak. Dat gebeurde onder de grootst mogelijke geheimhouding – Isaäc liet ze wat dat betreft zelfs een schriftelijke verklaring tekenen.
        Maar ook internationaal stond Isaäc als pionier van de automatische gegevensverwerking niet alleen. Zijn uitvinding bleek bijvoorbeeld duidelijk voordelen te hebben boven een patent dat in 1941 in Duitsland was verleend op een Lichtelektrische Auffuehleinrichtung, ontwikkeld door een Berlijnse onderneming. Een en ander maakte deel uit van de opkomst van de moderne informatica die sedert de Eerste Wereldoorlog, wegens het militaire en economische belang daarvan, allerwegen tot ontwikkeling werd gebracht. Met baanbrekend vernuft slaagde nazi- Duitsland er in zijn militaire berichtgeving op mechanisch-machinale manier te coderen. Niet zonder humor doopte men de vinding ‘Enigma’. Het perfide Albion moest er voor op de knieën. Maar Poolse en Britse informatici gaven even vernuftig de oplossing van het raadsel. Ze noemden die – ook niet van humor gespeend – ‘Ultra’. De decoder, waaruit tenslotte de computer is voortgekomen, was de zogeheten Turing-machine – meer een bedenksel van de geest dan een heuse machine. Zijn nut bleek al tijdens de Battle of Britain in 1940. Het perfide Albion kwam niet op de knieën. Tezelfdertijd werkten talloos veel anderen in de wereld, niet in de laatste plaats de Verenigde Staten, op hun manier en op allerlei terreinen mee aan wat in het midden van de jaren zestig uitmondde in de revolutie van de informatievoorziening. Evenals de tegenwoordig bijna vergeten Nederlandse ingenieur Hugo A. Koch – wiens werk een wezenlijke bijdrage was tot de bouw van de digitale computer – komt Isaäc Roet een plaatsje toe in de pre- of protogeschiedenis van de informatierevolutie. Maar langzamerhand is nu toch de tijd gekomen hem niet enkel te beschouwen als product, factor of exponent van zijn tijd. De wezenlijkste vraag is toch: wat voor mens is hij geweest? De zoektocht staat voor zijn eind maar gaat nog even verder.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.