Home De Vooruitgang: Provo

De Vooruitgang: Provo

  • Gepubliceerd op: 27 juni 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Koen-Machiel van de Wetering

Proefschriften, lezingen of artikelen kunnen ons beeld van het verleden ingrijpend veranderen. Niek Pas ontrafelt in zijn proefschrift Imaazje! De verbeelding van Provo (1965-1967) het verwarrende ‘image’ dat de Amsterdamse actiegroepering Provo van zichzelf wist op te bouwen.



  

‘Provo’s? Dat waren toch die hippies?’ Deze opmerking van een taxichauffeur is volgens historicus Niek Pas kenmerkend voor de vele misverstanden die rondom Provo bestaan. Onlangs promoveerde hij aan de Universiteit Utrecht op het eerste overzichtswerk over Provo. ‘Ze worden vaak in één adem genoemd met langharige jongeren, blowende hippies en relschopperige nozems. Maar in werkelijkheid kon iederéén provo worden, ook een huisvrouw of een ambtenaar. Bovendien heeft Provo veel korter bestaan dan veel mensen denken, namelijk van mei 1965 tot mei 1967.’

 

In zijn proefschrift laat Pas zien dat Provo erin slaagde met beperkte middelen – de kerngroep bestond slechts uit tien à twintig mensen – het beeld van de ‘roerige jaren zestig’ voor een groot deel te bepalen. Zo werd de beruchte rookbom tijdens het huwelijk van Beatrix en Claus geheel aan Provo toegeschreven. Maar de ironie wil dat deze bom helemaal niet door een provo is gegooid, maar door Jaap Zander, lid van de Studenten Vak Beweging en de sociaal-democratische studentenvereniging Politeia. Wel maakten de provo’s dankbaar gebruik van de grote spanning die het huwelijk in 1966 teweegbracht. Ruim voordat de plechtigheid zou plaatsvinden lieten provo’s weten spectaculaire acties in petto te hebben. Eén daarvan, het plan om LSD te verspreiden in het Amsterdamse leidingwater, leidde er zelfs toe dat LSD snel in de opiumwet werd opgenomen. Toch was dit plan volgens Pas absoluut niet serieus bedoeld. ‘Het ging de provo’s vooral om publiciteit. Ze wilden op een theatrale, expressieve manier protesteren tegen de bestaande orde, zodat mensen zelf kritisch zouden gaan nadenken over zaken als de consumptiemaatschappij, milieuvervuiling en de atoombom. De contacten tussen ”antirookmagiër” Robert Jasper Grootveld en provogrondleggers Roel van Duijn en Rob Stolk zijn wat dat betreft cruciaal geweest. Grootveld trok in het begin van de jaren zestig veel aandacht met zijn rumoerige happenings op het Spui tegen de tabaksindustrie. De provo’s leerden van Grootveld dat deze ludieke manier van protesteren veel effectiever was dan traditionele demonstraties.’

 

In zijn proefschrift schetst Pas een beeld van Provo als een zelfbewuste pr-machine, maar dan een zonder uitgekiende strategie. ‘Alles wat Provo deed, stond in het teken van publiciteit. Dat begon met de uitgave van het blad Provo, waarvan in totaal vijftien nummers zijn verschenen. Daarnaast werden enkele tientallen Provokaties verspreid: pamfletten waarin onder meer aandacht werd gevraagd voor het beroemde wittefietsenplan. Er werden teach-ins georganiseerd, arrestaties uitgelokt en monumenten besmeurd met verf. En ook de deelname van Provo aan de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen in 1966, waarbij lijsttrekker Bernhard de Vries een zetel verwierf, was vooral bedoeld als publiciteitsstunt. Maar dit alles gebeurde zonder duidelijke organisatie: je kon van Provo geen lid worden en de redactievergaderingen gingen er chaotisch aan toe. Als een van de provo’s het met de inhoud van een Provokatie niet eens was, drukte hij gewoon zijn eigen pamflet.’

 

Mede door dit anarchistische karakter heeft de ‘provotariese beweging’ nooit een eenduidige politieke filosofie gehad, stelt Pas. ‘De kerngroep bestond uit provo’s met uiteenlopende overtuigingen, die onafhankelijk van elkaar tegenstrijdige uitlatingen deden. Het verloop was dan ook groot: van de naar schatting honderd à tweehonderd mensen die zich actief in Amsterdam met Provo hebben ingelaten, hielden de meesten het na een week of drie weer voor gezien. Bovendien woedde er een hevige concurrentiestrijd om het woordvoerderschap, onder anderen tussen Van Duijn en De Vries.’ Dat ‘provo-zijn’ boven alles een pose was, blijkt wel uit de bekentenis van provo Martijn Visser, die toegaf zich een keer bewust te hebben laten arresteren: ‘Omdat ik toen zo lang niet was opgepakt dat ik mij toch wat minder ging voelen als anderen. Er was dan ook kritiek: ”Jij wordt nooit opgepakt.” Door zo’n arrestatie hoorde je er dan weer helemaal bij. En dat gaf rust.’

 

Deze voortdurende strijd om aandacht was uiteindelijk ook een van de belangrijkste redenen voor Provo om zichzelf op te heffen. In de loop van 1966 ontstond een ware ‘provomania’: cameraploegen uit de hele wereld kwamen naar Amsterdam om documentaires te maken en provo’s werden uitgenodigd voor lezingen. Hoewel Provo zich voor deze activiteiten goed liet betalen – en van dit geld onder andere professionele drukapparatuur aanschafte – leed de kerngroep er toch onder. ‘Behalve van vermoeidheid kregen de provo’s ook steeds meer last van de verwachtingen die de buitenwereld van hen had. Het werd steeds moeilijker zichzelf te overtreffen. Bovendien werd Provo langzaam maar zeker overgenomen door de commercie. Zo begon het Nederlands Zuivelbureau een promotiecampagne voor melk onder de titel Het witte glazenplan. Kortom, Provo raakte in. En daarmee was Provo voor de provo’s zelf uit geraakt.’

 IMAAZJE! DE VERBEELDING VAN PROVO (1965-1967) door Niek Pas. 463 p. Wereldbibliotheek euro 37,50.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.