Home DE VAL VAN EEN BERGREDENAAR. HET POLITIEKE LEVEN VAN WILLEM AANTJES door Roelof Bouwman

DE VAL VAN EEN BERGREDENAAR. HET POLITIEKE LEVEN VAN WILLEM AANTJES door Roelof Bouwman

  • Gepubliceerd op: 7 juni 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Wim Berkelaar
  • 5 minuten leestijd

Politici komen en gaan. Ze worden met enig geluk wel vermeld in een parlementair naslagwerk, maar voor een heuse biografie, laat staan een proefschrift, komen alleen de groten in aanmerking. Was Willem Aantjes zo’n groot politicus? Afgaand op het dikke proefschrift dat zojuist over hem is geschreven, moet je bijna denken van wel. Promovendus Roelof Bouwman noemt drie redenen waarom Aantjes een uitzonderlijke figuur mag heten: hij bracht het tot fractieleider van het CDA, hij begon als rechts politicus en eindigde links. En ten slotte was er het plotselinge einde van zijn loopbaan op 7 november 1978, na onthullingen over zijn oorlogsverleden. Dat klinkt goed, maar is het ook waar? Nee. De waarheid is dat Aantjes alleen nog herinnerd wordt door zijn affaire. Dat hij het tot fractievoorzitter bracht – ach, dat deden er meer. En dat Aantjes van rechts naar links opschoof in de roerige jaren zestig en zeventig, dat gebeurde vaker. Zeker in protestantse kring, waar sinds de jaren vijftig een stille revolutie had plaatsgevonden.

        Een `uitzonderlijke figuur’ was Aantjes dus niet. Wel leidde hij een uitzonderlijk leven. Niet omdat hij een `figuur’ was, zoals de Utrechtse historicus P. Geyl mensen van formaat placht te omschrijven. Aantjes had niets van een karakter. Integendeel, hij was een scharrelaar, een kleine leugenaar. Het uitzonderlijke leven van Aantjes hangt vooral op die ene leugen over zijn oorlogsverleden. Rechtvaardigt dit een proefschrift? Roelof Bouwman schrijft dat hij het advies kreeg zijn oorspronkelijk journalistieke project `op te krikken’ tot proefschrift. Voorwaarde voor een proefschrift lijkt dat er veel nieuws boven tafel wordt gehaald. Dat is niet het geval. Bouwman leunt voor het oorlogsverleden zwaar op het rapport dat al eerder over Aantjes’ oorlogsverleden verscheen, put uit kranten en geeft zijn boek kleur door verscheidene hoofdpersonen te interviewen, onder wie Aantjes zelf. Maar met die constatering hoeft nog niet minnetjes over dit boek te worden gedaan. Waar proefschriften doorgaans gortdroog zijn, heeft Bouwman een meeslepend boek geschreven, dat leest als een thriller. Daarbij komt dat Bouwman harde oordelen niet schuwt en soms de hamer gebruikt om reputaties te verpulveren – niet in de laatste plaats die van Aantjes zelf.

Vervloekte oorlog
Willem Aantjes werd in 1923 geboren in de Alblasserwaard. Zijn ouders behoorden tot de zware richting van de hervormde Kerk. Maar zijn vader was toch niet zo zwaar dat hij zich aansloot bij de in hervormde kring als `licht’ beschouwde gereformeerde Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Voor Aantjes aan een studie of maatschappelijke loopbaan kon denken, kwam die vervloekte oorlog ertussen. Aantjes probeerde aan de verplichte arbeidsinzet te komen door een vast contract bij de PTT, de instelling waarvoor ook zijn vader werkte. Maar er was geen ontkomen aan: in 1943 werd hij gesommeerd naar Duitsland te gaan. Hij deed het – iets wat hem niet kan worden aangerekend, zo maakt Bouwman duidelijk. Onderduiken om aan de arbeidsinzet te ontkomen was in het voorjaar van 1943 nog geen gebruik. Tot zover geen nieuws. Dat was er ook niet over zijn Duitse tijd: Aantjes bracht onopvallend brieven rond in het postdistrict Güstrow.
        Er zou na de oorlog geen haan naar Aantjes hebben gekraaid als hij niet op een ingewikkelde manier aan de oorlog had geprobeerd te ontkomen. Hij meldde zich in 1944 aan bij de Germaansche SS, een ideologische organisatie. Zelfs daarin was hij niet uniek. Meer Nederlanders hoopten zo terug in Nederland te komen en dan onder te duiken. Maar zo ging het niet bij Aantjes. Hij werd onder druk gezet om dienst te nemen in de Landsstorm, een vrijwilligersorganisatie die vocht tegen de geallieerden. Toen hij weigerde, werd hij als strafgeval overgebracht naar het bij Assen gelegen Port Natal.

‘Willem Baantjes’
Tot zover valt er, zeker voor iemand die na de oorlog is geboren, niet te oordelen over Aantjes’ gedrag. Maar wat hij na de oorlog deed was weinig verheffend. Dat hij carrière wilde maken, was begrijpelijk. Zeker voor iemand als Aantjes, die bij zijn studentenvereniging de bijnaam `Willem Baantjes’ verwierf. De ambitieuze Aantjes wilde iets bereiken in het leven en begon al als aankomend student rechten twee letters te verzwijgen: SS. Ja, hij was in Duitsland geweest, en ja, hij was lid geweest van politiediensten – maar de explosieve letters noemde Aantjes slim genoeg niet. Sterker nog, nadat hij in 1959 was toegetreden tot de fractie van de ARP (een partij die barstte van de verzetslieden), ontkende Aantjes niet alleen, maar begon hij ook te manipuleren. Hij deed het tegenover een partijgenoot als partijvoorzitter Wiert Berghuis voorkomen alsof hij de hele waarheid vertelde – en verwees anderen die naar zijn oorlogsverleden vroegen naar dezelfde Berghuis, die hij niet de hele waarheid had verteld. Ook een politiek tegenvoeter als Ed. van Thijn werd `onder vier ogen’ bijgepraat, maar de schijn van vertrouwelijkheid bracht niet de waarheid aan het licht.
        Aantjes bleef echter achtervolgd door zijn verleden. Telkens als hij minister dreigde te worden, doken er geruchten op over zijn oorlogsverleden. De verspreiders van die geruchten, zo maakt Bouwman overtuigend duidelijk, behoorden ook niet tot de heffe des volks. Het waren eerder jaloerse kwaadsprekers dan oprechte `vaderlanders’. Maar feit blijft dat Aantjes met zijn hele en halve leugens de kwaadsprekerij over zich afriep. En hij lijkt met het verstrijken der jaren steeds overmoediger te zijn geworden. Toen hij in de jaren zeventig een koninklijk lintje kreeg opgespeld, moest Aantjes zo nodig laten weten dat je dat niet zou krijgen `als je geen zuiver oorlogsverleden hebt’. Toen de twee lettertjes SS geopenbaard werden, was de val dan ook extra hard. Bouwman oordeelt terecht scherp over het requisitoir dat Loe de Jong op 6 november 1978 hield. De Jongs voorstelling alsof Aantjes lid van de Waffen-SS en kampbewaker was geweest, kwam voort uit slordig onderzoek, morele hoogmoed en zijn jarenlange status als `eigenaar’ van de Nederlandse oorlog. Maar dat doet niets af aan de onwaarachtigheid van Aantjes, de man die in zijn eigen leugen stikte. Zo zal hij de geschiedenis in gaan: als de kleine leugenaar.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.