Dit is een leuk en leerzaam boek. Thomas von der Dunk legt op interessante en leesbare wijze een verband tussen de architectuur, koninklijke en keizerlijke decoratieprogramma’s, historische mythen, politieke ambities en het ontluikende natiebesef in Duitsland, Oostenrijk, Italië en Frankrijk. Overigens proberen de uitgever (en de auteur) ons wijs te maken dat het
boek iets te maken heeft met de Arminius-Hermann-mythe (Arminius versloeg in het Teutoburgerwoud de Romeinen en groeide uit tot een nationale Duitse volksheld) en dat het boek daarom een aanvulling zou zijn op de prachtige essays van de Groningse historicus Wes. Door de titel, de omslag, veel plaatjes uit de negentiende en twintigste eeuw, en de inleiding wordt deze indruk gevestigd. Misleiding. De harde kern van het boek gaat over de periode 1500-1800. Een periode waarin van de Hermann-mythe niet of nauwelijks sprake is en ook bij Von der Dunk niet aan de orde komt. Dit boek gaat over iets heel anders. Namelijk over de wisselwerking tussen politiek en kunst in de periode 1500-1800. Een onderwerp waar niemand zich voor hoeft te schamen. Het werk sluit aan bij het monumentale Duitstalige proefschrift van de auteur.
Veel aandacht krijgt Oostenrijk. Von der Dunk beschrijft zeer beeldend hoe vorsten als Leopold I en Karel VI in de lange periode van 1658 tot 1740 het Oostenrijkse zelfbeeld en de representatie van de Oostenrijkse macht in een strikt religieus kader plaatsten. De Abgrenzungvan Duitse protestantse vorsten was daarmee simpel tot stand gebracht. Maar de Abgrenzungvan het katholieke Frankrijk was iets ingewikkelder. Om zich te onderscheiden van het rijk van Lodewijk XIV benadrukten de Oostenrijkers dat Lodewijk niet katholiek genoeg was. De Oostenrijkse Rooms-Katholieke propaganda uitte zich in een sobere stijl aan het hof, het oprichten van religieuze zuilen en natuurlijk de bouw van kerken. De wijze waarop de keizer zichzelf liet afbeelden verschilde radicaal van die van Lodewijk XIV. Zo is Leopold knielend te zien, biddend en smekend tot God. Lodewijk pakte dat geheel anders aan: hij liet zich vereeuwigen in antieke dracht op een paard; destijds het grootste ruiterstandbeeld ter wereld. Het beeld op de Place des Victoires veroorzaakte een diplomatiek schandaal. Lodewijk werd hier zegevierend afgebeeld met aan zijn voeten de vier grote mogendheden als slaven. De diefachtige Nederlandse Republiek was voor de zekerheid geboeid en Oostenrijk zit geknakt en bedroefd teneer.
Nationaal gevoel
Natuurlijk zijn er een aantal kritiekpunten. Zo verdient Von der Dunk een strenge en meedogenloze redacteur. Hij heeft een voorkeur voor beeldspraken die regelmatig ontsporen of erger nog zogenaamd leuk zijn. De auteur heeft dit niet nodig want hij grossiert in kernachtige oneliners zoals ‘Pruisen is namelijk per vergissing ontstaan’ of ‘In 1789 veranderde alles.’
Een ander kritiekpunt betreft het gemak waarmee wordt veronderstelt dat we van ‘naties’ en ‘nationaal gevoel’ en ‘nationale identiteit’ kunnen spreken. Hier zouden iets meer reserves op hun plaats zijn. Dergelijke gevoelens waren beperkt tot een kleine geletterde elite. Een elite die tegelijkertijd ook kosmopolitisch dacht en in geheel Europa in het Frans communiceerde. Typerend is dat de auteur veronderstelt dat – anders dan Pruisen – in landen als Frankrijk en Engeland sprake was van één volk, in één staat, met één taal en met één vorst. Deze
echo van de Sonderweg-theorie is niet alleen achterhaald, maar ook feitelijk onjuist. Historici als Eugen Weber wijzen er niet voor niets op dat Frans voor grote delen van de Franse bevolking een vreemde taal was. Nog in 1893 sprak een kwart van de bevolking in het geheel geen Algemeen Beschaafd Frans.
Dit rijk geïllustreerde boek is een aanrader. Juist omdat het een minder bekende en minder populaire periode uit de Europese geschiedenis op een onorthodoxe wijze aan de orde stelt. Het is fascinerend om te lezen hoe kunst en politiek een intense wisselwerking aangaan. Uit Von der Dunks boek blijkt dat kunst te belangrijk is om aan kunsthistorici over te laten.
Willem Melching werkt aan de Universiteit van Amsterdam en is gespecialiseerd in Duitse geschiedenis.
Dit artikel is exclusief voor abonnees