Home De ondergang van het Avondland – Oswald Spengler

De ondergang van het Avondland – Oswald Spengler

  • Gepubliceerd op: 25 oktober 2017
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jeroen Vullings
  • 2 minuten leestijd
De ondergang van het Avondland – Oswald Spengler

Zelden is het pessimistische levensgevoel dat de titel De ondergang van het Avondland direct oproept grootser uitgedrukt. Die ‘ondergang’ heeft niet alleen betrekking op onze westerse beschaving, maar op álle hogere beschavingen van naam en faam.

Voor deze cultuurgeschiedenis, die in twee delen werd uitgegeven in 1918-1922, putte de Duitse geschiedfilosoof Oswald Spengler vrijelijk uit het verloop van een achttal wereldbeschavingen, waaronder die van de Chinezen en de Azteken. Culturen vergelijkt hij met organismen, en daarmee komen de stadia geboorte en dood in het spel. Net als organismen zijn culturen aan een begin- en eindfase onderhevig. De consequentie van deze organismevergelijking is fors: culturen zijn niet aan een specifieke tijd of regio gebonden, ze zijn van alle tijden. En hun opkomst en verval zijn iets wat in de geschiedenis herhaald wordt, aldus Spengler. Hij hangt een cyclisch tijdsbegrip aan, in plaats van het christelijke, lineaire tijdsbegrip.

Lange tijd stond zijn magnum opus De ondergang van het Avondland in een kwade reuk, omdat dit totaalboek de weg voor het gedachtegoed van de nazi’s geplaveid zou hebben. Inderdaad zijn er parallellen – zo geloofde de antidemocraat Spengler in een ‘sterke man’ als leider van de samenleving. Maar de verschillen zijn groter: Spengler wees het antisemitisme af en zijn algehele nee tegen het vooruitgangsdenken beviel de nazi’s niet.

Het is uiterst inzichtelijk om dit curieuze, cultuurpessimistische monument nu eens te lezen in plaats van eróver te lezen. Je ziet dan scherp hoe conservatieve denkers als Roger Scruton en Paul Cliteur voortborduren op Spenglers notie van een verhoogde bewustzijnstoestand waarin besef bestaat van het ‘vreemde’ en het ‘eigene’. Scruton kwam in 1994 aan met de term ‘oikofobie’: de angst voor het eigene. En Cliteur repte onlangs van ‘occidentofobie’: haat tegen het Westen. Zulke ideeënschatplichtigheid is logisch, doordat Spenglers boek niet zozeer een geschiedschrijving is als wel een filosofische duiding van al die culturen en hun onderlinge verbanden. Daarbij komt dat hij zijn vergezichten formuleert in beeldrijke taal, waarvoor enige mate van verstehen vereist is.

Applaus voor deze eerste Nederlandse vertaling van Spenglers complete Der Untergang des Abendlandes, maar zijn vaak polyinterpretabele proza vraagt welhaast om een religieuze overgave alvorens de wijsheden zich kunnen ontvouwen. Zo bezien heeft deze tekst een gebiedend karakter – ideaal voor lezers die houvast zoeken in onze verweesde samenleving. Het verdient dan ook aanbeveling De ondergang van het Avondland op adolescente leeftijd te lezen, zoals dat hoort bij bestormende schrijvers als Nietzsche en Dostojevski. Dan verrijst de eerste vorm in je nog vormeloze bestaan, nog voor de scepsis zich weldadig nestelt.

Jeroen Vullings is biograaf en criticus.

De ondergang van het Avondland. Schets van een morfologie van de wereldgeschiedenis, twee dln.
Oswald Spengler, vert. Mark Wildschut
1200 p. Boom, € 89,-

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.