Een paar vakantiedagen over? U wilt naar een historisch museum. We zetten op een rij waar u naartoe móét en waar u beter weg kunt blijven.
2002 is het VOC-jaar. Op naar het Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Aan de steiger ligt een replica van de Oost-Indiëvaarder `Amsterdam'. Op het schip is er theater voor kinderen. Drie regenten gedragen zich als een stel krankzinnige clowns.
Ze zijn onbehouwen en schelden elkaar voortdurend verrot. Een vrouw komt binnen; ze zegt dat de regenten moeten ophouden met dat kinderachtige gekibbel. Ze doen er beter aan om samen ze werken. `En zo werd de VOC opgericht.' Tja.
Na dit ongeloofwaardige verhaal hebben we trek in koffie en een broodje. De kopjes zijn halfvol en de broodjes smaken naar plastic. Vanuit het museumrestaurant zien we een boekwinkeltje. We willen er een kijkje nemen, maar er hangt een dik scheepstouw voor de ingang. We vragen beleefd of we even naar binnen mogen, maar we worden door een erg zuur kijkende meneer geweigerd. Een minstens zo nare dame (wellicht zijn vrouw, want ze passen goed bij elkaar) neemt ons geringschattend op. Dan zien we overal bordjes staan: `Niet aankomen' en `No entry'. Het wordt ons duidelijk dat het niet de bedoeling is dat `gewone' museumbezoekers iets in deze boekentempel komen kopen. Wie er wel in mag? We willen het niet eens weten.
Na de spraakmakende Grote Museum Test van vorig jaar test het Historisch Nieuwsblad dit jaar opnieuw tien grote historische musea (zie kader). Doen zij hun best voor u? Bent u er als klant koning? Is de presentatie verzorgd? Worden er mooie verhalen verteld? Steekt u er iets op? En: wordt u er vermaakt?
Allereerst kijken we naar de klantvriendelijkheid op basis van negen criteria: wachttijd bij de kassa, de informatie (folders, catalogi), voorzieningen (toegang met rolstoel, garderobe, toiletten), de bewegwijzering, het personeel (vriendelijk én geïnformeerd), de kwaliteit van het restaurant, de museumwinkel en tijdelijke exposities, en de brandveiligheid.. Vier musea scoren onvoldoende: het Museum voor Communicatie, het Industrion, het Allard Pierson Museum en het Legermuseum. Twee musea zijn goed tot zeer goed: Museum Boerhave en het Verzetsmuseum Amsterdam.
Nergens hoeven we lang te wachten voor de kassa, behalve bij het Nederlands Scheepvaartmuseum. Daar ontstaat een opstopping omdat de trage dame achter de kassa erg veel tijd nodig heeft om de geldigheid van een museumjaarkaart te onderzoeken. De folders en catalogi zijn bij de meeste musea in orde. Erg slecht presteert het Museum voor Communicatie. Er is een reclamefolder met vrijwel geen informatie over wat je in het museum kunt bekijken. In het Nederlands Textielmuseum ontdekken we pas in de museumwinkel dat er ook nog een gidsje over de collectie is. Het stamt uit 1990 en is behoorlijk verouderd. Kasteel Huis Doorn is maar beperkt toegankelijk voor de minder valide bezoeker; die mist zeker de helft van het museum. In het Legermuseum heeft een rolstoeler moeite om het toilet binnen te komen vanwege de zware drangers op de deuren. De toiletten in dit museum zijn wel blinkend schoon. Er hangt zelfs een lijst waarop de schoonmaker noteert wanneer hij de ruimte een beurt heeft gegeven. Triest opnieuw is de situatie in het Museum voor Communicatie: de toiletten zijn verre van fris en de vloeren zijn bezaaid met wc-papier.
De bewegwijzering is goed bij maar vier musea. Wie wil verdwalen, moet naar Museum Catharijneconvent. Er is geen route uitgezet door middel van pijlen of zaalnummering. U kunt er alleen navigeren op basis van historische kennis; de route is namelijk chronologisch. Ook in het Industrion lukt het ons niet om de route te ontdekken: die is slecht aangegeven. In het Legermuseum van hetzelfde laken een pak. Hier worden we door suppoosten ook nog de verkeerde kant op gestuurd.
Slappe mayonaise
Natuurlijk, er loopt vriendelijk personeel rond in de musea. In de winkel van het Nederlands Scheepvaartmuseum brengt de verkoopster een eindeloos geduld op als de door ons meegenomen kinderen maar niet kunnen kiezen tussen een piratenvlag en een periscoop. Maar er is ook naar personeel. Toppunt: de mevrouw die in de damastweverij van het Nederlands Textielmuseum demonstraties verzorgt. Ze reageert zo bot op onze vraag om uitleg dat we de moed om iets op te steken over dit edele metier maar opgeven. Goed geïnformeerd zijn de suppoosten zelden. We vragen om toelichting aan een suppoost in Museum Catharijneconvent: `Mevrouw, het is heel erg oud en heel erg duur.' Dat hadden we zelf ook al bedacht. Het Museum voor Communicatie heeft suppoosten met zwarte overhemden waarop staat: `Informatiedrager. Vraagbaak. Helpende Hand.' Nuttig, alleen zitten de Helpende Handen de hele middag koffie te drinken in het restaurant.
Twee goede museumrestaurants, vier slechte en vier middelmatige vormen de oogst van dit jaar. De mevrouw van het restaurant in het Nederlands Textielmuseum zet meteen een tafeltje voor ons buiten en brengt binnen een paar minuten koffie met broodjes, die zelfs op zondag krakend vers zijn. De patat in het restaurant van het Industrion heeft te weinig zout en erg slappe mayonaise. Het Allard Pierson Museum heeft geen restaurant; er zijn een koffie- en een blikjesautomaat. Een Spartaans aanbod dus.
De meeste museumwinkels zijn in orde. Bij het Allard Pierson Museum is er weinig keuze, net als bij het Verzetsmuseum Amsterdam. Treurnis wederom in het Museum voor Communicatie. Er zijn ansichtkaarten, posters, postzegels en alles voor uw mobiele telefoon. Boeken? Verkoper: `Die moeten we ergens hebben, maar vraag me niet waar.' Twee musea hebben geen tijdelijke tentoonstelling als we ze bezoeken: het Industrion en het Allard Pierson Museum. Bij de andere musea zijn de tijdelijke opstellingen goed en soms zelfs beter dan de vaste opstelling. Het Nederlands Scheepvaartmuseum heeft twee exposities: een over de VOC en een over de slavenhandel. Ze zijn veel spannender dan de brave en wat saaie vaste opstelling.
Een `lekker moderne' opstelling heeft het Industrion. Maar als we er rondlopen vragen we ons angstig af: hoe komen we hier snel buiten bij brand? Het Legermuseum heeft veel brandblussers, en ook voldoende nooduitgangen. Alleen komen sommige uit op de gracht. En dan?
'Daar loopt de keizer'
Het tweede onderdeel van de test is de presentatie van de musea. Hoe is de vormgeving van de opstelling? Is de belichting in orde? Is er een goede route binnen de opstelling? Deugt het onderhoud, doen alle attracties het? En ten slotte: is de informatie goed en duidelijk?
Twee musea scoren een onvoldoende (Allard Pierson Museum en Nederlands Textielmuseum). Vier musea scoren goed tot zeer goed (Nederlands Scheepvaartmuseum, Industrion, Kasteel Huis Doorn en Verzetsmuseum Amsterdam). We kijken naar een goed museum (Industrion), een slecht museum (Nederlands Textielmuseum) en een buitenissig museum (Kasteel Huis Doorn).
Het Industrion in Kerkrade vertelt het verhaal van 150 jaar industrie en samenleving. De presentatie is nog vrij nieuw, alles is fris geverfd en brandschoon. De belichting is sober om een spannende sfeer op te roepen. Een thematische route, vol bochten en een levendige afwisseling van grote en kleine objecten. Hier en daar decorstukken, zoals een Limburgse arbeidersstraat uit de vorige eeuw. Nauwelijks vitrines, wel veel machines en apparaten die met een druk op de knop in werking te stellen zijn. In de mijnbouwhoek kun je in een liftkooi gaan staan. Je ziet dan een fantastische film met beelden van de mijnen ondergronds. De informatie is simpel en helder. Voor wie meer wil zijn er video's. Het museum wil al amuserend basale historische informatie overdragen.
De vaste opstelling van het Nederlands Textielmuseum is ondergebracht in twee grote fabriekshallen die in elkaar overlopen; de oude hal gaat over de periode tot 1950, de moderne over de tijd erna. Er is een hoogst verwarrende route langs 25 borden waarmee je langs de objecten door de zaal slingert. De borden staan nu eens links en dan weer rechts, waardoor je er meer dan eens eentje mist. Ook is het niet altijd duidelijk bij welk object ze horen. De vormgeving (grote foto's, af en toe een video) was ruim twintig jaar geleden hip, maar doet nu gedateerd aan en ziet er versleten uit.
De informatie is lachwekkend simpel (`Het fabriekswerk was zwaar. De arbeiders verdienden niet veel') of volkomen onbegrijpelijk (`De appretuur wordt gesplitst in een natte afdeling, de natappretuur, en een droge afdeling, de droogappretuur'). Van alles en nog wat over textiel, daar gaat het museum over: techniekgeschiedenis, de geschiedenis van de textielindustrie in Nederland, en mode en design in een volstrekt onsamenhangende presentatie. Wel is het museum bezig deze te vernieuwen, wat een deel van de chaos wellicht verklaart.
In Kasteel Huis Doorn verbleef de laatste Duitse keizer, Wilhelm II, van 1920 tot 1941. Het museum toont de wooncultuur van deze balling. Kasteel Huis Doorn is buitenissig omdat je er niet vrij mag rondlopen (behalve op zondag). Je moet achter de gids aan – een van de 140 vrijwilligers die in dit museum werken. De gids hoort daarom bij de presentatie. We lopen er rond met gids Truusje Troelstra (`Ja hoor, familie van. Hij zou zich omdraaien in zijn graf'). Ze vertelt met liefde feiten en anekdotes uit het leven van de keizer, die ze zelf nog gekend heeft. Als de keizer ging wandelen droeg hij een gleufhoed, slobkousen en hoge laarzen. `Kijk, Truusje, daar loopt de keizer,' riep haar moeder altijd. Het zusje van Truusje ging bramen plukken aan de rand van het terrein van Huis Doorn. Soms mocht ze haar emmertje aan de keizerlijke wandelstok hangen. De gewezen monarch vulde het dan met de veel vettere bramen aan zijn zijde van het hek. Huis Doorn is uiterst proper en goed onderhouden. Helaas is de smaak van de keizer niet de onze.
Toys for the boys
Zomaar wat historische objecten in een zaal geplaatst, daar hebben we niks aan. Een historisch museum móét een verhaal vertellen. Een verhaal dat klopt en dat leerzaam, vermakelijk, prachtig en toegankelijk is (ook voor kinderen, allochtonen en toeristen). Het derde en belangrijkste onderdeel van onze test gaat over het verhaal van de musea.
Vier musea scoren goed of zeer goed (Nederlands Scheepvaartmuseum, Industrion, Museum Boerhave en Verzetsmuseum Amsterdam) en vier musea onvoldoende (Kasteel Huis Doorn, Nederlands Textielmuseum, Museum voor Communicatie en het Legermuseum). Laten we de drie slechtste en de twee beste eens nader bekijken.
Jammer voor de grote inzet van de vrijwilligers van Kasteel Huis Doorn, maar het verhaal van dit museum is veel te beperkt. Het gaat over hoe een zielige, teleurgestelde man wegkwijnde. En ook over hoe rijke mensen zonder baan in de eerste helft van de vorige eeuw leefden; wat ze wel (bezoek ontvangen en dineren) en wat ze niet deden (in bad gaan). Kasteel Huis Doorn zou bij uitstek geschikt zijn om iets te vertellen over de Eerste Wereldoorlog en de nasleep daarvan in Europa. Daar wordt echter niets mee gedaan.
Ook het verhaal van het Legermuseum is veel te beperkt. Het laat zien wat voor wapens er waren in verschillende tijden en hoe de soldaten gekleed gingen: toys for the boys. Het Legermuseum is daarom een museum voor `echte' mannen. De oude wapens, speren en bijlen: wat staan ze er vandaag weer fris, puntig en scherp bij. En zie de tinnen paardjes met ruiters: hoe mooi staan ze in opstelling om de tegenstanders te lijf te gaan. Oorlog is fun, wil het Legermuseum ons vertellen. Waarom er oorlogen zijn en wat de vreselijke gevolgen ervan zijn (bloedvergieten, dood), daar heeft het museum het niet over.
Het Museum voor Communicatie biedt veel vermaak en is uiterst toegankelijk. Maar het mikt, zo lijkt het, op het kennisniveau van een kleuter. Een tekst: `Gelukkig zijn de brievenbussen altijd goed te herkennen. Zo kan niemand de glasbak aanzien voor een brievenbus, want dan zou die verre oom wel eens kunnen vergeten hoe de familie eruitziet.' De geschiedenis komt er in dit museum bekaaid af. Het gaat vooral over de post en de telefoon anno nu – kortom, over hoe wij tegenwoordig communiceren. Vroeger heette dit het PTT Museum. Dat is nog steeds te merken, want het museum verheerlijkt de nazaten van dit ooit trotste staatsbedrijf.
Het Nederlands Scheepvaartmuseum vertelt het verhaal van de Nederlandse scheepvaartgeschiedenis. Veel aandacht is er natuurlijk voor de Gouden Eeuw, met een portret van Michiel de Ruyter en enorme schilderijen van beroemde zeeslagen. Het verhaal is nooit ronkend nationalistisch, is gebaseerd op de nieuwste inzichten van historisch onderzoek, is heel degelijk en daarom ook een beetje saai. Het nagebouwd VOC-schip, dat bij de vaste opstelling hoort, biedt compensatie. Dat is veel opwindender. Je ervaart hoe laag de ruimte was tussen de dekken en je kunt je goed voorstellen hoe vol het op het schip geweest moet zijn, vooral als er veel museumbezoekers tegelijk aan boord komen.
Het Verzetsmuseum Amsterdam heeft een spiksplinternieuwe opstelling. Het museum is in 1999 verhuisd naar gebouw Plancius in de Plantagebuurt. Alle museale trucs zijn gebruikt om de bezoeker te vermaken, te ontroeren en om hem iets bij te brengen. Chronologisch wandel je door de geschiedenis van de Nederlandse bezettingsjaren. Het verhaal wordt aangrijpend, maar zeker niet moralistisch verteld met authentieke voorwerpen, foto's en documenten, film- en geluidsfragmenten. Er zijn een vitrine met foto's en licht- en geluidseffecten over de Amsterdamse jodenvervolging en de Februaristaking. Je krijgt er de rillingen van. De hele opstelling is vrij donker; aan het einde is er fel licht met kleurige bogen: de Bevrijding. Cliché? Ja, maar het werkt wel. Opgewekt verlaten we Plancius. We hebben een perfect museum bezocht.
Conclusie
Net als vorig jaar merken we heel wat misstanden op bij de Nederlandse musea: je verdwaalt er; het personeel is traag, lui, bot en slecht geïnformeerd; je krijgt vieze dingen voorgeschoteld in het restaurant; bij brand is je veiligheid niet gegarandeerd; je wordt opgescheept met lelijke, eenzijdige en onbegrijpelijke presentaties. Maar niet overal. Uit onze test van dit jaar komt een aantal musea naar voren die zeer de moeite waard zijn: het Industrion, het Museum Boerhave, het Nederlands Scheepvaartmuseum en het Verzetsmuseum Amsterdam, met een ruime voorsprong winnaar van deze tweede Grote Museum Test.
Het testteam bestond uit: Bas Broekhuizen, Geertje Dekkers, Arjen Fortuin, Caroline Hanken, Marchien den Hertog, Bas Kromhout, Erika Kuijpers, Martine Postma, Marieke Prins, Frans Smits, Lisa van der Veen en Chiel Veffer.
Totaalklassement Museumtest 2001 en 2002
1. Verzetsmuseum Amsterdam 9
2. Amsterdams Historisch Museum 9-
3. Rijksmuseum van Oudheden Leiden 8+
4. Joods Historisch Museum Amsterdam 8+
5. Zuiderzeemuseum Enkhuizen 7,5
6. Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam 7,5
7. Boerhave Museum Leiden 7,5
8. Industrion Kerkrade 7+
9. Teylers Museum Haarlem 7-
10. Museum Catharijneconvent Utrecht 6,5
11. Bijbels Openluchtmuseum Groesbeek 6+
12. Allard Pierson Museum Amsterdam 6
13. Nederlands Openluchtmuseum Arnhem 5-
14. Kasteel Huis Doorn 5-
15. Paleis Het Loo Apeldoorn 4+
16. Rijksmuseum Amsterdam 4+
17. Nederlands Textielmuseum Tilburg 4+
18. Legermuseum Delft 4+
19. Museum voor Communicatie Den Haag 3+
20. Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum Overloon 2+
Cursief: museum getest in 2001. De eerste Grote Museum Test staat in Historisch Nieuwsblad 2001/6. Te bestellen via www.historischnieuwsblad.nl.
Verzetsmuseum Amsterdam 9
Bezoekers in 2001: 33.114. Prijs volwassene: euro 4,50
Winnaar van deze tweede Grote Museum Test. U móét dit museum bezoeken. Een vermakelijk, ontroerend, aangrijpend en leerzaam verhaal over Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. U komt opgewekt naar buiten, omdat u ervaart hoe fantastisch een museum kan zijn.
Pas op: stoot niet uw hoofd aan de Bevrijdingbogen; die hangen nogal laag.
Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam 7,5
Bezoekers in 2001: 162.997. Prijs volwassene: euro 7,-
`Opent de deuren naar een groots tijdperk.' Dat is zo: veel schittering uit de Gouden Eeuw. Binnen een heel degelijke, maar wat brave opstelling. Buiten ligt het nagebouwde VOC-schip, dat meer vermaak biedt. Erg kindvriendelijk. De tijdelijke exposities zijn zeer de moeite waard.
Pas op: loop snel voorbij aan de boekwinkel; de verkopers zijn dodelijk naar.
Museum Boerhave Leiden 7,5
Bezoekers in 2001: 29.403. Prijs volwassene: euro 3,50
Museum met een hang naar volledigheid. Gaat over de geschiedenis van de moderne natuurwetenschappen en geneeskunde in Nederland. Griezel bij enge medische apparatuur en het kinderarmpje op sterk water. U kunt oefenen hoe u bij een moeilijke bevalling een baby haalt met een tang. Ook daarom zeer kindvriendelijk.
Pas op: neem een vergrootglas mee, want de informatiebordjes zijn ongeveer zo groot als een postzegel.
Industrion Kerkrade 7+
Bezoekers in 2001: 46.681. Prijs volwassene: euro 5,-
Een feelgood-museum over industrie en samenleving. Het motto luidt: `Weet wat mensen beweegt.' En inderdaad, alles in dit museum beweegt. Door een simpele druk op een knop. Houdt vast aan de hoofdlijnen van de geschiedenis. Prima voor kinderen, te eenvoudig voor de serieuze bezoeker. U kunt er komen met een historische stoomtrein.
Pas op: bestel geen patat met mayonaise: niet lekker.
Museum Catharijneconvent Utrecht 6,5
Bezoekers in 2001: 70.810. Prijs volwassene: euro 6,-
Heel mooie spullen uit de geschiedenis van de christelijke cultuur in Nederland. Heeft weinig over de twintigste eeuw. Veel te moeilijke opstelling, nu een groot deel van de Nederlanders niet eens meer weet wat `een mis, `de communie', en `een sacrament' zijn. Kinderen thuislaten, want die beleven weinig plezier. U, vijftigplusser en christelijk opgevoede bezoeker, hebt hier de dag van uw leven.
Pas op: vraag niets aan de suppoost; die weet het ook niet.
Allard Pierson Museum Amsterdam 6
Bezoekers in 2001: 41.681. Prijs volwassene: euro 4,30
Gaat over de oudheid. De vaste opstelling is zelf ook behoorlijk oud. Alles wetenschappelijk verantwoord, tegelijkertijd weinig sexy. Ga er langs als er een tijdelijke expositie is; die zijn altijd vrolijk, toegankelijk, zeer kindvriendelijk, maar verre van onbenullig.
Pas op: zelf voor de catering zorgen, want er is geen restaurant.
Kasteel Huis Doorn 5-
Bezoekers in 2001: 38.781. Prijs volwassene: euro 4,-
Hier woonde de laatste Duitse keizer. U kunt zich vergapen aan zijn mooie en minder mooie spullen. De gidsen zijn zeer deskundig en vertellen u prachtige anekdotes over Wilhelm II. Maar jammer genoeg ook niet meer dan dat. Niks over de Eerste Wereldoorlog, de rol van Nederland daarin en de gevolgen van deze dramatische oorlog.
Pas op: voor uw ogen als u het geschenk van
Wilhelmina passeert, de wanstaltige porseleinen schemerlamp.
Nederlands Textielmuseum Tilburg 4+
Bezoekers in 2001: 57.331. Prijs volwassene: euro 4,50
Museum kan niet kiezen wat het u wil voorschotelen. Techniekgeschiedenis? Geschiedenis van de textielindustrie in Nederland? Of mode en design? Daarom een heel warrige en onbegrijpelijke presentatie. Bordje: `In de duivelmolen worden de plukken ruwe wol uit elkaar getrokken. Het fijnere “kammen'' doet de schrobbelmolen.'
Pas op: blijf uit de buurt van de damastweverij, want daar regeert de meest zure mevrouw van Tilburg.
Legermuseum Delft 4+
Bezoekers in 2001: 37.371. Prijs volwassene: euro 4,40
Dierenactivisten en andere liefhebbers van wapens kunnen hier hun hart ophalen. Bent u pacifistisch van aard, mijd dan dit museum. Een eindeloze parade van wapentuig en militaire uniformen. Oorlog is leuk, vertelt dit museum. U en wij weten wel beter.
Pas op: de nooduitgangen komen soms uit op de gracht.
Museum voor Communicatie Den Haag 3+
Bezoekers in 2001: 38.182. Prijs volwassene: euro 4,50
Voormalig PTT Museum. Nog steeds een reclamezuil voor de nazaten van dit ooit trotse staatsbedrijf. Produceert volstrekt onbenullige teksten: `Post verplaatst zich met de snelheid van de mens.' Weinig geschiedenis en veel moderne communicatie. Uitermate geschikt voor kinderen. U mag hier uiteraard overal mobiel bellen.
Pas op: struikel niet over het wc-papier in de zeer onfrisse toiletruimtes.
Dit artikel is exclusief voor abonnees