Een oude controverse rond historicus Ad van Liempt is weer in alle hevigheid opgelaaid. Het geruzie vindt nu plaats in de BMGN – Low Countries Historical Review, een van de oudste wetenschappelijke tijdschriften van Nederland. Maar waar gaat de discussie eigenlijk over? De hoofdredacteur van Historisch Nieuwsblad Bas Kromhout geeft duiding.
Het academische tijdschrift BMGN wijdt een speciale editie aan de ‘affaire-Van Liempt’. Die leek drie jaar geleden te zijn afgerond, nadat beschuldigingen van plagiaat in het proefschrift van historicus Ad van Liempt ongegrond waren verklaard door de bevoegde academische instanties. Maar de redactie van BMGN zag toch aanleiding om de affaire weer op te rakelen.
De hoofdredacteur, de Antwerpse hoogleraar Marnix Beyen, schrijft in zijn voorwoord dat deze speciale editie de aanzet moet geven tot ‘een ruimere reflectie over de wetenschappelijke integriteit en de ethische verantwoordelijkheid van historici’. De artikelen focussen echter op die ene casus rond Van Liempt. Een aantal bijdragen is geschreven door personen die zich al eerder hebben laten gelden als uitgesproken critici van Van Liempt en zijn werk – om uiteenlopende redenen. ‘Zo kunnen we de verdenking op ons hebben geladen van beschadigingsdrift,’ erkent Beyen in een interview met het Dagblad van het Noorden, ‘maar dat was uitdrukkelijk niet de bedoeling.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Intussen staat er op de website van BMGN een lange lijst reacties van mensen, die op de een of andere manier betrokken zijn bij de affaire. Het gaat hard tegen hard: beschuldigingen vliegen over en weer, reputaties worden beschadigd, frontlinies getrokken. Het ziet er niet fraai uit.
De wortels van de controverse
Voor een buitenstaander is het moeilijk wijs worden uit de hele ‘discussie’. Wie er iets van wil snappen, moet weten hoe de affaire zich heeft ontwikkeld vanaf het eerste begin. Die ontwikkeling zal ik in het vervolg van dit artikel schetsen. Ik doe dit zo beknopt mogelijk en vermijd zijpaden. Ook beperk ik me tot wat zich in de openbaarheid, via de media, heeft afgespeeld. Hoe de affaire doorwerkt in persoonlijke relaties, tijdens redactievergaderingen of in de wandelgangen van faculteiten, ligt buiten mijn gezichtsveld.
Ik zeg er van tevoren bij dat ik niet afzijdig sta van de discussie, en dat ik een bescheiden rol heb gespeeld in de affaire. Ik zal proberen zo objectief mogelijk de verschillende posities in het debat te beschrijven. Maar ik neem zelf ook een standpunt in, en ik zal die in het verloop van dit artikel verduidelijken.
Het is belangrijk te weten dat de affaire-Van Liempt om veel meer draait dan alleen de beschuldiging van plagiaat in zijn proefschrift uit 2019. De affaire begon zelfs voordat er überhaupt een proefschrift bij de promotiecommissie lag. Hoewel de wortels van de controverse nog verder terug reiken in de tijd, werd het echte startschot in het voorjaar van 2017 gegeven. Toen verscheen het boek Oorlogsouders, waarin de schrijfster Isabel van Boetzelaer vertelt over haar vader, die tijdens de Duitse bezetting bij de Sicherheitsdienst in Den Haag werkte. De nog onbekende auteur kreeg hulp van Ad van Liempt bij de promotie van haar boek. Van Liempt schreef een wervende flaptekst (evenals schrijver Alexander Münninghoff), nam het eerste exemplaar in ontvangst, besprak de titel kort in de Volkskrant en escorteerde Isabel van Boetzelaer naar een praatprogramma op televisie.
Maar het boek rammelde flink. Zoals de publicist Maarten van Voorst tot Voorst aantoonde in een artikel in De Nederlandse Boekengids, herhaalde de schrijfster klakkeloos familiemythes die haar vaders misstappen vergoelijkten, belastende feiten verzwegen en hem onterecht in een gunstiger daglicht plaatsten. Hierdoor kwam ook Ad van Liempt in moeilijkheden. Want had hij niet moeten zien dat Oorlogsouders een ondeugdelijk boek was?
Iemand die hem zijn rol bij het promoten van Oorlogsouders bijzonder kwalijk nam, was de schrijfster Chaja Polak. Dat is zeer begrijpelijk. Haar eigen Joodse ouders zijn in 1944 op hun onderduikadres opgepakt door het SD-commando van Van Boetzelaers vader. Geen wonder dus dat zij diep gekrenkt was door de vergoelijkende inhoud van Oorlogsouders. Polak schreef er een eigen boek over met de sarcastische titel De man die geen hekel had aan Joden. Hierin legt zij haar intieme gevoelens over de kwestie bloot. De hoofdrol geeft zij aan Ad van Liempt, omdat zijn gedrag haar het meest heeft gekwetst. In het boek citeert Polak uit privémails die zij met hem wisselt. En in een nachtmerrieachtige scène voert zij een fictief gesprek van Van Liempt.
Nivellering
Eén woord staat centraal in de verwijten die Polak maakt richting Van Liempt: ‘nivellering’. Het begrip is gemunt door historica Evelien Gans en betekent zoiets als het doen vervagen van de morele grenzen tussen goed en fout, volgens het motto ‘Iedereen een beetje slachtoffer, iedereen een beetje dader.’ Volgens Polak droeg Van Liempt bij aan nivellering door Oorlogsouders aan te prijzen bij het Nederlandse publiek.
Toen De man die geen hekel had aan Joden in het najaar van 2018 verscheen, besloot de redactie van het radioprogramma OVT om Chaja Polak uit te nodigen in de studio. Ook Ad van Liempt kreeg een uitnodiging, maar die wilde niet komen. Daarop belde presentator Jos Palm mij, en vroeg of ik wilde aanschuiven om mee te discussiëren over Polaks boek. Na enig aarzelen besloot ik dat te doen. Ik was namelijk van mening dat Van Liempt weliswaar een grote vergissing had begaan door Oorlogsouders te promoten, maar dat het te ver ging om hem te etaleren als een boegbeeld van nivellering. Van Liempts eigen werk, met name Kopgeld (2002) en Jodenjacht (2011), getuigt juist van een diepe afkeer van de Duitse en Nederlandse SD-agenten die onderduikers opspoorden. Dit laatste heb ik, in iets andere bewoordingen, ook gezegd in de uitzending. En ik sta er nog altijd achter.
Twee maanden na de uitzending van OVT erkende Van Liempt in een interview met het Dagblad van het Noorden dat hij een fout had gemaakt door zijn naam te verbinden aan Oorlogsouders. ‘Ik heb het boek nauwelijks gelezen, een beetje gescand. En een wervend zinnetje opgeschreven, waar ik heel veel spijt van heb.’ Een dieptepunt in zijn carrière, zo typeerde hij zelf zijn vergissing.
Voetballen in de oorlog
Hiermee was de kous niet af, want kort daarna meldde zich een nieuwe stem in wat al aardig op een affaire begon te lijken. Die stem was van journalist Frits Barend. Hij was de eerste die het verwijt van nivellering combineerde met een andere beschuldiging: plagiaat.
Op 30 maart 2019 stond er in de Amsterdamse krant Het Parool een lang artikel van Frits Barend, getiteld ‘Ad van Liempt pronkt met andermans veren’. Zoals de inleiding van het artikel aankondigde, ging het om ‘een aanklacht in acht bedrijven’. Aanklacht nummer 1 en 8 hadden betrekking op de kwestie-Van Boetzelaer en nivellering. Aanklacht 2 tot en met 7 gingen over heel andere zaken. Van Liempt zou namelijk een aantal keren in zijn carrière als journalist historische ontdekkingen voor zichzelf hebben geclaimd, die in werkelijkheid door anderen waren gedaan.
Barend was daar zelf ook slachtoffer van geworden, schreef hij. Voor een toespraak over ‘Voetballen in de oorlog’, die Van Liempt in 2012 hield in Herinneringscentrum Kamp Westerbork, zou deze zonder bronvermelding hebben geput uit een artikel dat in 1979 in Vrij Nederland had gestaan en dat Barend samen met Henk van Dorp had geschreven. Zeven jaar later vond Barend het opportuun dit voorval opnieuw in herinnering te brengen om ‘de werkwijze’ van Ad van Liempt te schetsen. De beschuldigde zelf mocht in de krant reageren en noemde Barends achtdelige aanklacht ‘een poging tot karaktermoord’.
Proefschrift
Tot dan toe waren alle publicaties en tv-programma’s van Ad van Liempt tot stand gekomen buiten de muren van de universiteit. Hij had een journalistieke carrière doorlopen, geen wetenschappelijke. Maar dat zou veranderen door zijn promotie aan de Rijksuniversiteit Groningen, die gepland stond voor 9 mei 2019. Zijn dissertatie was een biografie van Albert Gemmeker, die tijdens de bezetting commandant was van het doorgangskamp voor Joden in Westerbork.
Nog voordat iemand kennis had genomen van de inhoud, schreef de eerder genoemde Maarten van Voorst tot Voorst een opiniestuk in het Dagblad van het Noorden. Onder verwijzing naar Barends artikel in Het Parool stelde hij: ‘Er staat een olifant in de aula van de RUG en hij werpt een grote schaduw op Ad van Liempt’. Zonder het duidelijk uit te spreken, insinueerde Van Voorst tot Voorst dat Van Liempt niet zonder meer zou mogen promoveren: ‘De kern van Barends betoog is […] dat er ernstige problemen zijn met Van Liempts werkwijze als geschiedenisjournalist. Die werkwijze is onlosmakelijk verbonden met de vaardigheden die nodig zijn voor een doctoraat.’ De universiteit kon ‘de vragen’ die door Barends stuk waren opgeworpen ‘niet zomaar negeren’.
Toch luisterde de universiteit niet naar de bezwaren van Van Voorst tot Voorst. Naar mijn mening terecht, want wat had zij te maken met beschuldigingen die geen van alle het promotieonderzoek zelf betroffen? Van Voorst tot Voorst had eerder uitstekend werk geleverd door de verdraaiingen in het boek van Isabel van Boetzelaer te openbaren, maar nu leek hij erop uit te zijn om Van Liempt linksom of rechtsom te cancelen. Dat lukte niet. Het proefschrift werd goedgekeurd en op 9 mei promoveerde Ad van Liempt in de aula van de Rijksuniversiteit.
Bachelorscriptie
Intussen was door de krantenpublicaties van Barend en Van Voorst tot Voorst bij sommigen de indruk gewekt dat er iets niet in de haak was met Ad van Liempt. De Groningse dichter en blogger Bart Droog besloot het proefschrift onder het vergrootglas te leggen, om te zien of Van Liempt opnieuw te betrappen was op het gebruik van andermans werk zonder deugdelijke bronverwijzing. Al snel meende Droog beet te hebben. Vóór Van Liempt had er namelijk al iemand een biografie van Gemmeker geschreven. Het betrof de bachelorscriptie van Lotte Bergen, die in 2012 in boekvorm was uitgegeven. Op zijn blog stelde Droog dat Van Liempt de publicatie van Bergen ‘zorgvuldig verzwegen’ had. De titel stond wel in de literatuurlijst, maar werd niet vermeld in de tekst en kwam ook niet voor in de voetnoten.
Ik heb Lotte Bergens boek (133 pagina’s inclusief noten en afbeeldingen) over Gemmeker bekeken, en het heeft weinig om het lijf. Er is geen sprake van dat Van Liempt haar werk heeft gekopieerd. Weliswaar stelt Bergen net als hij de vraag, of Gemmeker wist dat de meeste Joden die vanuit Westerbork verder werden gedeporteerd naar ‘het oosten’, daar werden vergast (antwoord: ja). Maar het onderzoek van Van Liempt is vele malen grondiger en uitvoeriger, waardoor hij – in tegenstelling tot Bergen – het antwoord stevig weet te onderbouwen. Ik vind het daarom wel begrijpelijk dat hij Bergen niet de credits geeft.
Echter. Wat ik niet begrijp, is dat Van Liempt nergens in zijn proefschrift reflecteert op de historiografie. Het is goed gebruik in de geschiedwetenschap om een overzicht te geven van wat er zoal over jouw onderwerp is gepubliceerd door vakgenoten, om vervolgens uit te leggen in welk opzicht jouw eigen onderzoek zorgt voor een aanvulling of correctie van de bestaande literatuur. Had Van Liempt dat gebruik gevolgd, dan had hij onder meer moeten uitleggen op welke punten Bergens boek tekortschiet. Persoonlijk ben ik van mening dat zo’n historiografische verantwoording een vereiste is bij een proefschrift. Van Liempts promotoren – hoogleraar Hans Renders en emeritus hoogleraar Doeko Bosscher – hadden erop moeten toezien dat aan die vereiste werd voldaan.
Ongegrond
Het ontbreken van een historiografische paragraaf is echter nog geen plagiaat. Droog diende een klacht in bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI) van de Groningse universiteit, maar die concludeerde dat Van Liempt zich niet aan plagiaat had bezondigd. Wel bevatte zijn proefschrift slordigheden: een verkeerd geciteerde mail van een Canadese historicus, enkele verhaspelde namen en een paar ontbrekende voetnoten. Maar Van Liempt had zijn doctorstitel eerlijk en terecht verkregen, oordeelde de Commissie.
Daar namen zijn critici geen genoegen mee. Frits Barend trok de integriteit van de Commissie zélf in twijfel. En Bart Droog ging in beroep bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) van de universiteitenvereniging VSNU. Dat velde echter hetzelfde oordeel als de Groningse commissie: de aanklacht van plagiaat was ongegrond.
Ondertoon van complottheorie
Nog steeds lieten sommigen niet los. Rudolf Dekker, oud-docent aan de Erasmus Universiteit, publiceerde in 2019 een brochure: Plagiaat en nivellering. Nieuwe trends in de Nederlandse geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog. Hierin combineerde hij alle eerdere aantijgingen tegen Van Liempt: dat hij in het verleden diverse collega’s had benadeeld, dat zijn proefschrift op plagiaat berustte, en dat hij een nivellerend beeld van de bezettingstijd zou uitdragen.
Om een indruk te krijgen van Dekkers brochure, verwijs ik naar de recensie van de Belgische historicus Nico Wouters in BMGN. Hij signaleert bij Dekker ‘een ondertoon van complottheorie’. Ik kan dit slechts beamen. Dekker suggereert dat Ad van Liempt een dermate machtige positie bekleedt binnen de Nederlandse mediawereld, dat hij kan beschikken over een netwerk van journalisten die hem beschermen. En daar zouden onder meer Historisch Nieuwsblad en mijn persoon deel van uitmaken. Dekker levert in zijn brochure commentaar op mijn optreden in OVT, toen ik tegen Chaja Polak zei dat de boeken van Van Liempt niet wezen op een tendens tot nivelleren. Hij schrijft: ‘Al hakkelend geeft Kromhout de hem kennelijk opgedragen boodschap af’. Alsof ik een loopjongen van Van Liempt zou zijn, die geen eigen mening heeft.
Even verder schrijft Dekker dat mijn ‘aanval’ op Chaja Polak niets minder was dan ‘een dolkstoot in de rug’ van de schrijfster. Maar als u de uitzending terug luistert, zult u horen dat ik heb geprobeerd mijn commentaar op haar boek zo vriendelijk mogelijk te formuleren. Ik wilde haar niet kwetsen. Tegelijk ben ik van mening dat een schrijfster die een uiterst polemisch boek publiceert, ertegen moet kunnen als zij weerwoord krijgt.
Discussiedossier
Drie jaar verstreken. Na de vrijspraak door twee academische instanties ebde de media-aandacht voor de affaire weg. Van Liempt zelf schreef intussen een nieuw publieksboek, over de jaren vijftig. Het werd positief ontvangen. De storm leek achter de rug.
Maar nu is daar opeens de BMGN. De jongste editie van dit eerbiedwaardige tijdschrift, waarvan de oudste directe voorloper in 1837 werd opgericht, is voor tachtig procent gevuld met een zogenoemd discussiedossier over de affaire. ‘Indien BMGN– Low Countries Historical Review vandaag – als eerste wetenschappelijk tijdschrift – uitgebreid terugblikt op deze polemiek, is het niet om het nauwelijks neergedaalde stof opnieuw de lucht in te blazen,’ schrijft hoofdredacteur Marnix Beyen in het openingsartikel. ‘Wel wil de redactie, vertrekkende vanuit deze zaak en op uitdrukkelijk verzoek van het KNHG (Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap, BK), in dit discussiedossier de schijnwerper richten op de belangrijke deontologische en historiografische kwesties die erdoor aan de orde worden gesteld.’ En verder: ‘De zaak-Van Liempt fungeert in dit dossier als vertrekpunt, niet als eindpunt van een discussie over deze beide kwesties.’
Dit laatste wordt niet bewaarheid door de inhoud van het discussiestuk. Want hierin is de affaire-Van Liempt niet alleen het vertrek- én het eindpunt, maar überhaupt de enige casus die aandacht krijgt. Dat is niet de manier waarop een tijdschrift een zinvolle discussie over wetenschappelijke integriteit zou moeten faciliteren. Daarvoor is het nodig om breder te kijken. Dan onderzoek je aan de hand van meerdere casussen over een langere periode, of er sprake is van een verschuiving in de toepassing van academisch standaarden. Vervolgens vraag je verschillende deskundigen hierop hun visie te geven. Zo’n aanpak had waarschijnlijk wél een interessante editie van BMGN opgeleverd.
Als tweede onderdeel van het discussiedossier recenseert Nico Wouters zowel Van Liempts proefschrift over Gemmeker, als de brochure van Rudolf Dekker. Wouters heeft forse kritiek op het proefschrift, dat hij te weinig wetenschappelijk vindt en te veel vindt lijken op een journalistiek publieksboek. Niet zo vreemd, want dat is het genre waarbinnen Van Liempt doorgaans opereert. Van ernstige schendingen van de wetenschappelijke integriteit maakt Wouters geen gewag, laat staan van plagiaat. Met het ‘pamflet’ van Dekker weet Wouters zich vervolgens geen raad: ‘De toon en aanpak stoten mij af […].’
Logica
Waar Wouters het vermijdt partij te kiezen, daar zetten de twee laatste contribuanten de aanval op Van Liempt van drie jaar geleden voort. Het artikel dat cultuurpsycholoog en wetenschapshistoricus Ruud Abma heeft geschreven, lijkt inhoudelijk sterk op Dekkers brochure. Abma bekritiseert de uitspraak van zowel het CWI als het LOWI, die de beschuldiging van plagiaat in Van Liempts proefschrift verwierpen. Vervolgens krijgen de promotoren ervan langs: zij zouden te weinig kritisch zijn geweest op het werk van hun promovendus. Volgens Abma hebben zij zich laten leiden door financiële belangen: voor elke promotie krijgt de universiteit immers 70.000 euro subsidie. Bewijzen dat er verband is, kan hij echter niet.
Abma haalt ook de kwestie-Van Boetzelaer erbij om aan te tonen dat het Van Liempt in het algemeen ontbreekt aan ‘een integere houding’. Verder verspreidt hij dezelfde complottheorie als Dekker, waar hij schrijft: ‘Dat Van Liempt zo’n vooraanstaande, machtige positie in de wereld van de media had, verklaart mogelijk ook waarom er geen publieke discussie kwam over zijn proefschrift.’ Abma verzuimt te vermelden dat er over dit onderwerp artikelen zijn verschenen in onder meer de kranten Het Parool, Dagblad van het Noorden, de Volkskrant, NRC, Trouw, op de website Jonet en in de universiteitsbladen Folia en U-Krant.
De uitsmijter van het BMGN-discussiedossier wordt verzorgd door historica Barbara Henkes. Wat mij betreft is dit de meest wonderlijke bijdrage aan het discussiedossier. De Groningse universitair docent ziet in Van Liempts biografie van Gemmeker een bedenkelijke neiging tot nivelleren. Hij stelt namelijk de onderzoeksvraag, of de kampcommandant wist dat de Joden die vanuit Westerbork verder naar oosten werden gedeporteerd, zouden worden vergast. Volgens Henkes is deze vraag in moreel opzicht zowel irrelevant als problematisch. Gemmeker was verantwoordelijk voor de moord op de Joden, ongeacht zijn exacte kennis over Auschwitz of Sobibor. Dat Van Liempt toch een antwoord heeft gezocht op die vraag, maakt hem volgens de logica van Henkes tot een nivelleerder.
Van Liempt had echter een zeer legitieme reden. Gemmeker zelf heeft namelijk steeds ontkend dat hij wist welk lot de Joden die hij op de trein zette, te wachten stond. Toen hij na de bevrijding terechtstond voor zijn misdaad, vormde deze ontkenning de kern van zijn verdediging. Er was Van Liempt veel aan gelegen om aan te tonen dat Gemmeker loog. En daarin is hij geslaagd. Op basis van bronnenonderzoek bewijst Van Liempt dat het vrijwel onmogelijk is dat Gemmeker geen weet had van de vergassingen. De onderzoeksvraag was dus niet alleen relevant, hij leverde ook een belangwekkend resultaat op. Van Liempt ontmaskerde een nazi-misdadiger die zich verschool achter het beruchte Ich habe es nicht gewusst. Hoe zou dit een vorm van nivellering van de kant van de promovendus kunnen zijn, zoals Henkes betoogt? Ik kan daar met mijn verstand niet bij.
Burenruzie
De BMGN heeft met zijn speciale editie de affaire-Van Liempt opnieuw doen opvlammen. En het einde is nog niet in zicht. Het discussiedossier is inmiddels uitgebreid met boze reacties van onder meer Ad van Liempt zelf, Hans Renders, Frits Barend, Bart Droog en Hans Blom, historicus en oud-directeur van het NIOD. Een serieuze discussie over wetenschappelijke integriteit is ver te zoeken. Dat heeft de redactie van het wetenschappelijke tijdschrift aan zichzelf te wijten. Hoofdredacteur Beyen mag dan verzekeren dat er geen sprake is van ‘beschadigingsdrift’ bij hem en zijn mederedacteuren, feit is dat zij de affaire-Van Liempt eenzijdig belichten en weinig kritisch zijn geweest bij het accepteren van de artikelen van Abma en Henkes.
Nico Wouters heeft het in zijn – wat mij betreft enige waardevolle – bijdrage treffend verwoord: ‘[…] ik voel me een toevallige passant bij een burenruzie waar ik niet in wil tussenkomen’. Zo heb ik me lange tijd ook opgesteld: niet te veel aandacht besteden aan de affaire-Van Liempt. Alle signalen wijzen er immers op dat hier een flinke dosis oud zeer, gekwetste ego’s, geldingsdrang, rivaliteit, morele vooringenomenheid en heel veel emotie in het spel zijn. In zo’n wespennest wil ik me normaal gesproken niet steken.
Uiteindelijk heb ik toch besloten mijn visie op de affaire te geven in dit artikel, omdat ik vermoed dat lezers van Historisch Nieuwsblad zich afvragen wat er aan de hand is. Maar ook omdat ik me zorgen maak over het niveau van het wetenschappelijk debat. Als zelfs een academisch tijdschrift als BMGN zich leent als platform voor pover onderbouwde en slecht beredeneerde aanvallen van de ene historicus op de andere, wat zegt dat dan over de huidige staat van ons mooie vak? Is dit het nieuwe normaal en moeten we er maar aan wennen? Dan zie ik het somber in voor de toekomst van de geschiedwetenschap in Nederland.
Bas Kromhout is hoofdredacteur van Historisch Nieuwsblad