Home De Afrikaanse reizen van Alexine Tinne

De Afrikaanse reizen van Alexine Tinne

  • Gepubliceerd op: 25 november 2015
  • Laatste update 16 feb 2024
  • Auteur:
    Mirjam Janssen
  • 6 minuten leestijd
De Afrikaanse reizen van Alexine Tinne

Alexine Tinne reisde halverwege de negentiende eeuw jarenlang door Afrika, in alle luxe. Honderden bedienden en kamelen droegen kisten met meubels, schilderijen, boeken en spiegels voor haar door de wildernis.

Stel dat je zo rijk bent dat alles mogelijk is. Wat doe je dan? Voor Alexine Tinne was het antwoord eenvoudig: reizen, zo ver en zo avontuurlijk als maar kon. Haar vader, een suikerhandelaar, had haar en haar moeder na zijn overlijden in 1844 een fortuin nagelaten. Alexine was toen acht jaar oud.

Het meisje haalde boeken over verre oorden uit de bibliotheek in Den Haag om ze verlangend te bestuderen. Ze las over witte plekken op de kaart van Afrika – misschien kon ze daar ooit heen?

Meer historische context bij het nieuws?

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De eerste jaren na de dood van haar vader trokken Alexine en moeder Henriëtte door Europa. Ze logeerden bij vorsten en andere hoge adel. Henriëtte was hofdame van koningin Sophie,  die introducties voor hen schreef. Zo kwamen ze binnen bij de buitenlandse high society, en ontbrak het hun onderweg aan niets.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Al snel gingen de reizen verder, en in de jaren vijftig – tijdens een tocht door Syrië, Palestina en Egypte – raakte Alexine in de ban van de Arabische wereld. Ze leerde de taal en verdiepte zich in de cultuur. In Egypte logeerden de vrouwen in het dure Shepheard’s Hotel, waar ze westerse avonturiers en ontdekkingsreizigers ontmoetten. Zo kwam Alexine op het idee zelf ook een expeditie te ondernemen. Haar moeder sprak haar niet tegen: Alexine was enig kind en kreeg altijd haar zin. Vanuit Nederland schreef koningin Sophie ongeruste brieven en verzocht ze Henriëtte dringend terug te komen. Maar moeder en dochter negeerden die oproep.

In 1861 huurden de vrouwen een petit palais in Caïro, om een reis naar Soedan voor te bereiden. De bestemming was Khartoem, 3000 kilometer ten zuiden van Caïro, op het kruispunt van de Witte en de Blauwe Nijl. In 1862 vertrokken moeder en dochter met drie boten, 750 bedienden en soldaten, vijf honden, 32 kisten vol meubelen, schilderijen, boeken en spiegels uit hun Haagse huis. Toen de boten aankwamen bij de eerste grote stroomversnelling in de Nijl, werd alles overgeladen op 102 kamelen. Uiteindelijk werden alle spullen weer op boten overgeladen en bereikten ze Khartoem.

Moeder en dochter lieten zich ieder dragen door ‘vier negers’

Van daaruit reisden ze verder naar de vierde breedtegraad, bij Gondókoro, om weer terug te keren naar Khartoem. Daar probeerden ze nog een reis voor te bereiden, maar eenvoudig was dat niet in deze stad, waar weinig verkrijgbaar was.

Toen de Tinnes na maanden klaar waren om te vertrekken, bleek dat een van hun boten was gesaboteerd. De reis moest worden uitgesteld. Maar in 1863 gingen ze weer de Witte Nijl op, met vijf boten. Ze sloegen af bij de Gazelle-rivier, in de richting van de Niam-Niam, een volk dat bekendstond om zijn hoge beschaving en mooie kunstvoorwerpen.

Helaas bleek de rivier moeilijk bevaarbaar; er braken ziektes uit en er dreigde muiterij. Ook Alexine en Henriëtte voelden zich slecht. Toen ze hun tocht voortzetten over land, lieten ze zich ieder dragen door ‘vier negers’. ‘We hebben er elk twaalf,’ schreef Henriëtte, ‘zodat ze om beurten kunnen uitrusten.’ Volgens een getuige werden die bedienden door een bewaker met een zweep gedwongen in de pas te lopen, omringd door soldaten: ‘De hele stoet van meer dan 400 negers en meer dan 150 soldaten en bedienend personeel baande zijn weg op nauwe paden die sponzig en glad waren.’

De dames Tinne vertraagden de reis doordat ze elke ochtend uren bezig waren met hun toilet. Daardoor kon de groep zich pas tegen de middag in beweging zetten, juist als het erg heet was.

Zo kwamen ze op een dag uitgeput aan in de zariba, een omheinde plek, van de slavenhandelaar Biselli vlak bij Wau. Daar zouden ze vanwege de regentijd maanden moeten blijven, en Biselli liet hen grof geld betalen voor alles wat ze nodig hadden. Binnen de kortste keren stierven vrijwel alle last- en rijdieren aan ziektes en ondervoeding. Henriëtte werd getroffen door een aandoening die vreselijke dorst veroorzaakte en waaraan ze overleed. Ook twee geliefde Nederlandse kamermeisjes van Alexine stierven.
De terugreis bleek een nieuwe beproeving: de boten kwamen nauwelijks vooruit door de vele waterplanten in de rivier. Met palen moesten ze de planten opzijduwen, waardoor wolken woedende muskieten opstegen, die het gezelschap aanvielen.

Terug in Caïro raakte Alexine in een depressie. Als gevolg van haar reislust waren drie mensen uit haar gezelschap overleden. En daarbovenop kwam ook een nagereisde tante om. Ze had de vier slachtoffers in tinnen kisten laten leggen en meegenomen, zodat ze in Nederland konden worden begraven. Zelf wilde ze niet meer terug naar Europa – mogelijk uit schaamte. Ze begon te leven en zich te kleden als een Arabische vrouw, compleet met gezichtssluier.

Nadat Alexine enigszins was hersteld van de klap, maakte ze reizen over de Middellandse Zee. Ze kocht een eigen boot, De Meeuw. Af en toe huurde ze enkele maanden lang een huis. Behalve haar vaste medewerkers verbleven daar ook veel klaplopers die profiteerden van haar rijkdom en goedgevigheid.

‘Ik vind de gedachte om te sterven door een mes of een geweerschot niet vreselijk’

Over haar motieven om ver en gevaarlijk te reizen is Alexine nooit duidelijk geweest. Ze had geen echte wetenschappelijke belangstelling en ook niet de ambitie om te laten zien dat zij als eerste vrouw in staat was zo’n grote expeditie te leiden. Ze reisde omdat het kon. En omdat ze zich geen luxe wilde ontzeggen, moest dat steeds met een enorm gevolg.
Alexine was zich bewust van de risico’s die ze nam. In 1868 schreef ze: ‘Ik heb nooit het geluk van ouder worden begrepen. Ik heb het altijd maar triest gevonden – zelfs onder de gelukkigste omstandigheden – en ik vind de gedachte om gelukkig en moedig dood te gaan, door een mes of een geweerschot, niet vreselijk.’

In 1869 besloot ze in Libië een expeditie op te zetten naar de Toearegs. Van verschillende kanten werd ze gewaarschuwd voor een mogelijke aanslag, maar ze zette toch door. Op 1 augustus bevond ze zich in de buurt van Ghat, in Zuidwest-Libië, toen er ruzie ontstond in de buurt van haar tent. Alexine liep naar buiten om te zien wat er aan de hand was en werd aangevallen door twee Toearegs. Ze hakten met hun zwaarden op haar in. Nog voor ze dood was, kleedden ze haar uit en lieten ze haar achter. Waarschijnlijk wilden ze de karavaan beroven.

De moord kreeg veel aandacht in de kranten, want Alexine was een internationale beroemdheid. De lokale autoriteiten deden hun best de toedracht te achterhalen en de schuldigen te straffen, maar ondanks hun inspanningen is haar lichaam nooit teruggevonden.