Home COLUMN: Martin Sommer

COLUMN: Martin Sommer

  • Gepubliceerd op: 27 november 2014
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Martin Sommer

Met internationale bedrijfsfusies loopt het zelden mooi af. Laatst stond er een prachtige cartoon van Jos Collignon over de perikelen bij Air France/KLM in de Volkskrant. ‘Checklist,’ luidde de kop boven een afbeelding van een cockpit waarin een piloot van Air France en zijn collega van de KLM zaten. De Fransman met ontbloot bovenlijf, groene teenslippers en met het vakantieblad van Club Med in de hand. Daarnaast een gestreste KLM’er, tiptop in uniform. Honorering – oké; vroegpensioen – oké; arbeidstijden – oké. Dat was de checklist. Van de Franse tak uiteraard.

Sinds de Franse piloten bij een staking het bedrijf een half miljard schade toebrachten, lopen de anti-Franse sentimenten op. Die gaan als volgt. Goed dat Camiel Eurlings eruit is gegooid – hij was een zuidelijke bourgondiër die danste naar het pijpen van Parijs. Air France met zijn emolumenten en zijn staatsbemoeienis draait onze laatste nationale trots een poot uit. Fransen willen altijd domineren. Zij staken, wij betalen.

Rondom internationale fusies is een heel circus van bedrijfsadvies en wetenschap gegroeid. In de NRC las ik een ingezonden brief van emeritus hoogleraar internationaal management Geert Hofstede. Die schreef dat het tussen Fransen en Nederlanders al eeuwen moeizaam botert omdat Frankrijk veel hiërarchischer is ingesteld dan Nederland en omdat men onzekerheid liever mijdt. Dat verschil gaat maar liefst terug op het Romeinse verleden. Het grootste deel van Nederland lag immers ten noorden van de limes, de grens van het Romeinse Rijk. Frankrijk lag ermiddenin, en zo is het gekomen.

Bij problemen in internationale bedrijven theoretiseert men er lustig op los. Hoogovens probeerde het eerst met de Duitsers van Hoechst. Dat werkte niet vanwege de gehoorzaamheidscultuur. Daarna kwamen de perfide Engelsen van British Steel. Een debacle. Engelsen doen altijd keurig, maar voor je het weet heb je een mes in je rug. Nu mogen de Indiërs het proberen.

In het bedrijfsleven is men gewend rekening te houden met cultuurverschillen. Gek is het niet dat daarover zo openlijk wordt gesproken. Het voortbestaan van de onderneming hangt af van samenwerking aan de top. Heel anders gaat het in de Europese politiek, waar een grimmig stilzwijgen heerst als iemand het waagt cultuurverschillen aan te snijden. Frits Bolkestein had daarover een uitgesproken opvatting: de buitengrens van de EU valt samen met die van het christendom – dus geen Turkije, en evenmin de orthodoxe wereld, omdat ze daar de wezenlijke scheiding van Kerk en Staat nooit hebben leren kennen.

Toen Bolkestein dat zei, was het huis te klein. Ook de Duitse ex-senator van SPD-huize Thilo Sarrazin kreeg te maken met frontale verontwaardiging toen hij schreef dat de euro moest worden opgedeeld in een neuro en een zeuro. De euro was naar zijn idee mislukt omdat de mentaliteit van het noorden – meestal protestant, decentraal, ondernemingsgezind en spaarzaam, botste met die van het zuiden, meest katholiek, autoritair, staatsafhankelijk. Als ik me goed herinner ging de cultuurgrens van Sarrazin terug op de deling van het Karolingische Rijk.

Ik vind dat soort ideeën altijd prikkelend. In elk geval bewijzen ze nut en noodzaak van geschiedenis. Aan de andere kant is de suggestie dat culturen elkaar nooit zullen ontmoeten wel erg definitief. Er zijn voorbeelden te over van internationale samenwerking die wél goed gaat. Maar cultuurverschil in de Europese Unie volstrekt negeren is natuurlijk belachelijk. Om te beginnen omdat iedereen het er onderhand over eens is dat de euro een lichtzinnig begonnen project was, en temeer omdat je in Brussel over de cultuurverschillen struikelt.
Iedereen weet van Franse commissarissen die worden aangestuurd vanuit Parijs, van Duitsers die vanwege hun geschiedenis liefst in stilte aan de touwtjes trekken, en van Nederlanders die zichzelf nog altijd de besten vinden – vanwege hun kleine land, waar niet de macht maar het recht de dienst uitmaakt. Dan zeg ik maar niks over Grieken. Allemaal hetzelfde, maar niet heus. Eén ding delen Europese politici in elk geval: anders dan in het bedrijfsleven hoeven ze er zelf niet voor op te draaien als het misgaat met de fusie. Zou persoonlijke aansprakelijkheid bij verdere Europese integratie een idee zijn voor de toekomst?
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.