Home COLUMN: Annejet van der Zijl

COLUMN: Annejet van der Zijl

  • Gepubliceerd op: 28 augustus 2014
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Annejet van der Zijl
  • 3 minuten leestijd

Ik geloof dat het de schilder Armando was die het begrip ‘schuldig landschap’ introduceerde – alsof landschappen, net als mensen, de littekens blijven dragen van wat ze overkomen is. Nu is er nauwelijks een onschuldiger ogend landschap te bedenken dan het strand van Egmond aan Zee op een warme zomerdag. Overal licht, zon, kleuren, mensen en vooral veel plezier. Spass, zoals de vele Duitse badgasten die hier jaar na jaar weer komen het noemen. En toch was deze plek voor twee van hun landgenoten ooit een oord van angst en verschrikking.

Hun kennismaking met dit strand vond plaats op een koude februarinacht in de laatste oorlogswinter. Als in een film doemde vanuit de woelige golven een zwarte vorm op, die zich als een soort monsterzeehond het land op sleepte. Twee donkere silhouetten maakten zich los van het gevaarte en wisten met moeite door de branding te komen.

Drie dagen eerder was het duo uitgevaren vanuit de haven van IJmuiden als bemanning van een nieuw, revolutionair wapen. Hun miniduikbootje had er beslist aandoenlijk uitgezien als het niet zo dodelijk was geweest. Want de Seehund, nog geen 16 meter lang en slecht 168 cm breed, was voorzien van twee zware torpedo’s en een ingenieus accusysteem, waardoor het als een sluipwesp van onderaf vijandelijke schepen kon aanvallen.

Het idee achter het ontwerp was dat het bootje te klein was om door sonar te worden gedetecteerd. Dat bleek echter niet het geval. Van de eerste 26 Seehunden die vanaf nieuwjaarsdag 1945 op missie waren gegaan, wisten er maar twee heelhuids thuis te komen. Of dat verteld was aan de twee jonge mannen die die februaridag de Noordzee op voeren, is de vraag. Maar meteen buiten de haven werden ze onder vuurgenomen door een stel Britse kanonneer- en motortorpedoboten. Het duikbootje deed het enige wat het kon doen: het dook en verschool zich op de zeebodem, dertig meter onder het zeeoppervlak, voortdurend heen en weer gesmeten door de stroming. Op het gebonk van de rotsen na was het stil, en het was ijzingwekkend koud en donker. De twee inzittenden durfden niet te praten, te bewegen en nauwelijks te ademen. Elke keer dat ze probeerden weg te komen, volgde er een nieuw bombardement. En dus bleven ze daar uur na uur na uur, ademend via een ademfilterapparaat, peppillen slikkend om wakker te blijven. Hun behoeften in lege etensblikken, met wat motorolie erin tegen de stank.

De twee inzittenden durfden niet te praten, te bewegen en nauwelijks te ademen

Na 48 uur deden ze een laatste, wanhopige poging om te ontsnappen. Weer vielen de bommen, nog heviger dan ervoor. Het bootje werd geraakt en begon te lekken. Alle apparatuur viel uit. Weer wachtten ze, enkele zenuwslopende uren lang. Uiteindelijk startten ze toch de motor en stegen op. En ze hadden geluk, want hun belagers – die ervan overtuigd waren dat ze hun prooi voorgoed de diepte in hadden gejaagd – waren weg.

Blind en doof zonder apparatuur zigzagde de Seehund op goed geluk langs de Hollandse kust. De bemanningsleden lieten hun boot uiteindelijk maar ergens aan de grond lopen, in het besef dat alles wat uit zee kwam onmiddellijk door hun landgenoten onder vuur genomen zou worden. Maar de wachtcommandant in Egmond was veel te blij met de twee halfdode, in anonieme zwarte rubberpakken gehulde drenkelingen op zijn strand: ‘Das sein ja Spionnen!’

Het zou nog dagen duren voor de arrestanten fysiek en mentaal weer voldoende aanspreekbaar waren en naar huis mochten. Hun Seehund bleef achter in de branding, langzaam verdwijnend onder een steeds dikkere laag zand. Pas decennia later werd het bootje opgegraven en kreeg het een laatste bestemming als museumstuk.

In Egmond doen verhalen de ronde dat een van de twee bemanningsleden als oude man nog eens terug is geweest, samen met zijn kinderen en kleinkinderen. Het valt te hopen dat hij een mooie zomerdag trof en dat hij zijn kleinkinderen onbezorgd kon zien pootjesbaden op de plek die het laatste bedrijf van zijn drie dagen durende helletocht had gevormd. Want het was niet de zee of het strand die aan dat laatste schuldig waren – het waren de mensen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.