Home COLUMN Annejet van der Zijl

COLUMN Annejet van der Zijl

  • Gepubliceerd op: 24 maart 2015
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Annejet van der Zijl

 Gespannen zag Annejet van der Zijl uit naar de ontmoeting met een vermeende oorlogsmisdadiger. ‘Op de boot naar het eiland voelde ik me een soort Simon Wiesenthal.’

Groot in het nieuws in 1936, en nu weer in 2015: de Muur van Mussert. Destijds omdat het merkwaardige bouwwerk in de Veluwse bossen voor het eerst gebruikt werd voor een van de zogeheten hagenpreken van de toen nog jonge, en met dank aan de economische crisis succesvolle beweging. Nu omdat het NOS Journaal had ontdekt dat het ding er nog steeds staat, vervallen en overgroeid, in een bijna surrealistisch landschap van luxe recreatieboerderettes aan de ene en een Pools gastarbeidersdorpje aan de andere kant.

De dienstdoende verslaggever vond het duidelijk spannend om te dwalen rond wat hij noemde ‘dit Symbool van het Kwaad’, en fluisterde een beetje, alsof er elk moment een ‘Heil Hitler!’ schreeuwende kampbewaker uit het kreupelhout tevoorschijn kon springen. Dat laatste was trouwens ook in de hoogtijdagen van de muur onmogelijk geweest. Vanaf 1940, dus nog voor de vernietigingskampen, werden politieke bijeenkomsten, óók die van de NSB, door de bezetter verboden en is het bouwsel nooit meer gebruikt.

Ondertussen hadden we er weer een Nationale Discussie bij (dit omdat de Zwarte Pieten-kwestie wegens kalendertechnische redenen even was opgeschort): moet het bouwsel van de Veluwe-bodem weggevaagd worden, zoals sommige Joodse en verzetsorganisaties vinden? Of moeten we het tot rijksmonument verheffen, als herinnering aan een bepaald niet onbesmet verleden? Ter illustratie werden er filmpjes getoond van Mussert orerend op zijn Muur, met in het dal duizenden volgelingen, zich koesterend in het zonnetje in een toen nog vakantieparkloos boslandschap. Daar waren ze dan, de fouteriken in levenden lijve: Friese en Zeeuwse vrouwen in klederdracht, mannen in jaren-dertigpakken, kinderen die boterhammen aan het eten waren.

Waar zouden ze nu zijn, dacht ik. En als ze nog leven, zouden ze zich dan nog iets van die vooroorlogse dagen op de Goudsberg herinneren? En hoe zouden ze het vinden om nu alsnog tot belichaming van alles wat fout en slecht was verheven te worden? En ik moest denken aan die keer dat ik zelf een Symbool van het Kwaad ontmoette. En zelfs koffie met hem dronk.
 
Het ging om de ‘De Verrader’, zoals hij onveranderlijk genoemd werd door de nabestaanden van de verzetsgroep Chardon-Nods, die in februari 1944 door de beruchte Scheveningse Jodenploeg werd opgerold. Verraden, zo vertelden de nabestaanden me, door een 17-jarige SS’er, die van het oostfront gedeserteerd was en door het echtpaar Nods gastvrij was opgenomen in hun illegale pension aan de Haagse Pijnboomstraat. Ook hij werd opgepakt op die noodlottige februaridag.
 

Alsof er een ‘Heil Hitler!’ schreeuwende kampbewaker tevoorschijn kon springen

 

Maar terwijl de Jodenhelpers en hun onderduikers bijna allemaal in de kampen omkwamen of omgebracht werden, overleefde deze Gerard de oorlog zonder een schrammetje. Hij werd niet voor het vuurpeloton gezet, zoals gebruikelijk bij deserteurs, en moest dus wel De Verrader zijn. Tegenwoordig, zo vertelde de zoon van de Nodsen me, woonde hij op een van de Waddeneilanden – reden voor hem om die de rest van zijn leven te mijden.

Het bleek niet moeilijk om via de dossiers van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging aan Gerards volledige personalia te komen. Vervolgens was het een kwestie van telefoongidsen doorbladeren. En daar was hij, inderdaad op een eiland. Maar pas na dagen had ik voldoende moed verzameld om hem te bellen en te vragen of hij wilde meewerken aan een boek dat ik over het echtpaar Nods aan het schrijven was.

De Verrader reageerde uiterst aimabel. O ja, hij herinnerde zich het echtpaar nog goed – zij was een schat en kon geweldig lekker koken, hij de donkere, zachtzinnige kracht op de achtergrond – en ik was van harte welkom om over zijn verblijf bij hen te komen praten. Maar, zei hij, als ik iets daarvan zou gebruiken in mijn boek, dan liever onder een andere naam. Zijn zoon wist van zijn jeugdzonde als SS’er, maar de rest van het eiland niet.

Nu had ik als voormalig misdaadverslaggeefster het nodige meegemaakt, maar dit was de spannendste ontmoeting ooit. Op de boot naar het eiland voelde ik me een soort Simon Wiesenthal. Hoe zou hij zijn? En hoe zou hij reageren als ik hem met zijn verraad zou confronteren? Op het opgegeven adres werd ik verwelkomd door een vriendelijke oudere man. Ik kreeg koffie en broodjes – ik had immers een lange reis gemaakt – en hij praatte honderduit. Over zijn jeugd, over zijn redenen om zich bij de SS te melden – de filmpjes in de bioscoop over stoere jongens in jeeps hadden de doorslag gegeven – en over de verschrikkelijke dingen die hij aan het oostfront had gezien.

Ook over de Nodsen en hun zoon praatte hij graag, en met warmte. Maar toen het Verraad ter sprake kwam keek hij me verbaasd aan. Welnee, hij was gewoon opgepakt, net als de anderen, en dat hij niet voor het vuurpeloton was terechtgekomen, dankte hij aan een vriend van zijn vader die een goed woordje voor hem had gedaan.

Ik ben die avond met een hoofd vol vragen weer naar het vasteland teruggevaren. Wat was de waarheid? En gesteld dat ik die al onomstotelijk zou kunnen vaststellen, was het dan aan mij om een oude man van, om met Henrik Ibsen te spreken, zijn Lebenslüge te beroven? Ik heb nog wat onderzoek gedaan in archieven, maar vond geen enkele aanwijzing die pleitte voor of tegen verraad. Eigenlijk was ik daar wel blij om. Ik heb de al dan niet vermeende Verrader zijn rust gelaten, ik heb ook de nabestaanden hun scenario gelaten.

Misschien is het Absolute Kwaad ook meer iets wat in Harry Potter-boeken thuishoort en is de werkelijkheid maar al te vaak een stuk grijzer, toevalliger of onduidelijker dan je zou denken. En misschien moet de Muur van Mussert inderdaad behouden blijven, maar dan niet zozeer als Symbool van het Kwaad, maar als een Symbool van Verdwazing, waarvan velen – gelukkig – ook weer op tijd teruggekomen zijn.
 
 
 
 
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.