Richard Milhous Nixon was de gevaarlijkste president uit de Amerikaanse geschiedenis. Hij zocht de grenzen van de uitvoerende macht op en doorbrak ze gewetenloos. Vooral tijdens de Watergate-affaire ging hij tot het uiterste om te voorkomen dat de bandopnames die hij in het Witte Huis had laten maken openbaar zouden worden. Hij verloor uiteindelijk van het Hooggerechtshof, moest de banden afgeven en trad af voordat het tot een afzettingsprocedure kon komen. De Verenigde Staten bleef daarmee een constitutionele ramp bespaard.
Die 3700 uren bandopnamen vormen nu een spectaculair historisch document, dat inzicht geeft in het functioneren van het Amerikaanse presidentschap en in het duistere en paranoïde brein van Nixon. Historici Douglas Brinkley, de populaire presidentieel historicus, en Luke A. Nichter, die eerder de dagboeken van Reagan bezorgde, hebben een titanenkarwei geklaard door de 3000 uur te beluisteren die inmiddels zijn vrijgegeven. In een baksteen van ruim 750 pagina’s – een fractie van de 150.000 pagina’s die alle opnames zouden beslaan – presenteren ze een selectie die toegankelijk is gemaakt door begeleidende teksten en een register.
De uitgave begint op 16 februari 1971 om vier voor acht in de morgen, wanneer assistent Alexander Butterfield geduldig aan de president uitlegt hoe het afluistersysteem werkt. In alle presidentiële werkvertrekken en zelfs in Camp David waren microfoons geplaatst die automatisch werden geactiveerd als de president in de buurt was. In de laatste opname op de ochtend van 30 januari 1973 kijken Nixon en de Zuid-Vietnamese minister van Buitenlandse Zaken Tran Van Lam in het Oval Office terug op het tekenen van de vredesovereenkomst met Noord-Vietnam in Parijs.
Deze data markeren Nixon op het hoogtepunt van zijn macht. Ruim 90 procent van alle opnamen beslaat het briljante schaakspel waarmee Nixon en zijn veiligheidsadviseur Henry Kissinger de Amerikaanse buitenlandse politiek vormgaven. Naast de oorlog in Vietnam zijn het vooral de diplomatieke toenadering met China en de nucleaire ontwapeningsonderhandelingen met de Sovjet-Unie die de opnamen vullen. De lange dialogen tussen de dictatoriale Nixon en een bijna onderdanige Kissinger lezen soms als een sinister hoorspel en geven een fascinerend inzicht in de strategie waarmee dit duo de Verenigde Staten tot een onaantastbare wereldmacht tilden. Dit was de erfenis waarmee Nixon naar het model van Winston Churchill de geschiedenis in wilde gaan. De bandopnamen dienden om deze wapenfeiten voor het nageslacht vast te leggen.
Minder verheffend zijn de gesprekken over de binnenlandse politiek die de bandrecorders registreerden. Nixon vloekt en tiert, manipuleert, roddelt en liegt erop los. Routinematig beledigt hij Joden, homo’s, de pers, zijn eigen legerleiding en tal van politiek tegenstanders in zijn megalomane strijd om de herverkiezing. Het werd Tricky Dicky uiteindelijk fataal. Hij weigerde de incriminerende bandopnamen te vernietigen omdat die voor hem geschiedenis schreven. Hiermee liep hij in zijn eigen val.
In een fascinerend boek volgt Rick Perlstein, een bezeten geschiedschrijver van het Amerikaanse conservatisme, de complexe erfenis van Nixon vanaf diens aftreden tot het moment dat Ronald Reagan zich kandidaat stelde voor het presidentschap. Watergate, de economische crisis en het verlies van Vietnam hadden het nationale zelfvertrouwen vernietigd. Maar de zelfverzekerde Hollywood-acteur Reagan slaagde erin Amerika uit de bodemloze put te trekken waarin Nixon het land had achtergelaten. De titel The Invisible Bridge verwijst naar de manier waarop hij zijn landgenoten over deze mentale obstakels naar een nieuwe toekomst van welvaart en macht wist te leiden.
Meer dan een geschiedenis van het Amerikaanse conservatisme is dit boek een politieke biografie van de magische superheld Ronald de Redder. Het is een schelmenroman over een kind uit een disfunctioneel en alcoholrijk gezin dat leerde alle problemen van zich af te laten glijden. Reagan ontwikkelde het zeldzame talent om onoplosbare problemen tegemoet te treden met prachtige verhalen die altijd een glasheldere en vertroostende moraliteit van goed en kwaad boden. Dit overlevingsoptimisme en zijn talent als acteur maakten hem tot een spiritueel leider die de natie uit de collectieve malaise kon praten.
Net als zijn hoofdpersoon is Perlstein echter zelf ook een onverbeterlijke verhalenverteller. Hij sleurt de lezer mee in een aaneenschakeling van campagnebijeenkomsten, mediamomenten, dialogen en kleurrijke anekdotes. Door deze overdaad aan journalistiek detail raakt het zicht verloren op het grote thema dat dit boek had moeten dragen, namelijk de adembenemende opkomst van het Amerikaanse conservatisme in de jaren zeventig. Terwijl Nixon de erfenis van de jaren zestig tevergeefs te lijf ging met een traditioneel conservatisme van law and order, rekende de Reagan er definitief mee af door een brede coalitie van rechts Amerika te smeden. Perlman zit echter zo dicht op dit new right dat het onzichtbaar is geworden.
De finale van het boek is de toespraak die Reagan tijdens de Republikeinse partijconventie van 1976 hield nadat hij nipt de kandidatuur aan de zittende president Gerald Ford had verloren. Schijnbaar improviserend riep de Great Communicator magistraal het beeld op van latere generaties die zouden terugkijken op de uitdagingen waarvoor de nieuwe president zich geplaatst zag. Zijn feilloze – en goed voorbereide – retoriek veranderde deze nederlaag in een morele overwinning. Reagan legde zo de basis van zijn eigen presidentschap, dat vijf jaar later zou worden gebouwd op de electorale puinhopen die de Democraat Jimmy Carter achterliet.
The Nixon Tapes, 1971-1972
Douglas Brinkley en Luke A. Nichter
784 p. Houghton Mifflin Harcourt, € 22,-
The Invisible Bridge: The Fall of Nixon and the Rise of Reagan
Rick Perlstein
880 p. Simon & Schuster, € 30,-
Dit artikel is exclusief voor abonnees