Op een koude middag in januari 1914 denkt timmerman George Tillman dat hij alleen in een treincoupé zit. Totdat hij zijn veters gaat strikken: onder de bank treft de Londenaar het ontzielde lichaam van de vijfjarige Willie aan, een mager jongetje met mooie krullen. In de volgende weken raakt Engeland in de ban van de Londense treinmoord. De speurders vragen zelfs Arthur Conan Doyle om hulp, de geestelijk vader van Sherlock Holmes. Willies vader wordt van de moord beschuldigd, maar de jury spreekt hem vrij. De vader pleegt uiteindelijk zelfmoord en laat toch een schuldbekentenis achter.
Met dit verhaal zet Mark Bostridge de toon van The Fateful Year: England 1914. Hij beschrijft het jaar dat een keerpunt zou worden in de geschiedenis van het Verenigd Koninkrijk. De Britse Gouden Eeuw loopt ten einde. Het wereldrijk begint af te brokkelen en er vallen bommen op Britse bodem. Er wordt gevloekt in toneelstukken op West End en een nieuwe dans, de tango, zorgt voor morele paniek – een beter bewijs voor het verlies van onschuld is er niet.
De titel van het boek is een parafrase van een zin uit de nieuwjaarstoespraak van de aartsbisschop van York, waarin deze voorspelt dat 1914 een noodlottig jaar kan worden. Deze kerkvader heeft niet zozeer een wereldoorlog voor ogen – niemand voorziet dat, zelfs Churchill niet –, maar tal van sociale veranderingen. Daarin zou hij helemaal gelijk krijgen. Zo vernielen de suffragettes schilderijen bij hun strijd voor vrouwenrechten. En binnen de kunst komt het futuristische vorticisme op, door Bostridge omschreven als ‘een artistieke wapenkreet’. Daarnaast zijn er stakingen van mijnwerkers die meer loon willen en van scholieren die zich verzetten tegen onredelijk gezag
.
Het grootste vraagstuk van de eerste helft van 1914 is echter de Ierse strijd om onafhankelijkheid, maar deze kwestie verliest urgentie door het uitbreken van de Great War. Achteraf gezien zijn al die protesten en vernieuwingen voortekenen, maar de oorlog komt als een volslagen verrassing. Sterker: daags na de moord op Franz Ferdinand bezoekt keizer Wilhelm, getooid in een Brits marine-uniform, doodgemoedereerd het slagschip George V tijdens de zeildagen van Kiel.
De reacties op de oorlog bieden een kijkje in de Britse psyche. Het beroepsleger is nodig aan versterking toe, maar invoering van de dienstplicht beschouwen de autoriteiten als on-Brits. In plaats daarvan wordt er morele druk op jongemannen uitgeoefend om de wapens op te pakken. Tegelijkertijd verliezen nogal wat Britten hun befaamde koelheid en wordt alles wat Teutoons is voor spion aangezien, van componist Gustav von Holst tot en met de Duitse banketbakker op de hoek. En niet alleen Duitsers worden het slachtoffer van paranoia. Op een dag zit de componist Ralph Vaughan Williams op een bankje aan de kust van Margate noten op te schrijven voor The Lark Ascending als hij op verdenking van spionage naar het politiebureau wordt afgevoerd. Het boek van Bostridge staat vol met dit soort kostelijke details. Hij schenkt ook veel aandacht aan het getob van premier Henry Asquith, die naast politieke ook romantische zorgen heeft. De oorlogspremier is bang zijn muze Venetia, een dame die een pinguïn als huisdier houdt, te verliezen aan een liefdesrivaal.
In het tweede deel van het boek gaat hij in op de eerste oorlogsmaanden. Ook hier vermengt Bostridge grote en kleine zaken. Zo beschrijft hij dat door de schrik het aantal te vroeg geborenen toeneemt en vertelt hij over een meisje dat via een smeekbede weet te voorkomen dat het ministerie van Defensie haar paard confisqueert. Aangrijpend is het verhaal van lady Cecil, die wanhopig haar vermiste (en enige) zoon George zoekt. Ze verneemt dat deze jonge officier een van de eerste gevallenen is in Vlaanderen. Dat is geen toeval, want de aristocraten gaan voorop in de strijd – adel verplicht.
The Fateful Year is een prelude op de vele Great War-boeken die in Engeland dit herdenkingsjaar verschijnen. Het levendigste boek uit die categorie is geschreven door de bekende journalist en geschiedschrijver Jeremy Paxman. De grote vraag is: waar begin je bij het schrijven van wéér een boek over die oorlog? Vijf jaar geleden kreeg Paxman het antwoord in de schoot geworpen toen hij zijn ouderlijk huis leeghaalde. Op zolder trof hij een sigarendoos vol memorabilia van zijn oom Charlie aan, een hospik die het leven had gelaten tijdens de slag om Gallipoli. Dat was een mooi aanknopingspunt voor een persoonlijk én analyserend relaas.
Aan de hand van deze spullen mediteert hij over de betekenis die de strijd heeft gehad, hoe de Britten achteruitlopend de toekomst in gingen. Na de oorlog hoopten ze dat alles nog bij het oude zou zijn, maar de strijd had de samenleving veranderd – niet per se negatief. Zo had het slagveld – waar rijk en arm, baron en boer zij aan zij vochten en stierven – voor een zekere democratisering gezocht. ‘Machinegeweren,’ zo stelt Paxman, ‘maken geen verschil tussen mensen die wel of geen mes gebruiken bij het eten van doperwten.’
Paxman probeert ook het hedendaagse beeld te relativeren van een zinloze oorlog met deelnemers die niet wisten waarmee ze bezig waren, de generaals voorop. De bereidheid om te vechten was, zo schrijft Paxman, een kwestie van trots, plichtsbesef en opofferingsgezindheid, waarden die toen meer gewicht hadden dan nu. Alleszeggend is wat dat betreft de tekst op de Dead Man’s Penny van zijn oudoom: ‘He died for freedom and honour.’
The Fateful Year: England 1914
Mark Bostridge
404 p. Viking, € 30,-
Great Britain’s Great War
Jeremy Paxman
356 p. Viking, € 30,-
Dit artikel is exclusief voor abonnees