Home BOEKEN: Prisonniers de FLN door Raphaëlle Branche en Le football dans Paris et ses banlieues door Julien Sorez

BOEKEN: Prisonniers de FLN door Raphaëlle Branche en Le football dans Paris et ses banlieues door Julien Sorez

  • Gepubliceerd op: 25 maart 2014
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Niek Pas

Het is een van de onderbelichte aspecten in de koloniale oorlogvoering na 1945: het lot van militairen en burgers die gevangen werden genomen door onafhankelijkheidsbewegingen in Azië en Afrika. Over de lotgevallen van de Franse soldaten die in mei 1954 rond de slag bij Dien Bien Phu krijgsgevangen raakten, is momenteel welgeteld één studie voorhanden (van Robert Bonnafous).

Raphaëlle Branche, gespecialiseerd in de brede thematiek van geweld en dekolonisatie, voorziet met Prisonniers du FLN dan ook in een lacune. In Historisch Nieuwsblad besprak ik eerder haar L’embuscade de Palestro. Algérie 1956, over de beruchte hinderlaag tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog. Ook haar nieuwste studie naar de gevangenen van het Algerijnse bevrijdingsfront – het Front de Libération Nationale (FLN) – is een origineel en goed gedocumenteerd boek geworden.

Naar schatting duizend Fransen, kolonisten en militairen, vielen in de periode 1954-1962 in handen van de opstandelingen. Ruim de helft overleefde de gevangenschap niet. Op basis van documenten afkomstig uit het archief van het Internationale Rode Kruis in Genève, in combinatie met enkele tientallen interviews met voormalig gevangenen, schetst Branche een beeld van hun ervaringen, de redenen voor hun detentie en de manier waarop het Franse leger en de politiek hiermee omgingen. Politiek gezien was het een netelige kwestie. Immers, formeel was Frankrijk niet in oorlog met het FLN. Gevangenen vielen daarom niet onder internationale bepalingen.

Waarom nam het FLN eigenlijk de moeite om gevangenen te nemen? De belangrijkste reden, stelt Branche, was van politieke aard. De bevrijdingsbeweging probeerde op deze manier het conflict te internationaliseren en zich als een serieuze speler te presenteren. Het FLN wilde Frankrijk en de wereld tonen dat het de spelregels inzake gevangenen kende. Gedetineerden waren nuttig voor propagandadoeleinden.

Het Internationale Rode Kruis speelde hierbij een belangrijke rol. De verspreide verzetsgroeperingen in het Algerijnse achterland deden hun best de gevangenen goed te behandelen. Tenminste, zolang dat ging. Veel Fransen kwamen om door uitputting of werden omgebracht tijdens de eindeloze nachtelijke verplaatsingen van de rebellen, die voortdurend werden opgejaagd door het Franse leger.

De gevangenen waren een pressiemiddel in de strijd om de beeldvorming die, naarmate het conflict zich voortsleepte, belangrijker werd. Verschillende gevangenen werden geëxecuteerd als represaillemaatregel voor de door Frankrijk geguillotineerde Algerijnen. Anderen werden met veel mediagekletter vrijgelaten. Velen zijn nooit meer opgedoken en als vermist geregistreerd. Parijs worstelde voortdurend met deze kwestie en weet zich, beargumenteert Branche, tot op heden geen houding te geven ten opzichte van deze schimmige categorie slachtoffers.
 
Met zijn proefschrift over voetbal in de Parijse voorsteden behandelt Julien Sorez een onderwerp dat in Frankrijk steeds meer academische aandacht krijgt: de sociaal-culturele analyse van sport. In Nederland is sport als subdiscipline vrijwel afwezig onder historici – een enkeling, zoals Marjet Derks (Radboud Universiteit), Manuel Stoffers (Universiteit van Maastricht) en ondergetekende, uitgezonderd.

Hoog tijd dat hier verandering in komt. Immers, de maatschappelijke en cultuurhistorische betekenissen van sport zijn immens. Denk aan het politieke gekibbel rond de Winterspelen in Sotsji, het voortdurende financieel-economische gekrakeel rond het hedendaagse voetbal of sport als integratiemechanisme voor immigranten. Nederlandse historici kunnen daarbij veel opsteken van buitenlandse collega’s, die inmiddels een flinke methodologische en heuristische voorsprong hebben.

Sorez beargumenteert dat voetbal in Frankrijk, vergeleken bij Groot-Brittannië of Italië, pas relatief laat deel uitmaakte van de nationale identiteit en cultuur – eigenlijk pas vanaf de internationale successen in 1984 (Europees kampioen), en met name 1998 (wereldkampioen) en 2000 (wederom Europese nummer één).

Een ander verrassend gegeven is dat Parijs, in het als centralistisch bekend staande Frankrijk, nooit is beschouwd als voetbalbolwerk, in tegenstelling tot Reims (jaren vijftig), Saint-Étienne (jaren zeventig) of Marseille (jaren negentig). Sorez spreekt van een ‘spécificité française’. Hij probeert deze paradoxale situatie te verklaren door aandacht te besteden aan de ontwikkeling van voetbal als ‘pratique culturelle’ in de hoofdstedelijke omgeving in de twintigste eeuw, een omgeving die bij uitstek wordt bepaald door zijn politieke, economische en culturele kapitaal.

Sorez haalde veel archieven overhoop, departementale en gemeentelijke. Dit combineerde hij met materiaal afkomstig van sportverenigingen en – incontournable voor elke sportstudie – de pers. Voor de relatief marginale positie van het Parijse voetbal geeft hij verscheidene oorzaken. Zo werd er weinig in geïnvesteerd, omdat de Parijse elite de voorkeur gaf aan investeren in cultuur. Daarnaast kwamen de vele wisselingen van locaties de sport ook niet ten goede. Tot slot maakte de politieke kippendrift tussen de diverse voorsteden schaalvergroting en een gemeenschappelijk project onmogelijk.

Prisonniers du FLN
Raphaëlle Branche
288 p. Payot,
€ 21,00

Le football dans Paris et ses banlieues. Un sport devenu spectacle
Julien Sorez
412 p. Presses Universitaires de Rennes,
€ 22,00


 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.