Hoe zwaar deze opgave ook mag zijn, het resultaat is in het geval van Natasja’s dans zeker geslaagd. Het is een rijk werk, waar de eruditie van de auteur uit elke bladzijde spreekt.
Niettemin moet ik enige kanttekeningen plaatsen. Zo is het jammer dat de auteur de beschrijving van de europeanisering van Rusland laat beginnen met de stichting van St.-Petersburg. Ik wil uiteraard niet bestrijden dat dit een belangrijke gebeurtenis is geweest, maar de verwestersing onder Peter de Grote kwam bepaald niet uit de lucht vallen. De vader van Peter, tsaar Aleksej, worstelde hier al nadrukkelijk mee. In hoeverre diende de Russische identiteit blootgesteld te worden aan buitenlandse invloeden? In de visie van zowel vader als zoon was de omgang met de buitenlanders een middel tot verdere ontwikkeling van Rusland. Het verschil tussen beiden lag in het hervormingstempo, niet in de doelstelling.
Waar Peter de knoop radicaal doorhakte door buitenlanders de vrije toegang tot Rusland en zelfs godsdienstvrijheid te verschaffen, was tsaar Aleksej Michajlovitsj een stuk voorzichtiger. De nemetskaja sloboda, de vreemdelingenwijk in Moskou, vormde het zichtbare compromis tussen diegenen die de buitenlandse invloed het liefst uit Rusland geweerd zagen en zij die de vreemde nieuwkomers beschouwden als onontbeerlijk middel om Rusland te moderniseren.
Figes poogt in zijn boek de Russische identiteit te beschrijven. Terecht schrijft hij dat de grote representanten van de Russische cultuur in de negentiende eeuw zich zowel Rus als Europeaan voelden. Voor hen was het onmogelijk één van de twee polen van deze identiteit te verloochenen. Dit gold echter niet voor de boerenbevolking, die van het Westen weinig moest hebben.
De auteur beschrijft beide elementen indringend. Probleem is echter dat zowel de boerencultuur als de elitecultuur door de ogen van de elite wordt beschreven. Natuurlijk, de meeste boeren waren ongeletterd en schriftelijke getuigenissen zullen daarom zeldzaam zijn geweest. Eén ding is echter volkomen duidelijk: het boerenleven was hard, zelfs wreed, en voor romantiek was weinig plaats. Dit proef ik niet in Figes’ werk. Het boerenbestaan wordt bij hem vaak geromantiseerd, zoals bij zijn beschrijving van de schrijver Lev Tolstoj. Die werkte overdag soms op de velden maar liet zich ’s avonds bedienen door lakeien met witte handschoenen aan.
Hoe ver de aristocratische en de boerenwereld van elkaar af stonden, blijkt wel uit het ook door Figes gepresenteerde gegeven dat veel boeren radicale aristocratische studenten B die hen in de jaren zeventig van de negentiende eeuw kwamen aanzetten tot revolutie B zonder mankeren bij de politie aangaven. De realiteit die hieruit spreekt had de auteur beter kunnen schetsen door sociaal-economische archiefbronnen en/of literatuur indringender bij zijn onderzoek te betrekken.
Dit artikel is exclusief voor abonnees