Home BOEKEN: ‘Het Wenen van Hitler’ van Brigitte Hamann

BOEKEN: ‘Het Wenen van Hitler’ van Brigitte Hamann

  • Gepubliceerd op: 25 september 2014
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jos Palm
  • 4 minuten leestijd

Wat maakte Hitler tot Hitler? Dat houdt historici al decennia bezig. Beroemde biografen als Kershaw en Fest kwamen er niet helemaal uit. Natuurlijk was er de wisselwerking tussen hem en het verongelijkte Duitse volk, waren er de droom en machtshonger van de politiek actieve Hitler. Maar waar kwam zijn ideologie van verachting en verheerlijking vandaan? Waar vond Hitler de bron voor zijn zwarte evangelie?
 


Alweer jaren geleden gaf de historica Brigitte Hammann een antwoord op die vraag. Ze was als Oostenrijkse uitgekeken op het Wenen van Kokoschka en Klimt, en dook in de riolen van de fin de siècle-stad, de krochten waar de armoedzaaiers woonden. Daar kwam ze de drek en modder tegen die later de Führer op gang brachten. Ze schreef er in 1995 Hitlers Wien over, dat nu in Nederlandse vertaling is verschenen. Hitler had in Wenen zijn leerschool gehad. Hij was er min of meer politiek maagdelijk aangekomen in 1909 en verliet de stad zeven jaar later hoogzwanger van abjecte opvattingen. De bevalling zou evenwel nog even op zich laten wachten. Die had pas plaats na de Eerste Wereldoorlog, en veel wetenschappers hebben zich het hoofd gebroken over de late politieke geboorte van Hitler.

Hammanns boek is een biografie van de jonge Hitler; tegelijkertijd laat het zich lezen als een archeologische ontmoeting met de talloze afvalproducten van het  multiculturele laboratorium Wenen. Om met het laatste – verreweg het belangrijkste – te beginnen: in de wereldstad liepen te veel nationaliteiten rond die geen eigen natie hadden, omdat voor zoiets nieuwerwets geen plaats was in het Habsburgse veelvolkerenhuis. En dat terwijl de natie juist erg ‘in’ was. Zelfs de Belgen hadden er een. Wie echter de pech had in het anachronistische sterfhuis Oostenrijk-Hongarije te verkeren, zat zonder, en opgescheept met van alles en nog wat aan mensensoorten. Het gevolg: verstikkende ontevredenheid, ongeremde xenofobie en kleinpatriottistische hysterie.

Met name Hitler en zijn Oostenrijkse mede-Duitsers lijden onder wat ze het Babylon van hun tijd noemen. Ze zijn in eigen ogen de enige Oostenrijkers die ertoe doen; de rest is het bijproduct van de dwaze droom van die alte Frans Jozef. Wenen blijkt een pandemonium van overspannen volks-Duitse pathologische aandoeningen. Zo is er de geestelijk mentor van Hitler, genaamd George Schonerer, leider van de pan-Germaanse beweging; zijn volgelingen noemen hem ‘de Führer’ en begroetten hem met een massaal ‘Heil’. Ook is er de ideoloog Guido von List, die gelooft dat de Ariërs door God zijn verwekt, ‘de komende Ario-Germaanse wereldoorlog’ voorspelt en met zijn neus in Noorse mythen raszuiverheid opsnuift. Verder is er nog Jorg Lanz von Liebenfels, verliefd op de swastika als symbool van het onoverwinnelijke Arische ras, lang voordat de nazipartij ervan droomde. En het houdt niet op. Eliminatie van niet-levenswaardig leven, in dit geval van zigeuners, is al een gangbare gedachte bij de pan-Germanen; en het populisme, vermengd met liters antisemitisch gif, blijkt in de persoon van burgemeester Karl Lueger ter plaatse reeds zeer succesvol.

Hitler snuift het allemaal op als een naar geestelijke troost hongerende adolescent. Hij ziet het krachteloze veelvolkerenparlement en trekt hoogstwaarschijnlijk dan al zijn conclusie. Hij bezoekt concerten en ontdekt de theatrale kracht van het Gesamtkunstwerk, dat hij later ten eigen bate op eigen wijze zal exploiteren. Ondertussen gaat het steeds slechter met de naar grootsheid en meeslependheid hunkerende provinciaal. Zijn kunstenaarschap eindigt in het kopiëren van plaatjes om ansichten te verkopen voor een paar centen. Hij ziet er ook bijzonder armoedig en verlopen uit, als we de schaarse getuigen mogen geloven. Hij gaat gekleed in een lange jas, met gaten rond het kruis en lang ongekamd haar: iemand die je liever niet tegenkomt, zelfs niet in de getto’s van Wenen uit die tijd. Gelukkig zijn er – jawel – Joodse kennissen, krabbelaars als hijzelf, die hem nu en dan uit de brand helpen.

Juist deze man werd de apocalyptische ruiter die de twintigste eeuw in het ongeluk stortte. Dat werd hij pas na het Verdrag van Versailles in 1919, oordeelt Hammann (en met haar later vele anderen). De Weense jaren waren zogezegd de incubatietijd; daarna kwam alle rotzooi eruit, geconcentreerd rond zijn biologisch-deterministische programmatische Jodenhaat. Uiteindelijk was dat de sleutel tot zijn ongehoorde succes. Hitler had de mobiliserende kracht van het antisemitisme afgekeken bij de kleinere en grotere pan-Germaanse volksmenners uit Wenen, concludeert Hammann. Die was instrumenteel, schrijft ze, en kwam niet van binnenuit, maar van buitenaf; hij had immers Joodse vrienden.

Maar had Hitler de Jodenhaat niet geïnternaliseerd omdat hij met Joden omging? Had niet iedereen indertijd – en lang daarvoor en erna – Joodse buren, kennissen of vrienden, maar was men desondanks gezellig of ongezellig antisemiet? Het is het enige onbevredigende aan een imposant boek dat de bronnen van Hitlers politieke ontluiken overtuigend blootlegt, maar dat in zekere zin tekortschiet omdat het hem in al zijn ogenschijnlijk Weense lulligheid tot non-persoon reduceert. Het raadsel waar in zijn DNA de bouwstenen zaten voor zijn extreem kwaadaardige ontvankelijkheid voor het neurotische allegaartje van patriottisme en antisemitisch en algemeen racisme blijft.

 
 
Het Wenen van Hitler. De biografie van de jonge Adolf
Brigitte Hammann
448 p. Uitgeverij Kok
€ 34,99

 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.