Home Annejet van der Zijl over een excentriek echtpaar

Annejet van der Zijl over een excentriek echtpaar

  • Gepubliceerd op: 25 november 2015
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Annejet van der Zijl
Annejet van der Zijl over een excentriek echtpaar

Hij verloor een oog door een zelfgeknutselde bom. Zij liet haar poedels verven, zodat ze beter bij het interieur van haar Cadillacs kleurden. Annejet van der Zijl stuitte op een vreemd stel.

Een van grootste frustraties in het leven van een non-fictieschrijver is de hoeveelheid verhalen die je moet laten gáán. Research is alsof je aan een draadje trekt in een grote kluwen wol – aan ieder draadje zitten weer andere vast en als je niet oppast, ben je binnen de kortste keren dé draad kwijt. Menig schrijver en veelbelovend boek zijn hierin al roemloos ten onder gegaan. De enige manier om jezelf te redden is om al die mooie, maar voor je boek eigenlijk niet echt noodzakelijk verhaallijnen weg te snijden. Kill your darlings, zoals dat in het Engels zo treffend heet.

Maar dat betekent niet dat je geen heimwee kunt houden naar zo’n darling. Zo koester ik momenteel een groot verlangen om te vertrekken naar Wye Island, een verlaten en winddoorblazen plek in de Chesapeake Bay in Maryland, dat enige bekendheid geniet als een belangrijk trekvogelgebied aan de oostkust van de Verenigde Staten. Maar behalve trekvogels ritselen er ook geesten in het struikgewas van Wye Island. De ene ruikt doordringend naar Chanel No. 5, heeft twee geverfde poedels op haar arm en wordt vergezeld door enorme Ierse wolfshonden. De andere is opvallend groot, heeft een dun Dalí-achtig snorretje en een zwart lapje voor zijn oog.

Zoals het geesten betaamt, was ook dit tweetal ooit van vlees en bloed. Zij heette Jacqueline Archer en was de enige nazaat van een Ierse predikant die indianen kerstende in Amerika en daar – waarschijnlijk door hun tegelijkertijd oliehoudend gebied te ontfutselen – steenrijk van was geworden. Hij heette Glenn Stewart en was de enige erfgenaam van een Pittsburgher die vanuit het niets een van de grootste graanimperiums van Amerika had opgebouwd. Tijdens zijn studietijd aan Yale stond hij al bekend als bepaald excentriek: zo knutselde hij ooit een bom in elkaar om een paar meisjes die een invitatie voor een van zijn feestjes hadden geweigerd mee aan het schrikken te maken. Het explosief ontplofte voortijdig, iets wat hem zijn linkeroog kostte en de helft van zijn gezicht verminkte.

Het stel ontmoette elkaar in 1919, kort nadat Glenns eerste vrouw overleden was aan de Spaanse griep. Glenn werkte op dat moment nog als diplomaat, hoewel ‘werken’ een weids begrip was voor zijn verrichtingen. Hij kwam en ging wanneer het hem beliefde, was soms maanden spoorloos en leverde rapporten die naar verluidt de slechtste waren die ooit de burelen van het Foreign Office bereikten. Na zijn tweede huwelijk gaf hij zijn baan eraan om met de jeugdige Jacqueline in grote stijl over de wereld te reizen. Al snel wedijverden ze met elkaar in buitenissig gedrag, waarbij de nieuwe Mrs. Stewart op punten won. Zo liet ze haar poedels verven in de kleur van de bekleding van haar Cadillacs en schonk ze filmster Rudolf Valentino een door haar gefokte Ierse wolfshond ter waarde van 5000 dollar.

Glenn en Jacqueline waren niet alleen even rijk, maar ook even paranoïde. Daarom kochten ze in de jaren twintig het toen slechts door boeren en vogels bevolkte Wye Island op. Ze gooiden de pachters ervanaf en doopten het meest onbegaanbare deel om tot Cape Centaur. Hier bouwden ze een enorme, knalroze replica van het Alhambra, met muren van meer dan anderhalve meter dik, stalen binnenluiken en een toren met een soort inpandige ophaalbrug die ’s nachts werd opgehaald. Om het gebouw heen werd een onder stroom staand hek geplaatst, dat bewaakt werd door wolfshonden en lijfwachten te paard. Voor de zekerheid sliep Glenn ook nog met een geladen colt 45-revolver onder zijn kussen.

Voor Jacqueline kwam het gevaar ondertussen steeds meer van binnen uit haar roze fort. Het huwelijk verzuurde en haar man wees steeds nadrukkelijker op de talloze kliffen waar een zeker iemand maar al te makkelijk vanaf kon vallen. Dat hij voor steeds langere periodes weg was met zijn jacht – een zwart geverfde schoener, waarop hij een voormalig personeelslid van de New Yorkse misdaadbaas Al Capone als kapitein had aangesteld – zal haar dus niet slecht zijn uitgekomen. Op een zeker moment verdween het jacht zelfs helemaal, inclusief maffiosi-kapitein en de met een zwart ooglapje getooide eigenaar.

Lang deden geruchten de ronde dat Jacqueline haar man voor was geweest en hem een beslissend duwtje had gegeven, maar bewezen werd er niets. Ze woonde tot haar dood in 1964 op het eiland, omringd door haar honden en de laatste overgebleven buren, die ze afwisselend paaide en terroriseerde. Tegenwoordig is Wye Island een beschermd natuurgebied dat vooral gebruikt wordt voor ornithologisch onderzoek. Maar als het stormt, schijnen het gehuil van Jaquelines wolfshonden en de woedende doodskreten van Glenn nog altijd boven het geluid van de wind uit te horen te zijn. En ruikt iemand opeens de onmiskenbare geur van Chanel No. 5, dan weet hij genoeg: de onrustige zielen van de voormalige eigenaren spoken weer rond. 

Annejet van der Zijl is schrijfster en historicus.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.