Home ‘Amsterdam was dé diamantproducent van de wereld’

‘Amsterdam was dé diamantproducent van de wereld’

  • Gepubliceerd op: 12 mei 2022
  • Laatste update 30 mei 2022
  • 8 minuten leestijd
‘Amsterdam was dé diamantproducent van de wereld’

In onze vaderlandse geschiedenis wordt de zeventiende eeuw steevast gekenmerkt als de bloeiperiode van de Nederlandse handel. Maar de handel in de late negentiende eeuw vertelt ook een bijzonder verhaal. In deze periode groeide Amsterdam aan de hand van joodse handelaren en diamantbewerkers uit tot de diamanthoofdstad van de wereld. In Diamantgracht. Het joodse hart van een typisch Amsterdamse industrie beschrijft Daniël Metz de opkomst en het verval van de Amsterdamse diamantindustrie.  

Door Sean Kerstges

Hoe kwam de diamantindustrie in Amsterdam tot stand?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Het begin van de handel in Amsterdam is te herleiden tot het jaar 1585. In dat jaar bezetten Spaanse troepen Antwerpen, met als gevolg een grote uittocht van protestanten en zogenaamde conversos: tot het christendom bekeerde Joden. De meeste vluchtelingen trokken naar het noorden van Europa en een deel kwam in Amsterdam terecht. Onder hen waren veel Joden die zich bezighielden met de diamantindustrie, zoals handelaren. In de zestiende eeuw werden veel diamanten gewonnen in India. Deze vonden via Venetië hun weg naar Europa; een handelsroute die de Portugezen later overnamen. Zij voeren om Afrika heen om India te bereiken en haalden daar rechtstreeks hun luxegoederen vandaan. Een deel van de handelaren in Spanje en Portugal waren conversos die de dreiging van de Spaanse inquisitie voelden en daarom hun vlucht naar Noord-Europa inzetten, en zo in Amsterdam belandden.

Naast handelaren waren er diamantbewerkers. Zover we weten zijn de eerste methodes om diamanten te slijpen ook in Venetië ontwikkeld. Vanuit de Italiaanse havenstad werden diamanten naar Parijs en Vlaanderen vervoerd, waar in de Bourgondische tijd al een diamantindustrie ontstond.

Amsterdam had in de zestiende eeuw een liberaal regime dat de gevluchte diamantairs met open armen ontving. Door deze openheid konden de conversos hun katholieke verhulling van zich afwerpen en terugkeren naar hun joodse traditie. Tegelijkertijd onderhielden ze nog steeds hun netwerk in Portugal en Spanje.’

Hoe manifesteerde de industrie zich in Amsterdam?

‘Tijdens de periode van industrialisatie in de negentiende eeuw was de Nieuwe Achtergracht in Amsterdam-Oost de perfecte plek voor een nieuwe industrie. Deze gracht had een andere ontwikkeling doorgemaakt dan de overige Amsterdamse grachten. Het was geen gracht met herenhuizen, maar vanaf 1600 al een industriegracht. Tijdens de opkomst van de industrialisatie verdwenen de voormalige industrieën die er gehuisvest waren en ontstond er veel ruimte. Het was noodzakelijk dat de fabrieken nabij de huizen van de arbeiders werden geplaatst. Omdat de voormalige Joden-buurt dichtbij lag, was het logisch dat de voornamelijk joodse diamantindustrie hier zijn thuis vond.

Ook het nabij gelegen Weesperpoortstation speelde daarbij een cruciale rol. Dit was destijds een van de twee hoofdstations in Amsterdam en de plek waar alle buitenlandse handelaren aankwamen. Vanuit Wenen, Berlijn, Moskou en zelfs New York reden reizigers hier de hoofdstad binnen. Het in 1867 geopende Amstel Hotel was de perfecte plek om ze op te vangen. In eerste instantie overnachtte alleen de Europese adel in het hotel, maar in hun kielzog kwamen de diamanthandelaren mee. Ook werden er in het gebied rondom het station allerlei cafés en uitgaansgelegenheden opgericht voor mensen die werkzaam waren in de diamanthandel en -industrie. Voor financiële zaken werd in 1871 de Amsterdamsche Bank en in 1911 de diamantbeursbeurs in het leven geroepen. Rondom het Weesperplein ontstond dus een microkosmos waar de diamantindustrie floreerde.’

Waarom waren joodse handelaren en arbeiders oververtegenwoordigd in deze bedrijfstak?

‘Toen de diamant in de zestiende eeuw Amsterdam bereikte, was de handel al volledig in handen van joodse handelsmannen. In Nederland waren joodse arbeiders destijds buitengesloten van de traditionele beroepsgildes. Zo waren er weinig kansen voor Joden om zich te ontwikkelen op de arbeidsmarkt. De diamantindustrie was hierop een uitzondering, omdat het product destijds nog behoorde tot de vrije handel. Joodse handelaren kozen er daarom voor om het merendeel van het diamantwerk toe te kennen aan geloofsgenoten. Dit kwam ook doordat de diamanthandel berustte op vertrouwensrelaties. Deze luxegoederen wilde men alleen overlaten aan mensen die volledig te vertrouwen waren.

In het midden van de achttiende eeuw probeerden christelijke diamantbewerkers joodse arbeiders te weren door een gilde te stichten. De stad Amsterdam wees dat verzoek af, met als argument dat de Joden de diamant naar Nederland hadden gehaald. Het stadsbestuur was zich ook bewust van het feit dat de handel geheel in kon storten als Joden buitengesloten werden. Bovendien was het een van de weinige sectoren waarin Joden geld konden verdienen. Mocht deze verdwijnen dan zou de verpaupering in de joodse buurten toenemen. Daar zat het stadsbestuur van Amsterdam niet op te wachten.’

Rondom het Weesperplein ontstond een microkosmos waar de diamantindustrie floreerde

In hoeverre was het succes van de industrie toe te schrijven aan de joodse cultuur?

‘De continuïteit van de diamanthandel is wel degelijk te danken aan de joodse gemeenschap. Na de Bataafse tijd (1795-1813) verplaatsten joodse ondernemers het thuiswerk van diamantarbeiders naar de fabrieken: ze centraliseerden de industrie. Ook het netwerk van de joodse diaspora was zeer belangrijk voor de handel. De joodse handelaren in Amsterdam hadden relaties in prominente handelssteden als Londen en Antwerpen, maar ook in de herkomstplaatsen van de diamant zoals Zuid-Afrika en Brazilië.’

Wat betekende de diamanthandel voor de internationale positie van Nederland?

‘Amsterdam was destijds dé diamantproducent van de wereld. Vrijwel alle diamanten die wereldwijd werden verkocht, waren geproduceerd in Amsterdam. De bloeiperiode van de industrie viel samen met de industrialisatieperiode waarin stoomschepen en -treinen het mogelijk maakten om wereldwijd te reizen.

Het belang van de diamanthandel voor de Nederlandse industrie is te zien aan het aantal arbeiders: rond 1900 werkten er ongeveer 10.000 mensen in de diamantindustrie. Op de dienstensector en de haven na was het de grootste industrie van Amsterdam.’

Vanuit de diamantindustrie ontstond aan het einde van de negentiende eeuw de eerste moderne Nederlandse vakbond.

‘De joodse gemeenschap was in eerste instantie huiverig voor het socialisme en activisme. Ze waren als minderheid afhankelijk van de machthebbers in Nederland. De diamantbewerkers waren echter zelfstandige ondernemers. Ze moesten onderhandelen met werkgevers die de diamanten uitgaven en met fabrieksbazen die de benodigde apparatuur verhuurden. Tegelijkertijd waren ze zelf werkgevers, omdat ze vaak andere specialisten in dienst hadden.

Vanwege alle verschillende specialismes die gepaard gingen met het bewerken van diamanten, ontstonden er kleine vakverenigingen. De diamantbewerkers Jan van Zutphen en Henri Polak slaagden erin om deze groepen bijeen te brengen en creëerden zo de eerste moderne vakbond. Het is opmerkelijk dat ook de werkgevers in de diamantindustrie onmiddellijk financieel bijdroegen aan de stakingskas van de vakbond bij de oprichting in 1894. Zij zagen in dat afspraken met de vakbond zorgden voor economische stabiliteit.’

Op welke wijze zetten personen uit de diamantindustrie zich in voor het welzijn van de fabrieksarbeiders?

‘Een mooi voorbeeld is het werk van dokter Samuel Senior Coronel. Hij was in 1860 de eerste die systematisch onderzoek deed naar fabrieksomstandigheden en het effect hiervan op de gezondheid van arbeiders. De resultaten waren schrijnend. Bij diamantbewerking kwam het nodige stof van de diamanten af. Bovendien werd er ontzettend veel gerookt in de fabrieken. Het zuurstofgehalte was zo slecht dat er beginverschijnselen van koolmonoxidevergiftiging optraden.

De diamantindustrie probeerde daar wel iets aan te doen, schreef Coronel. Verenigingen hielden zich bezig met de gezondheidszorg in fabrieken. Zo streed het Koperen Stelen Fonds tegen tuberculose.’

Wat gebeurde er tijdens de Tweede Wereldoorlog met de joodse diamantindustrie?

‘De Duitsers kwamen voor een groot dilemma te staan. Aan de ene kant wilden ze de zuivering van de joodse bevolking doorvoeren, maar tegelijkertijd erkenden ze het enorme economische potentieel van de diamantindustrie: diamanten waren een belangrijke valuta voor internationale handel.

De Duitsers besloten om ten eerste alle diamantairs te verplichten hun goederen in te leveren. Zo plunderde de bezetter de industrie op een “legale” manier. Na de oorlog werd duidelijk dat de ingeleverde diamanten van niet-joden keurig waren bewaard, terwijl de joodse diamanten allemaal waren verdwenen.

De Duitsers wisten dat ze afhankelijk waren van de Joden om de industrie draaiende te houden: deze bestond destijds voor tachtig procent uit joodse arbeiders. De nazi’s deden daarom een poging om een eigen diamanthandel op te zetten; de Joden moesten hen het vak leren. Ze maakten plannen om in concentratiekampen een diamantfabriek op te zetten en plaatsten daarom een aantal joodse arbeiders op beschermlijsten. De plannen van de bezetter mislukten; het merendeel van de joodse diamantarbeiders werd omgebracht in de kampen.’

Bloeide de industrie in de naoorlogse periode weer op?

‘Joodse families die terugkwamen uit de Duitse kampen of uit ballingschap bliezen de industrie nieuw leven in. Er vond een kleine heropleving plaats die tot de jaren zestig doorzette. In de naoorlogse jaren was het grootste probleem voor de industrie het gebrek aan een jonge generatie die het diamantslijpen oppakte. Het vak verloor zijn aantrekkingskracht en de industrie verplaatste zich naar steden als Antwerpen, New York en Tel Aviv. In Amsterdam bleef alleen slechts een handvol bedrijven over die nu nog steeds bestaan.’

Zijn er overblijfselen uit de bloeiperiode te zien in Amsterdam?

‘In heel Amsterdam zijn nog diamantfabrieken te vinden, maar de enige locatie waar ze in hun historische context te zien zijn, is rondom de Nieuwe Achtergracht. Hier staan nog vier voormalige diamantfabrieken, de oude diamantbeurs, gebouwen van voormalige diamantverenigingen, een aantal joodse scholen, het Amstel Hotel en de Amsterdamsche Bank. Aan de Nieuwe Achtergracht is dus ontzettend veel erfgoed te bewonderen. Het is dé plek om deze geschiedenis te herleven.’

 

 

Diamantgracht. Het joodse hart van een typisch Amsterdamse industrie

Daniël Metz

272 pagina’s

Walburg Pers

€29,99