De geschiedenis van drugs in Nederland onderzoeken vanuit het perspectief van de gebruikers. Dat is wat een groep historici twee jaar lang heeft gedaan. ‘We willen druggebruik niet romantiseren, we willen het ook niet verketteren, we willen het begrijpen,’ zegt Gemma Blok, projectleider van Drugs Monologen.
Onder leiding van Blok, die hoogleraar is aan de Open Universiteit, hebben de onderzoekers verhalen van druggebruikers verzameld. De oudste verhalen gaan over de jaren zestig, toen alternatieve jongeren samenkwamen tijdens zogenoemde Provadya?-avonden. Deze waren gevuld met dans, theater, film, muziek én experimenten met drugs. Vanuit dit soort initiatieven ontstonden in de jaren zeventig gesubsidieerde jongerencentra, waar bezoekers vrijelijk cannabis namen. Die beweging legde de basis voor het Nederlandse gedoogbeleid.
Maar aan het eind van de jaren zeventig sloeg de stemming om. Harddrugs als heroïne en cocaïne deden hun intrede, en de problemen die daarmee gepaard gingen plaatsten de jongerencentra in een kwaad daglicht. Veel centra moesten de deuren sluiten. Middelengebruik kwam in de taboesfeer terecht.
De deelnemers aan het onderzoek geven uiteenlopende redenen voor hun druggebruik: van nieuwsgierigheid en plezier tot het ontvluchten van nare gevoelens, het reguleren van energie en concentratie. Vanwege stigmatisering en angst voor veroordeling praten zij vaak niet openlijk over hun gebruik. Als zij beter begrijpen wat mensen drijft, kunnen voorlichters en zorgverleners effectiever te werk gaan, denken de onderzoekers.
Beeld: Koos Zwart, initiatiefnemer van de eerste Provadya?-avonden in Amsterdam. Foto via Wikimedia Commons/Hans van Dijk.
