Home 1800: Blauwdrukken voor een samenleving

1800: Blauwdrukken voor een samenleving

  • Gepubliceerd op: 3 juli 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Wyger Velema

De revolutionaire decennia rond 1800, waaraan dit laatste deel van de ambitieuze en ruimhartig gesubsidieerde NWO ‘ijkpuntenreeks’ Nederlandse Cultuur in Europese Context is gewijd, behoorden zonder twijfel tot de meest opwindende en dynamische in de Nederlandse geschiedenis. ‘Voor niet éénen staat misschien’, zo merkte de grote historicus Robert Fruin reeds in 1865 over deze jaren op, ‘is de groote omwenteling zo radicaal geweest als voor dien der Vereenigde Nederlanden’.

    

De inwoners van de Republiek, in het begin van de jaren 1780 door de desastreuze Vierde Engelse Oorlog ruw geconfronteerd met het dramatische machtsverlies van hun eens zo glorieuze staat, keerden zich plotseling massaal tegen het gevestigde maatschappelijke en politieke bestel. Uit naam van het nieuwe internationale ideaal van de volkssoevereiniteit wilden zij de oligarchische heerschappij van regenten en stadhouder omver werpen. Alleen wanneer de burgers zelf het politieke heft in handen kregen en hielden, zo betoogden deze hervormers in een eindeloze reeks publicaties, was er nog hoop voor het geplaagde vaderland.

De praktijk bleek een stuk moeilijker. De eerste protestgolf, bekend als de patriottenbeweging, werd in 1787 genadeloos neergeslagen na een Pruisische militaire interventie. Duizenden opstandelingen weken uit naar het buitenland of gingen gedwongen ondergronds. Het internationale tij was echter aan het keren. Gesteund door de Franse revolutionairen kregen de Nederlandse hervormers in 1795 een tweede kans en ditmaal hadden zij meer succes. De laatste jaren van de achttiende eeuw, de jaren onmiddellijk voorafgaand aan het ‘ijkpunt’ 1800, brachten ingrijpende veranderingen: de afschaffing van het stadhouderschap, de proclamatie van de rechten van de mens en van de burger, de verkiezing, met een buitengewoon ruim stemrecht, van het eerste Nederlandse parlement (de Nationale Vergadering), de scheiding van kerk en staat, de eerste moderne constitutie en, last but not least, de uitroeping van de eenheidsstaat. 

De Nederlandse staat en maatschappij veranderden met dit alles onherkenbaar van aanzien en het Nederlandse ancien régime was, ondanks het feit dat sommige hervormingen later weer werden afgezwakt of zelfs te niet gedaan, definitief een zaak van het verleden. Men kan dan ook op goede gronden volhouden dat in de beginjaren van de Bataafse Republiek de basis werd gelegd voor de ‘eeuw van het staatsburgerschap ‘ die er, in de woorden van Thorbecke, op zou volgen.

Georganiseerde gezelligheid
Zo niet echter volgens Kloek en Mijnhardt. Zij spannen zich in dit als synthese gepresenteerde, maar in werkelijkheid sterk polemische en diep ideologische werk, tot het uiterste in om de politieke dimensies van de Nederlandse geschiedenis in periode rond 1800 te bagatelliseren en in sommige gevallen zelfs openlijk te veroordelen. Uitgangspunt van hun betoog is E.H. Kossmanns vaak aangehaalde uitspraak uit 1987 dat het ’tobben’ blijft met de geschiedschrijving over dit tijdvak. Dit probleem, voorzover het nog steeds reëel is, denken Mijnhardt en Kloek op vruchtbare wijze te lijf te kunnen gaan door de aandacht van de politiek te verleggen naar de cultuur. Nu valt het streven de cultuurgeschiedenis van deze jaren samenvattend te behandelen natuurlijk alleen maar toe te juichen.

De auteurs hebben daaraan overigens de afgelopen decennia zelf ook uiterst belangrijke bijdragen geleverd. Het past bovendien geheel binnen de doelstellingen van de ‘ijkpuntenreeks’. Hadden Kloek en Mijnhardt het hierbij gelaten, dan zouden zij zich zonder twijfel de diepe en terechte dankbaarheid van iedere lezer hebben verworven. Hun inzet is echter hoger. Zij maken allereerst een scherp en tamelijk ouderwets onderscheid tussen cultuur en politiek. Vervolgens betogen zij dat de belangrijkste ontwikkelingen in de behandelde periode beter vanuit een cultureel dan vanuit een politiek perspectief kunnen worden begrepen.

Om deze in het licht van de revolutionaire politieke gebeurtenissen rond 1800 hoogst eigenaardige these te onderbouwen, schetsen Kloek en Mijnhardt een breed panorama van de Nederlandse cultuur in de achttiende eeuw. Hier zijn de auteurs, merkt men duidelijk, geheel in hun element. Met grote kennis van zaken, maar helaas zonder een ook maar bij benadering adequate annotatie, beschrijven zij hoe in de achttiende eeuw, onder invloed van het verlichtingsdenken, voor het eerst een waarlijk nationale culturele gemeenschap tot stand kwam. Deze gemeenschap manifesteerde zich in spectatoren en andere tijdschriften en in nieuwe vormen van georganiseerde gezelligheid, zoals de talloze genootschappen. De deelnemers aan deze nationale culturele gemeenschap, niet meer dan vijf tot zeven procent van alle huishoudens, ontplooiden zich op het terrein van de hoge cultuur als wetenschapsbeoefenaren, dichters en schrijvers, toneelspelers, musici en beeldende kunstenaars. 

Veel belangrijker volgens de auteurs was echter dat deze verlichte cultuurdragers een coherente visie op de meest wenselijke inrichting van de samenleving ontwikkelden. Zij traden op als de architecten van een ‘modern moreel burgerschap van typisch Nederlandse snit’. Dit nieuwe ‘moreel burgerlijk universum’, dat in theorie het gehele volk omvatte, wortelde in de verlichte begrippen deugdzaamheid, menselijke vervolmaakbaarheid en gezelligheid. Het wilde ieder lid van de Nederlandse bevolking door middel van onderwijs, armenzorg en gezondheidszorg (de ‘blauwdrukken’ uit de titel) de mogelijkheid tot volwaardige deelname aan de samenleving bieden en projecteerde deze denkbeelden terug in de geïdealiseerde vaderlandse zeventiende eeuw.
        
Trieste zwanenzang
Merkwaardig genoeg menen Kloek en Mijnhardt dat het voor de uitvoering van de programmapunten uit het ‘moreel burgerlijke universum’ niet nodig was dat de burgers zelf over politiek macht beschikten. Alle pogingen die de nieuwe verlichte burgers aan het eind van de achttiende eeuw ondernamen om hun visie op de samenleving door middel van politieke hervormingen in de praktijk te brengen, veroordelen zij als futiel en tot mislukken gedoemd. De patriottenbeweging van de jaren 1780 wilde voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis de nationale burgergemeenschap macht geven, maar wordt door de auteurs afgedaan als de trieste ‘zwanenzang van het Nederlandse republikanisme’. 

Met de radicale Bataafse hervormers van enkele jaren later was het zo mogelijk nog treuriger gesteld. Het waren, als wij de auteurs mogen geloven, onvaderlandse navolgers van het voor Nederlandse burgers irrelevante Franse revolutionaire voorbeeld. Dat het recht op onderwijs en het recht op armenzorg, twee van de drie ‘vaderlandse’ blauwdrukken, voor het eerst in de Franse verklaring van de rechten van de mens en van de burger van 1793 werden gegarandeerd, leest men in dit boek helaas nergens. Om dergelijke rechten ook in Nederland te kunnen invoeren meenden de Bataven dat de versteende structuren van de oude Republiek moesten worden doorbroken door de vestiging van de eenheidsstaat. Kloek en Mijnhardt zien er niet meer in dan een ‘funeste beoordelingsfout’.

In het ‘nieuwe burgerideaal’ van Kloek en Mijnhardt was kortom geen plaats voor burgers die zelf de macht in handen wilden nemen. Dit ideaal was daarmee, als het al ooit bestaan heeft, geschikter voor onderdanen dan voor burgers. Want burgers in de ware zin des woords besturen zichzelf. Het is dan ook geen wonder dat de patriotse en Bataafse burgers van de late achttiende eeuw de genietingen van het ‘morele burgerschap’ graag aan de inwoners van autoritair geregeerde staten lieten en zelf de mouwen opstroopten om een nieuwe politieke en maatschappelijke orde op te bouwen. Aan beschaving en ethiek zonder vrijheid hadden zij niet de minste behoefte. De rigide scheiding tussen cultuur en politiek die Kloek en Mijnhardt in dit werk hanteren was de laat achttiende-eeuwse Nederlander geheel vreemd.

Wyger Velema is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in de geschiedenis van de achttiende eeuw.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.