Home De ramp met de Titanic raakte Nederlanders

De ramp met de Titanic raakte Nederlanders

  • Gepubliceerd op: 17 april 2022
  • Laatste update 20 jun 2023
  • Auteur:
    Dirk Musschoot
  • 10 minuten leestijd
De ramp met de Titanic raakte Nederlanders

In de nacht van 14 op 15 april 1912 zonk de Titanic. Ons land had niet veel slachtoffers te betreuren, maar toch raakte de ramp de Nederlanders tot in hun botten. Daar zorgden vooral predikanten voor, in kerken door het hele land. En het Leger des Heils.

Op vrijdagochtend 19 april 1912, vier dagen na de ramp, verschenen in Nederlandse kranten de eerste berichten over het fameuze lied dat men in de laatste ogenblikken van de Titanic zou hebben gezongen: ‘Nader, mijn God, bij U!’ Wat ervan waar is, van dat lied en van die muzikanten tot aan hun enkels in het water, is tot op de dag van vandaag onduidelijk. Maar dat het verhaal en het lied mensen ontroerden – nu nog steeds – staat buiten kijf.

Het was ook medewerkers van het Leger des Heils opgevallen hoezeer het lied mensen aangreep, maar tegelijk hoe weinig mensen het echt kenden. ‘Nader, mijn God, bij U!’ behoorde tot hun vaste repertoire behoorde, en daarom besloot men tot een publiek optreden van het muziekkorps. Zo vond het Leger des Heils in de Titanic een manier om een breed publiek te bereiken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

God niet meer nodig

En niet alleen het Leger des Heils gebruikte de ramp voor de ‘goede zaak’. Op zondag 21 april 1912, precies een week nadat het schip gezonken was, hadden predikanten overal in het land wel iets over de ramp te vertellen. Zo sprak de gereformeerde predikant Gerard Wisse in de Burgwalkerk in Kampen een zogenoemde leerrede uit waarvan de boodschap niet mis te verstaan was: ‘Wat baat menschelijk vernuft tegen Gods almacht?’

Want daar hadden al die predikanten het hoofdzakelijk over: de mens bouwde de grootste, snelste en meest luxueuze schepen ooit, noemde ze onzinkbaar en vond bijgevolg dat hij, onoverwinnelijk als hij was, God niet meer nodig had. ‘Kijk maar wat er gebeurt met mensen die God verloochenen,’ was de boodschap in veel Nederlandse kerken die zondag.

“Kijk maar wat er gebeurt met mensen die God verloochenen”

In de remonstrantse kerk in Gouda zei predikant Hendricus van Assendelft dat de mensheid niet ongestraft kon blijven voortdoen. De kerkgangers knikten instemmend. De preek van Van Assendelft verscheen integraal in de Goudsche Courant, op de voorpagina! En voor de preek van Wisse was zoveel belangstelling dat hij op 23 april al verscheen in gedrukte vorm: De Titanic en de Ark.

‘Duizenden en nog eens duizenden’ mensen

Diezelfde zondag, 21 april 1912, organiseerde het Leger des Heils een ‘Titanic-namiddag’ met gewijde muziek in de muziektent in het Hogelandse Park in Utrecht. Zij hadden daartoe speciaal toestemming gevraagd bij het stadsbestuur. Afgaand op de krantenverslagen van de gebeurtenis moet het in Utrecht een zeer emotionele middag zijn geweest, waar ‘duizenden en nog eens duizenden’ mensen naartoe waren gekomen.

Iedereen luisterde ingetogen naar de muziek – nu en dan waren er momenten van samenzang – en aan het eind van het anderhalf uur durende programma werd ‘Nader, mijn God, bij U!’ aangeheven. Vier strofen werden er gezongen, met gesmoorde stem.

Nader, mijn God, bij U! U Naderbij!
Zij ook de weg daartoe een kruis voor mij!
Wat ook mijn toekomst zij, U nader, nader bij!
Nader, mijn God, bij U! U naderbij!

‘Velen veegden een traan weg,’ berichtte de Strijdkreet, het blad van het Leger des Heils, een week later.

‘Een machtige waarschuwing’

Het Leger des Heils had voor de bijeenkomst in Utrecht een blaadje laten drukken met daarop de tekst en de partituur van het lied ‘dat door het muziekkorps aan boord van deze stoomboot gespeeld werd’. Het blaadje werd verkocht voor 2,5 cent en er waren er tweeduizend gedrukt, maar ‘er waren wel vier tot vijf maal zoveel exemplaren noodig geweest’. Er werd die namiddag ook een collecte gehouden ‘ten behoeve van de weduwen en de weezen van hen die om anderen te behouden een zoo heldhaftigen dood vonden’.

De namiddag in het Hogelandse Park was dus een groot succes, maar het Leger des Heils was vooral blij dat dit niet alleen een hulde was geweest aan de doden van de Titanic, maar ook ‘een machtige waarschuwing voor de menigte om zich voor te bereiden om God te ontmoeten’.

Niet alleen een hulde aan de doden van de Titanic, maar ook ‘een machtige waarschuwing’

De dag na de herdenking in Utrecht kreeg het Leger zoveel positieve reacties dat het besloot de ramp met de Titanic niet meer los te laten. Mensen wilden een financiële bijdrage leveren; er volgden verschillende herdrukken van het blad met de liedtekst. Op verzoek van mensen die er die zondagnamiddag in het Hogelandse Park niet bij hadden kunnen zijn, werd op woensdagavond 24 april in het gebouw van het Leger aan de huidige Van de Weteringstraat in Utrecht ‘Nader, mijn God bij U!’ nog een keer gezongen, ‘in het Engelsch en in het Hollandsch’.

Van het een kwam het ander. Sommige kranten boden de tekst en de muziek van het lied als gratis bijlage. Jacob Vincent, de beiaardier van het paleis op de Dam, speelde ‘Nader, mijn God, bij U!’ op maandag 22 april, tijdens de Amsterdamse marktdag. De belangstelling bereikte in een mum van tijd een nooit eerder geziene piek.

De Titanic zinkt nadat het een ijsberg heeft geraakt. 

Nationale Titanic-herdenking

Het Leger des Heils besloot een nationale Titanic-herdenking te houden op donderdagavond 25 april 1912, om 20.00 uur op het Rembrandtplein in Amsterdam. De opkomst was ongekend. De ene krant had het over ‘één menschenzee’, de andere over ‘duizenden, ja duizenden mensen’. Het Rembrandtplein stond volgepakt; de balkons van de huizen en cafés op het plein konden de belangstellenden amper dragen. Er was ongenoegen omdat niet iedereen het plein op kon.

Voor de muziekkapel van het Leger des Heils ‘het laatste lied van de Titanic’ aanhief, wierpen alle muzikanten hun pet op de grond. Ook in het publiek ontblootte iedereen het hoofd en werd met dichtgeknepen keel geluisterd naar het lied dat intussen een hit was geworden, ‘totdat zacht en plechtig de zangstemmen wegstierven, gelijk ook het statige zeekasteel langzaam en stil in de diepte wegzakte’. Na precies een halfuur was de plechtigheid afgelopen en verliet ‘de ontzaglijke menschenmenigte’ het plein. De politie kon ‘langzaam weer regelmaat in het verkeer brengen’.

Drie Nederlanders op de Titanic

Er zaten op de Titanic slechts drie Nederlanders: jonkheer George Reuchlin (37) en Wessel van der Brugge (38), allebei uit Rotterdam, en Hennie Bolhuis (27) uit Groningen.

George Reuchlin was directeur bij de Holland-Amerika Lijn (HAL) en door de White Star Line uitgenodigd om de maidentrip van de Titanic mee te maken. De HAL was overigens van plan om op dezelfde scheepswerf als waar de Titanic was gebouwd, Harland & Wolff in Belfast, een ‘Titanic-achtig’ schip te laten bouwen: de Statendam II. De twee andere Nederlanders waren aan boord om te werken: Wessel van der Brugge als stoker, Hennie Bolhuis als kok.

Geen van hen heeft de ramp met de Titanic overleefd. De dood van Reuchlin – een BN’er avant la lettre – was voorpaginanieuws in de Nederlandse kranten, maar over de twee anderen werd met geen woord gerept. Dat kwam doordat niemand ook maar een idee had dat ze aan boord waren. Die gruwelijke realiteit raakte in het geval van de familie Bolhuis pas bekend op 22 juli 1912; de familie Van der Brugge hoorde het zelfs pas eind augustus!

De plechtigheid op het Rembrandtplein was de start van een reeks door het Leger des Heils georganiseerde herdenkingsplechtigheden door het hele land, waar maar geen einde aan leek te komen: op 1 mei op acht plaatsen in Leeuwarden, op 12 mei in Leiden (daar werden 1700 mensen geteld!), op 11 mei in het Zuid-Hollandse Woubrugge, op 9 juli in Oestgeest.

‘Succesnummers’ over de Titanic

Organisten, koren en fanfares namen ‘Nader, mijn God, bij U!’ in allerijl op in hun repertoire. Tot diep in de zomer van 1912 klonk ‘het lied dat werd gespeeld bij den ondergang van de Titanic’ overal in Nederland. Thuis herlazen de mensen de preek van Hendricus van Assendelft: ‘Weg is onze grootheidswaan. Gebroken ligt onze trots. Vervlogen zijn onze illusies onzer onoverwinbaarheid.’

“Weg is onze grootheidswaan. Vervlogen zijn onze illusies onzer onoverwinbaarheid”

Vanaf begin mei 1912 adverteerde het Nederlandse platenlabel Jumbo Platen voor de grammofoonplaat Ramp SS Titanic – Het schoon lied, gespeeld bij het zinken van het schip. J. van Zijp, een Leidse verkoper van ‘spreekmachines, grammofoons en platen’, plaatste advertenties waarin hij zijn cliënteel liet weten dat hij weer ‘eenige succesnummers’ in huis had, waaronder ‘Het lied van de ramp der Titanic’.

De Rotterdamse muziekuitgeverij Joh. de Heer & Zoon publiceerde in de reeks Harmonium Bibliotheek een compositie van de hand van G. van den Berg en D.H. van Rijswijk: ‘De schipbreuk’, een lied van vijf strofen waarbij de zanger goed op zijn dictie moest letten (‘Duidelijke uitspraak van de woorden is bizonder gewenscht’): ‘Het reuzenschip Titanic gleed fier over d’ Oceaan/ Zoo zelfbewust van eigen kracht/ Alsof ’t niet kon vergaan…’

“Het reuzenschip Titanic gleed fier over d’ Oceaan / Zoo zelfbewust van eigen kracht/ Alsof ‘t niet kon vergaan…”

Er zijn in Nederland ook straatliederen over de Titanic gemaakt en gezongen. Minstens één daarvan is bewaard: ‘Het vergaan van het grootste schip der wereld, de Titanic, waarbij ongeveer zeventienhonderd menschen de dood vonden in de golven’:

Een kreet weerklonk over de aarde:
den Titanic die is vergaan!
Nog nooit heeft zoo’n ramp ons getroffen,
wie is er niet met hun lot begaan?
Velen zijn in rouw gedompeld.
Door de concurrentiestrijd:
zij zijn nu allemaal geofferd
aan de geldjacht onzer tijd.

Begin mei 1912 leverde E.C.J. Kuyper, journalist bij het Algemeen Handelsblad, een knap staaltje snelschrijven. Bij Oostenbaan en Le Cointre in Goes publiceerde hij het boekje De ondergang van de Titanic: 39 bladzijden dik en met ‘alle bijzonderheden over de Titanic bijeengevoegd’. ‘Voor 25 cents kan men dit krijgen en de geheele geschiedenis nog eens lezen.’

Titanic-films

En op 14 mei 1912, exact een maand (!) na de ramp, kwam in de Verenigde Staten de allereerste Titanic-film uit. Saved from the Titanic was een stille film van tien minuten, waarin authentieke beelden van Titanics zusterschip Olympic (maar wie merkte dat?) werden afgewisseld met enkele studio-opnames waarin de bekende actrice Dorothy Gibson alleen maar zichzelf hoefde te spelen – zij had immers de ramp met de Titanic overleefd.

Dorothy Gibson (Foto collectie Dirk Musschoot)

Reeds in het najaar van 1912 volgde een tweede Titanic-film: In Nacht und Eis, een stomme film van de Berlijnse filmmaatschappij Continental Kunstfilm. Een Nederlander die in Berlijn woonde liet aan het Advertentieblad van zijn geboortestad Gorinchem weten dat hij de film had gezien: ‘De ijsbergen, de botsing, het uitzetten der sloepen, alles is zoo prachtvol weergegeven dat me een rilling door het ruggemerg schoot.’

Enige tijd later was de film ook in Nederland te zien: rondtrekkende bioscopen, waaronder het bekende Hommerson et Fils, lokten overal volle zalen met de rolprent die in het Nederlands De Titanic, of in Nacht en IJs heette. Gevoelige zielen kregen de waarschuwing dat de film misschien niets voor hen was: ‘Zenuwachtige Dames of Heeren wordt beleefd verzocht na de Pauze niet te blijven.’

Gevoelige zielen kregen de waarschuwing dat de film misschien niets voor hen was

De kranten waren niet onverdeeld positief. Het Leidsch Dagblad bijvoorbeeld schreef: ‘Hoever is het thans gekomen met de winzucht van hen, die door de bioscoop zoo’n machtige factor voor volksontwikkeling in handen hebben?’ De recensent vond het ongepast een amusementsfilm maken over de hoofden van al die mensen die waren omgekomen. Hij hoopte dat de Nederlanders ‘meer gevoel zullen hebben’ en dat de bioscoopdirecteurs de film van het repertoire zouden schrappen, ‘zodat we ten minste hier gespaard zullen blijven van de vertooning van de nagebootste Titanic-ramp. ’t Zou ook te erg zijn!’

De Nieuwe Gorinchemse Courant was weer vol lof, noemde De Titanic, of in Nacht en IJs een ‘prachtvertooning’ en had voor de kijkers die door de film ‘wee’ waren geworden de volgende raad: ‘Voorzie je, direct na de afloop, van een flinken gerookten paling of een zuren haring bij Schetselaar of Piet Eckhardt.