Home Umberto Eco over paranoïde complottheorieën

Umberto Eco over paranoïde complottheorieën

  • Gepubliceerd op: 30 maart 2011
  • Laatste update 13 okt 2020
  • Auteur:
    Geertje Dekkers

‘Toen ik een jaar of tien was, vond ik in onze kelder een grote doos vol negentiende-eeuwse feuilletons. Ze waren van mijn opa geweest, die na zijn pensioen boekbinder was geworden. Ik heb die boeken verzwolgen. Ik herlas ze zo vaak dat ze uit elkaar vielen.’ De vorm van Umberto Eco’s boek De begraafplaats van Praag, lag dus voor de hand: het moest de uitstraling krijgen van een feuilleton. Negentiende-eeuwse illustraties, grotendeels uit zijn eigen collectie, versterken die sfeer.

Het onderwerp van het boek speelde ook al lang door Eco’s hoofd: ‘Ik liep al zeker vijfentwintig jaar rond met het idee een roman te schrijven over de Protocollen van de Wijzen van Zion. Het heeft te maken met mijn fascinatie voor vervalsingen. Die hebben veel invloed op de geschiedenis gehad. Denk bijvoorbeeld aan het Corpus Hermeticum, dat heel lang voor een oeroude tekst is gehouden en occulte denkers heeft geïnspireerd, terwijl het een relatief laat verzinsel is. De Protocollen worden door Hitler uitdrukkelijk genoemd in Mein Kampf.’

De Protocollen, een fictief verslag van een Joodse samenzweringsbijeenkomst, werden eind negentiende eeuw verzonnen door de Russische geheime dienst. Maar Eco laat ze in zijn roman ontstaan in de handen van naarling Simone Simonini, een Italiaanse beroepshater (van vrouwen, jezuïeten, vrijmetselaars en vooral Joden), intrigant en – als het zo uitkomt – moordenaar.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Op een bepaalde manier had ik er plezier in zo’n afstotelijk karakter te creëren,’ zegt Eco. ‘Maar ik maakte me zorgen of het publiek zo iemand zou accepteren. Daarom heb ik voor het eerst in mijn leven het boek eerst aan vrienden laten lezen – van wie sommige Joods zijn. Toen zij zeiden dat het kon, voelde ik me zelfverzekerder.’

Complotdenken

Uiteraard is er kritiek op alle vuilspuiterij van hoofdpersoon Simonini. De opperrabbijn van Rome uitte zijn zorg dat sommige lezers de antisemitische complottheorieën in het boek serieus zouden nemen. Eco: ‘Ik begrijp dat hij dat moest zeggen. Maar ik heb geantwoord dat het materiaal dat in dit boek staat overal te vinden is, op internet en in bibliotheken. En ik heb mijn best gedaan om te laten zien dat de complottheorieën en het racisme niet kloppen. Ik kan dan ook zeggen dat 90 procent van de Joodse intelligentsia positief heeft gereageerd.

Er is altijd een kans dat domme lezers die complottheorieën serieus nemen. Ik beweer niet dat er geen complotten bestaan. Natuurlijk zijn die er, maar ze worden altijd openbaar zodra de samenzweerders hun plannen uitvoeren. Zo werd het complot om Caesar te vermoorden bekend toen de moord werd gepleegd.’

Het gaat Eco om een andere categorie: het paranoïde geloof in universele samenzweringen, in een mysterieuze entiteit die alles in de wereld plant. ‘Die paranoia komt voort uit het feit dat mensen niet willen erkennen dat ze zelf fouten maken. Daarom verzinnen dictators samenzweringstheorieën. Neem Khadaffi, die tegen de Libiërs zei: “Jullie komen in opstand omdat Al Qaida jullie drugs heeft gegeven.”’

Een samenzweringstheorie die aanslaat, bevat elementen waarvan het publiek van tevoren al overtuigd is. Dat weet Simonini ook. Hij zuigt zijn verhalen over Joodse samenzweringen nooit helemaal uit zijn duim, maar verzamelt bestaande mythes. Dat werkt, opmerkelijk genoeg, ook bij Simonini zelf. Naarmate hij verder verstrikt raakt in zijn web van leugens, gaat hij er sterker in geloven. Eco: ‘Elke goede leugenaar gelooft zijn eigen leugens.’

Open voor twijfel

In het boek werkt de geheime dienst enthousiast mee aan de verspreiding van antisemitische verhalen in negentiende-eeuws Frankrijk. Geen wonder dus dat veel Fransen geloofden dat Joden het kwaad vertegenwoordigden. Toch is er volgens Eco altijd een mogelijkheid om te ontsnappen aan zulke verzinsels. ‘Er zijn altijd criteria voor waarheid. Neem het verhaal dat de Amerikanen niet echt op de maan zijn geland. De belangrijkste aanwijzing dat het niet klopt, is dat de Russen nooit zoiets hebben beweerd. Als de landing nep was geweest, dan hadden de Russen dat zeker gebruikt.’

Uiteraard zullen we veel nooit zeker weten. ‘Historici staan altijd open voor twijfel. We zijn ervan overtuigd dat Napoleon op 5 mei 1821 is gestorven, maar als historicus weet je dat uit archieven kan blijken dat het toch een dag eerder of later was.’ Alleen over gebeurtenissen uit de literatuur kunnen we volgens Eco absoluut zeker zijn. Dat Madame Bovary zelfmoord pleegde, staat 100 procent zeker vast, want zo heeft Flaubert het bepaald. ‘De dood van Napoleon is altijd iets onzekerder dan die van Madame Bovary.’

Simonini trekt zich uiteraard niets aan van dit soort overwegingen. Maar zelfs deze gewetenloze vervalser bezwijkt uiteindelijk onder de last van zijn leugens en misdaden. Zijn persoonlijkheid raakt in tweeën gesplitst: de oorspronkelijke Simonini en zijn alter ego abt Dalla Piccola.

De begraafplaats van Praag is geschreven als een zoektocht van deze twee personen naar hoe het zover gekomen is. Aan de hand van Simonini en Dalla Piccola reist de lezer langs grote historische gebeurtenissen en ontwikkelingen, zoals de eenwording van Italië, de Commune in Parijs en de Dreyfus-affaire – in dit boek uiteraard tot stand gekomen met hulp van Simonini.