Home Tijdschrift december 2003

Tijdschrift december 2003

  • Gepubliceerd op: 2 december 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Wim Berkelaar
  • 2 minuten leestijd

15,89 euro . Tel. 050-3637699



‘Hoewel zonder de uitdrukkelijke autorisatie van historici is 2002 reeds opgenomen in de eregalerij van historische jaartallen.’ Dat schrijft Koen Vossen niet zonder ironie in het themanummer van Nieuwste Tijd (2003-4). De opkomst van en de moord op Fortuyn waren voor de redactie aanleiding om stil te staan bij het altijd wat onheldere verschijnsel populisme. Vossen brengt licht in het donker: populisten hameren altijd op een kloof tussen elite en volk. De elite zou een kaste zijn die er alleen ten behoeve van zichzelf zit. Fortuyn, die fulmineerde tegen de ‘achterkamertjespolitiek’, stond in een traditie.

Vossen schrijft dat het populisme tussen 1918 en 1925 zijn hoogtepunt kende. Na de invoering van het algemeen kiesrecht lieten twee groepen ontevredenen zich horen. Sommige politici vreesden dat de ‘domme massa’, niet in staat een verstandige stem uit te brengen, het land naar de afgrond zou voeren. Van hen was voormalig minister van Financiën Willem Treub de voornaamste spreekbuis. Treub richtte de Economische Bond op en wenste ‘mannen van de daad’ aan het roer: zakenlieden die zich ver van de politiek hielden. Hij appelleerde aan de angst van de liberale burgerij, die bang was dat onbekwame politici het landsbelang verkwanselden om maar in de gunst van het gepeupel te komen. Maar Treub slaagde er toch niet in een electorale doorbraak te forceren. De rooms-katholieke en orthodox-protestante burgers bleven hun zuilen trouw.

Was Treub bang voor de massa, een andere groep ontevredenen speelde juist in op de onvrede. Een reeks belangenpartijen ontstond, waarin onder meer de Middenpartij voor Stad en Land en de Plattelandersbond van zich lieten horen. Vooral Arend Braat van de Plattelandersbond, die tussen 1918 en 1933 in de Kamer zat, moet een kleurrijke figuur zijn geweest. Met de benen op tafel ging hij tekeer tegen ‘het domme Regeeringsintellect’ en riep hij om een Napoleon die orde op zaken zou stellen. Klassenstrijd, godsdienstige tegenstellingen – voor Braat was het allemaal onzin. Er zou maar één werkelijke tegenstelling bestaan: die tussen stad en platteland. Op dat thema vestigde Braat met zoveel geweld de aandacht dat het socialistische Kamerlid A.W. IJzerman hem omschreef als ‘den meest ongelikten beer die ooit in de politieke arena is losgelaten’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.