Home Tijdschrift: De Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918

Tijdschrift: De Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918

  • Gepubliceerd op: 27 juni 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Wim Berkelaar

De laatste jaren valt in Nederland een duidelijke toename in de belangstelling voor de Eerste Wereldoorlog te bespeuren. Die is niet in de laatste plaats te danken aan Hans Andriessen, een gepensioneerde publicist, die maar niet op zijn lauweren wil rusten. Enkele jaren geleden publiceerde hij De andere waarheid, waarin hij betwistte dat Duitsland de (enige) schuld droeg voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Die oorlog liet hem ook nadien niet los. In samenwerking met uitgever Perry Pierik, eveneens erkend ‘oorlogsgast’, heeft Andriessen de periodiek De grote oorlog in het leven geroepen, waarin uiteenlopende opstellen bijeengebracht zijn. Het zijn interessante bundels, waar iedereen die in de Eerste Wereldoorlog geïnteresseerd is, naar zou moeten grijpen.


      Helaas is het eerste artikel in De grote oorlog (2003-3) geen succes. Andriessen opent met een ongelukkige aanval op socioloog (geen historicus, Andriessen!) Bart Tromp. Tromp gaf vorig jaar een geschrift uit van de marxist Karl Kautsky over de Eerste Wereldoorlog. Die uitgave liet hij voorafgaan door een uitgebreid voorwoord, waarin hij zijn visie op de oorzaken van die oorlog nog eens uiteenzette. Andriessen trakteert de lezer op citaten van Tromp, om die vervolgens te bestrijden. Zijn argumenten kunnen best in orde zijn, maar bereiken de lezer niet. Die wordt immers verondersteld kennis te hebben van het stuk van Tromp. En als die nu nog een repliek gaf in De grote oorlog – maar nee. Om in militaire termen te spreken: een zinloze operatie van Andriessen. 
      Zinniger is de bijdrage van Leo van Bergen. Hij schrijft over twee kwalen die de strijdende partijen parten speelden: geslachtsziekten en de Spaanse griep. Vooral zijn verhaal over seks tijdens de oorlog is interessant. Die seks kwam vooral voor in de vorm van prostitutie. Van Bergen maakt duidelijk dat daarover nogal wat sterke verhalen de ronde deden. Zo schreef Robert Graves in zijn herinneringen Goodbye to All That dat zich rijen wachtende soldaten ophielden voor stadsbordelen. Van Bergen ontzenuwt op grond van andere bronnen dit beeld van smachtende soldaten. Maar hij bagatelliseert de aantallen niet: honderdduizenden moeten zijn besmet door de omgang met vooral Franse en Belgische vrouwen. Het waren, schrijft Van Bergen, vooral soldaten van de Gemenebest-landen (Australiërs voorop) die de ziekte opliepen. De Engelsen reageerden nogal tweeslachtig. Terwijl de legerleiding de seksuele drang van de militairen begreep en zelfs bordelen opende, werd geslachtsziekte tegelijkertijd in het militair strafrecht opgenomen: soldaten zouden zo proberen onder hun militaire dienst uit te komen. 
      De Britten trachtten de seksuele escapades aanvankelijk ook op een andere manier te onderdrukken: door te zinspelen op schaamte. De mannen moesten eens per week de broek laten zakken, waarna ze door een arts in aanwezigheid van kornuiten geïnspecteerd werden op ziektes. Ook werden er potten zalf en pillen in openbare ruimten neergezet, zodat besmette soldaten die niet ongemerkt konden gebruiken. Helpen deed het echter niet. Seks was, aldus Van Bergen, ‘een vluchtige vlucht uit de naargeestige en moordende realiteit’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.