Home Oranjegekte

Oranjegekte

  • Gepubliceerd op: 21 augustus 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    H.W. von der Dunk

Tijdens het Europees Kampioenschap voetbal bleek weer eens hoe zelfgenoegzaam de Nederlanders zijn. Een trekje dat voortkomt voort uit een gebrek aan oorlogservaring. Nederland zat bij conflicten altijd langs de kantlijn.


De oranjehondsdolheid die Nederland in juni tijdens het Europees Kampioenschap voetbal teisterde is bij het verschijnen van dit nummer alweer voorbij. Ik miste in die dagen weliswaar nog totaal geverfde koeien in de weilanden, en dat op de weg de stoplichten uitsluitend op oranje stonden, maar verder ontbrak er weinig aan de exhibitie van nationale idiotie tot de avond van 29 juni.
        Hoewel een voetballeek lees ik bij zulke gelegenheden graag de uitgebreide voor- en nabeschouwingen in onze kranten. Ik herken in het spel en de commentaren een vrolijke zak- en lachspiegel van de historische werkelijkheid en van de historici. Zo krijg ik soms de indruk dat op beslissende momenten op het veld een volstrekt toeval heerst en ook de spelers nog niet weten hoe het verder gaat. Of een knalhard schot precies op de paal terecht komt of één centimeter er binnen, onbereikbaar voor de keeper; of een uitgestrekt been temidden van een gordiaanse knoedel van andere benen in de fractie van de seconde die beslissend is nog nét bij de bal komt, en zo ja, of de schoen het leer een paar millimeter te laag raakt zodat het in de tribunes vliegt in plaats van net onder de lat… Het blijkt achteraf, als ik de commentaren volg, allemaal logisch te passen in een uitgekiende strategie, die dus superieur is bij een zege of kennelijk gefaald heeft in geval van een nederlaag. Dat een wedstrijd niet uitsluitend uit een aaneenrijging van dergelijke momenten bestaat geef ik grif toe. Net zo min is de geschiedenis uitsluitend een aaneenrijging van toevalligheden, zoals twee mislukte aanslagen op Hitler, of één geslaagde op aartshertog Franz-Ferdinand – hoe belangrijk ook voor het verdere verloop. Als leek was ik verder geneigd om te denken dat een elftal dat wint, zij het via strafschoppen, dan niet het slechtste van de twee kan zijn; zeker wanneer het de meeste tijd maar een tiental was en met een arbiter waarvan zelfs een maanbewoner kon zien dat hij onbeschaamd voor de thuisclub floot. Maar ook hier leren sportjournalisten mij dat dit allerminst het geval is. Winnen mag dan het streven van elk elftal zijn, voetballen is weer heel iets anders! Erg jammer, dat het veel betere elftal er was uitgegooid, meende blijkens de krant de coach van de verliezer. Dus tóch de dictatuur van een ondoorgrondelijk toeval?
        
Stammenoorlog
Maar al ontgaat mij ook ten enenmale het fijne van het spel zelf, over het hele evenement en de deining erom heen als zodanig vallen genoeg andere dingen op te merken. Bestaat er zoiets als een volksaard? Oude strijdvraag, en de historici in hoge mate vertrouwd! Ook nu kwam ze telkens aan de orde. In elk geval heeft elke nationale samenleving een eigen patroon van omgangsvormen, stijl en normen, waar ieder aan onderworpen is voor zover hij in collectief verband optreedt. En vrijwel iedereen is nu eenmaal zowel een individueel als een collectief persoon. Al moet hier onmiddellijk aan worden toegevoegd dat zo’n patroon of volksaard niet statisch is, maar aan geleidelijke veranderingen onderhevig. In zoverre moeten we van historische momentopnames spreken, ook als tradities en verleden daarbij nooit afwezig zijn.
        Voetbal is vandaag – ieder weet het – de plaats waar het nationalisme zich op onbloedige wijze kan uitleven. Al is bij de taferelen die zich soms vóór en na een wedstrijd buiten het veld afspelen de term kannibaalachtige stammenoorlog ook niet misplaatst. De dikwijls verkondigde theorie dat Nederlanders niet of minder nationalistisch of chauvinistisch zouden zijn dan anderen behoeft natuurlijk niet serieus te worden genomen. Hooguit is interessant hoe en waarom die mening kon ontstaan. Ik denk dat hier de generatielange neutraliteit en de daarmee samenhangende vaste rol op de tribune bij de gewelddadige conflicten van anderen een reden is geweest. Vooral wanneer men met Huizinga onder ‘nationalisme’ militaire agressie, veroveringszucht, expansie verstaat… Allemaal lelijke dingen, waar een kleine staat zich uiteraard niet mee bezig hoefde te houden. Althans in Europa. En koloniale expansie was nu eenmaal een gerechtvaardigde beschavingsmissie en noodzakelijk voor handel en huishouding.
        Maar even typerend is de wijze waarop zich het chauvinisme uit. ‘Oranjegekte’ is een populaire term geworden, waarmee men schijnt te suggereren dat dit geen ordinair chauvinisme is. Het is eerder iets bijzonders dat alleen Nederland siert: Oranjegekte is namelijk oranjegekte. En dat geeft aan dat men het niet serieus moet nemen; ook alweer in tegenstelling tot het onaangename chauvinisme van anderen. Het is een goedaardige, door een bepaalde kleur veroorzaakte spastische reactie, een tic die niemand kwaad doet en bij tijden nu eenmaal optreedt. Het chauvinisme, kortom, past hier de volgens Baudelaire oude truc van de duivel toe: het onttrekt zich aan de bestrijding door te ontkennen dat het bestaat. Zijn we niet bereid die truc voor lief te nemen dan rest slechts de conclusie dat Nederland voor niemand onderdoet in het meest luidruchtige platte chauvinisme, waar en zodra het zich kansrijk waant. Natuurlijk zijn media en reclame-industrie in hoge mate de aanzwengelaars. Alleen geldt voor elk chauvinisme of nationalisme dat het zijn specifieke dragers en verkondigers heeft.

Borstkloppend
Die volksaard kwam ook nu weer dadelijk bij de onthutste en mopperende commentatoren op de proppen: ‘Nederlanders zijn geen “killers”. Ze falen op het beslissende moment. Ze zijn eigenlijk de besten, maar helaas… het komt er niet uit! Ze staan bij strafschoppen (méér dan anderen blijkbaar) onder hoge druk’, enzovoorts. Toen datzelfde elftal een paar dagen eerder de Joegoslaven verpletterde, was het de geoormerkte favoriet bij diezelfde schreeuwlelijken en het land werd alvast in een feestelijke oranjebad ondergedompeld. Terwijl de Italiaanse media pas belangstelling voor het toernooi schenen te krijgen toen hun elftal in de finale stond, werd het Oranjeteam al van tevoren luid bezongen. Er dringt zich hier een vergelijking op met enkele heel andere fiasco’s, waarbij nu eens Nederlandse politici met publicitair trompetgeschal werden aangeprezen als vanzelfsprekende kandidaat voor hoge functies. Helaas, de anderen dachten daar anders over, tot verrassing van het bedroefde vaderland.
        De lange toeschouwersrol heeft immers een cultuur van handel maar niet van krijgshaftigheid bevorderd. Er schijnt een legerbericht te zijn uit de meidagen van 1940: ‘Toen werd het levensgevaarlijk en trokken we terug.’ Een in de hele krijgsgeschiedenis uniek document. Aan welke meer recente gebeurtenis doet dat ook weer denken?? Als het even meezit tolt men van zelfvertrouwen, bij onverwachte tegenstand klapt men in elkaar. Dat lange verblijf langs de kantlijn heeft niet alleen een ongebroken, vrij rustige historische ontwikkeling en de introverte politieke aandacht mogelijk gemaakt, maar ook de zelfgenoegzaamheid, de arrogantie en mentale en morele onderschatting van de anderen, met wie men nooit een botsing op het scherp van de snede behoefde uit te vechten. Gewelddadige- conflictervaring ontbrak tot 1940.
        Die arrogantie wordt beslissend verstrekt door de huidige reclamedwang van de privatisering. Ieder moet zich al bij voorbaat luid op de borst kloppen, van politici en universiteiten tot culturele instellingen en sportteams. En al borstkloppend raakt men snel overtuigd van eigen voortreffelijkheid. Typerend voor dit chauvinisme is ook dat men na een nederlaag de oorzaak liever zoekt in eigen stommiteit dan toe te geven dat de ander domweg beter zou kunnen zijn. Er ontbrak nu in elk geval elke zweem van erkenning voor de technische en vooral mentale prestatie van de Italianen. Slechts gesnier over ‘anti-voetbal’ of ‘afbraakvoetbal’. Wat wil je met tien man?! De media toonden zich slechte verliezers. Het enige dat nog erger zou zijn geweest dan die nederlaag was een overwinning, waarbij de natie zich ongetwijfeld als een stel hossende oranje geverfde bavianen aan de wereld had geopenbaard. Dank aan de Italianen, die Nederland voor zo’n veel grotere blamage hebben behoed! Wie het land lief heeft wense het alle goeds toe, maar geen voetbaloverwinning.

H. W. von der Dunk is emeritus hoogleraar geschiedenis in Utrecht. Afwisselend met F.R. Ankersmit schrijft hij korte historische beschouwingen naar aanleiding van actuele ontwikkelingen.


Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.