Dit is binnen korte tijd het tweede boek over migratie en integratie dat zichzelf aanprijst als ‘nuchter’. Nadat in 2010 de Amerika-specialist Frans Verhagen Hoezo mislukt? De nuchtere feiten over integratie in Nederland uitbracht, presenteren thans de historici Leo Lucassen en Jan Lucassen hun Winnaars en verliezers. Een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie. Die claim van ‘nuchterheid’ stelt de lezer enigszins voor een vraagstuk. Bedoelen de auteurs dat de rest van de wereld tot nu toe slechts in beschonken toestand heeft geschreven over migratie, en dat zij nu de geheelonthoudersvisie presenteren? Of moeten wij ‘nuchter’ eerder verstaan in de zin dat zijzelf tot op heden steevast in kennelijke staat over het onderwerp hebben gepubliceerd, doch er thans eindelijk onbeneveld over berichten?
Iets zegt mij dat de geschiedkundige broers Lucassen en Lucassen dit laatste niet bedoelen met hun aanspraak op nuchterheid. Leo Lucassen is al jaren actief op het terrein van de ‘migratiegeschiedenis’, tegenwoordig een van de levendigste en meest genereus gesubsidieerde sectoren van de sociaal-economische geschiedschrijving. Als hoogleraar sociale geschiedenis aan de Universiteit van Leiden heeft hij talrijke publicaties over het onderwerp op zijn naam staan en is hij ook voorzitter van het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten (CGM). Jan Lucassen is bijzonder hoogleraar aan de VU alsmede senior medewerker aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG).
Niet toevallig is hun boek een spin-off van het door het CGM en IISG gezamenlijk in het leven geroepen samenwerkingsverband Vijfeeuwenmigratie.nl. Het betreft hier een website met opgewekte verhalen over migratiegeschiedenis (‘De kans dat iemand geen migrant in de stamboom heeft zitten is, naar onze inschatting, verwaarloosbaar’). Deze site wordt gemaakt met organisaties verenigd in het Landelijk Overleg Minderheden (LOM), zoals het Inspraakorgaan Chinezen (IOC), het Inspraakorgaan Turken (IOT), het LIZE (overlegpartner Rijksoverheid Zuid-Europese gemeenschappen), het Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN), het Surinaams Inspraak Orgaan (SIO), het Samenwerkingsverband van Marokkaanse Nederlanders (SMN), Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON) alsook Stichting BUAT platform voor Molukkers. De financiering is afkomstig van de Mondriaan Stichting, het Prins Bernhard Cultuurfonds, SNS Reaal Fonds, het VSBfonds alsmede het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening c.q. Infrastructuur en Milieu, en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
U begrijpt het: het gaat hier om serieus geld en dito belangen. Winnaars en verliezers is, wil ik zeggen, geen gewoon geschiedenisboek. Het is een geschiedenisboek met een boodschap. Die klinkt al op de achterflap. Daar staat als eerste zin: ‘Onze houding tegenover immigranten is sinds Pim Fortuyn aan het eind van de vorige eeuw radicaal veranderd.’ Deze vaststelling stelt de lezer alweer voor een vraagstuk. Wie zijn hier de ‘wij’ die horen bij ‘onze houding’? Bedoelen de broers met ‘wij’ dat hun eigen visie op immigranten radicaal is veranderd? Of moet ‘onze houding’ eerder worden verstaan als een verwijzing naar de ander als ‘wij’, u en ik dus, de ‘wij’ die niet verlicht zijn door het ware inzicht van de immigratiegeschiedenis?
Iets zegt mij dat deze hooggeleerden zelf niet radicaal van mening zijn veranderd de afgelopen decennia. Zeker is slechts dat academici die zich tot de lezer richten met ‘wij’ vragen om de riposte: ‘Speak for yourself, sir.’ Helaas houden de gebroeders Lucassen hun gehele boek vast aan deze enigszins neerbuigende toon. Zo nemen zij in de inleiding de maat van de ‘integratiepessimisten’. Dezen zijn in hun ogen debet aan de ‘grote consensus’ dat er sprake is van een ‘multicultureel drama’. Nee, sterker: ‘Een rode draad in de analyse van de integratiepessimisten is dat wetenschappers, journalisten en de Linkse Kerk de kiezers jarenlang hebben voorgelogen en op ondemocratische wijze de massa-immigratie erdoor hebben gedrukt.’
Wie zijn dan deze ‘integratiepessimisten’ die ervoor hebben gezorgd dat ‘de publieke opinie’ – daarmee worden wij bedoeld – ‘zo gemakkelijk apert onjuiste historische voorstellingen omarmt’? De bêtes noires blijken Frits Bolkestein, Hilda Verwey-Jonker, Pieter Lakeman, Pim Fortuyn, Ayaan Hirsi Ali, Geert Wilders, Martin Bosma en vooral Paul Scheffer. Een zonderling heterogeen gezelschap van deels allang vergeten personen (Lakeman als invloedrijk denker over migratie?) en deels mensen van wie vrijwel niemand wil horen (is Bosma voor u een lichtend baken?). Maar helaas, in het titanengevecht tussen ‘integratiepessimisten’ en ‘integratieoptimisten’ is geen ruimte gereserveerd voor geïnteresseerde buitenstaanders die eerder vragen dan meningen hebben.
Gelukkig stellen de gebroeders Lucassen de lezer al snel gerust met een onversneden argumentatio ex cathedra: ‘Anders dan Bolkestein en zijn navolgers zijn wij wetenschappers en baseren wij ons in dit boek daarom op […] vele studies.’ Ja zelfs ‘steken wij, als migratiehistorici, de hand in eigen boezem als het gaat om de te geruststellende en optimistische boodschap dat integratie tijd nodig heeft en dat het verleden leert dat het allemaal wel goed komt’. Dat is mooi, hoewel hierna driehonderd pagina’s volgen waarin de boodschap klinkt dat integratie tijd nodig heeft en dat het verleden leert dat het allemaal wel goed komt.
Migratiegeschiedenis is een bloeiende tak van wetenschap en heeft talrijke interessante publicaties opgeleverd over zulke uiteenlopende migratiebewegingen als die van Attila de Hun tot de Duitse bemanningen van de VOC-schepen, en van de Poolse intellectuelen in Parijs omstreeks 1800 tot de Italiaanse mijnwerkers in 1950. Migratiegeschiedenis zoals die in dit boek wordt bedreven, heeft echter een nogal fundamenteel probleem. Het verleden zegt volstrekt niets over het heden. Dat geldt voor vergelijkingen tussen het Romeinse Rijk en het Amerikaanse Imperium even zo goed als voor vergelijkingen tussen de migranten in 1655 en de migranten in 2011. De zinsnede ‘De Asjkenazische joden uit de zeventiende eeuw waren in veel opzichten de Marokkanen van nu’ is dan ook een fatale dooddoener. In veel opzichten waren ze dat ja, wellicht, maar in nog veel meer opzichten helemaal niet.
De gebroeders Lucassen beloven ons in Winnaars en verliezers ‘de feiten’ over migratie. Alsof historici niet weten dat feiten nooit voor zichzelf spreken. Dus loopt het net als bij de integratiepessimisten uit op cherry picking: een ‘feit’ is alles wat ons gelijk lijkt te geven. Was uw geduld oneindiger, dan was het wellicht de moeite waard om regel voor regel te belichten hoe in dit boek ‘de feiten’ worden meegebogen, worden uitgelicht, met toon en timbre worden omzwachteld. Op zich niet erg, totdat de juistheid van de argumentatie eronder gaat leiden. En zulks gebeurt in Winnaars en verliezers, dat als uiteindelijke conclusie lijkt te hebben: migratie is van alle tijden, dus maak je niet druk over migratie in onze tijd.
Het is gek, maar het lijkt me dat die boodschap geruststellender klinkt in de lommerrijke lanen van de Leidse universiteitswijk dan in de achterstandsbuurten van Rotterdam, Den Haag of Brussel. Daar rest slechts de gedachte: academische zelfgenoegzaamheid is van alle tijden, dus maak je niet druk over academische zelfgenoegzaamheid in onze tijd.
Leo Lucassen en Jan Lucassen
Winnaar en verliezers. Een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie
304 p. Bert Bakker, 19,95 euro
Dit artikel is exclusief voor abonnees