Lilian Posthumus-van der Goot was de eerste gepromoveerde vrouwelijke econoom van Nederland, stond aan de basis van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (tegenwoordig onderdeel van kennisinstituut Atria), maakte baanbrekende radio en vocht voor vrede. Ze gaf een stem aan een brede groep vrouwen.
Dat laat Antia Wiersma zien in haar proefschrift over de toonaangevende feministe, waarop ze op 18 september in Groningen promoveerde. Lilian (ook wel bekend als Willemijn) Posthumus-van der Goot liet veel van zich horen via de liberale AVRO-radio, met name in de rubriek Korte gesprekken van vrouw tot vrouw, die liep van 1936 tot en met 1951. ‘Daarin spraken vrouwen over van alles, van huiselijke onderwerpen tot nieuws uit de vrouwenbeweging,’ vertelt Wiersma. ‘Met het programma gaf Posthumus-van der Goot een heel diverse groep vrouwen een stem in de publieke ruimte, wat toen niet gebruikelijk was.’
Posthumus-van der Goot trok ook de aandacht als vredesactiviste, met name tijdens de Koude Oorlog. Wiersma: ‘Ze was vanaf begin jaren zestig onderdeel van een internationaal vrouwenvredesnetwerk. Daarin werd veel gereisd, naar vergaderingen aan beide zijden van het IJzeren Gordijn. Zo ontstonden er persoonlijke banden en werden er ideeën uitgewisseld over hoe men aan beide zijden dacht.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Weg met de ‘golven’
Vanaf ongeveer 1870 kreeg de wereld te maken met verschillende feministische golven, zo vertellen geschiedenisboeken. De eerste eindigde rond 1920 en de tweede vond plaats vanaf het einde van de jaren zestig tot en met de jaren tachtig van de twintigste eeuw. ‘Maar die manier van denken doet absoluut geen recht aan feministes in de periode daartussen,’ stelt Antia Wiersma. ‘Vrouwen als Posthumus-van der Goot hebben toen veel belangrijk werk verricht en daarom pleit ik ervoor om de metafoor van de feministische golven af te schaffen.’

In haar werk concentreerde Posthumus-van der Goot zich op vrouwen en vrouwennetwerken. ‘Bovendien had ze het er vaak over dat vrouwen hun vrouwelijke kanten moesten ontwikkelen. Daardoor is er wel gedacht dat ze geloofde dat de seksen fundamenteel verschillend waren en dat vrouwen vooral vrouwelijke dingen moesten doen.’ Sommige feministische tijdgenoten vonden dat maar niets. Maar het ligt subtieler, vertelt Wiersma: ‘Ze was sterk beïnvloed door de psychologie van Carl Jung, zoals die was geïnterpreteerd door psychologe Esther Harding. Volgens haar moesten vrouwen zowel hun mannelijke als hun vrouwelijke kanten ontwikkelen en die in balans brengen. Pas dan konden ze als volwaardig ontwikkelde personen een maatschappelijke bijdrage leveren. Dat laatste was dus wel degelijk haar doel en ze geloofde zeker in gelijke rechten voor man en vrouw.’
Beeld: Lilian van der Goot (midden) op de dag van haar promotie. Rotterdam, 11 december 1930.
