De hot spots in achttiende-eeuws Parijs. Lekker weg in de jaren dertig. Haute cuisine in de Middeleeuwen. Trends zijn van alle tijden. Culinaire avonturen, mode, wonen en uitgaan door de eeuwen heen.
Het bericht over de aankomst van de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) veroorzaakte altijd enige opwinding onder de achttiende-eeuwse handelaren in oriëntalia in Amsterdam en Den Haag. Ze deden goede zaken en hun faam strekte zich uit tot ver buiten de landsgrenzen. Men kon bij hen terecht voor origineel Japans lakwerk, Chinese zijden weefsels, het uiterst populaire Chinese porselein en andere snuisterijen. Vanwege hun exclusiviteit waren deze artikelen, door de VOC rechtstreeks uit de Oost geïmporteerd, bijzonder prijzig en de clientèle bestond dan ook uitsluitend uit zeer welgestelde lieden.
De fascinatie voor de kunst en beschaving van het Verre Oosten dateerde al uit de zeventiende eeuw. Ze was gewekt door de fraaie Oosterse kunsthandwerken en verder aangewakkerd door de reisverslagen van kooplieden en gezanten en door brieven van aan het Chinese hof verblijvende missionarissen. Speciaal onder de grote geesten der Verlichting genoten de Chinese en Japanse beschavingen bijzondere belangstelling. Zo schreef Voltaire in een kamer vol Chinese voorwerpen en chinoiserie en hadden denkers als Leibniz, Spinoza, Malebranche en Matthew Tindal grote belangstelling voor het Chinese denken, met name voor Confucius.
In 1753 – de tijd waarin pruik en hoepelrok in de mode raakten en de Hollandse welgestelden hun woningen en buitenhuizen steeds uitbundiger begonnen in te richten – arriveerde in Holland een partij van vierhonderd repen Chinees behang. Het was de eerste keer dat een dergelijk grote hoeveelheid Europa bereikte. Het bericht van de komst van deze noviteit moet, zoals gebruikelijk was, snel zijn rondgegaan – door mond-op-mondreclame en advertenties die de handelaren in de kranten plaatsten.
Het zeer exclusieve behang lijkt aanvankelijk vooral zijn weg te hebben gevonden naar de kringen rond het Hollandse en Duitse hof. Later schaften ook regentenfamilies en rijke kooplieden het Chinese behang aan. Dat was beschikbaar in twee soorten. De ene soort bestond uit een zich herhalend patroon van rotspartijen, bloemen, vogels en insecten. De andere was opgebouwd uit groepen Chinese figuren die, wanneer ze naast elkaar op de muur waren aangebracht, een voorstelling vormden die een hele wand in beslag kon nemen.
Het Chinese behang was een ideale achtergrond voor de pronkkamer of zaal waar men zijn gasten ontving. Het getuigde, samen met de kleurrijk versierde porseleinen borden, schalen en vazen en de fijnversierde lakdozen die hier stonden opgesteld, van een belangstelling voor de grote beschavingen van het Oosten. Een belangstelling, met andere woorden, die in het verlengde lag van die van de grote geesten van de tijd. Het behang toonde het Chinese landschap dat men in de boeken beschreven vond op een wijze die veel ruimtelijker was en die veel meer perspectief bood dan de losse figuurtjes en tafereeltjes die op het porselein stonden afgebeeld. De afbeelding van Chinese flora en fauna wekte bovendien de interesse van een publiek bij wie een wetenschappelijke belangstelling voor de natuur aan het ontluiken was. Het behang bood een kleurrijk decor te midden waarvan de gastheer kon pronken met zijn exclusieve aanwinsten, terwijl hij er tegelijk blijk van gaf een man van de wereld te zijn.
De interesse voor het Chinese behang bereikte haar hoogtepunt in de jaren zeventig en tachtig. Met name de landschappen met planten en vogels spraken tot de verbeelding. Op verzoek van de Europese klanten werden de motieven wel enigszins aangepast. Zo maakten de Chinese rotspartijen plaats voor grasheuveltjes en werden de takken van de struiken versierd met vogelkooitjes en mandjes met vruchten. De achtergrond – die aanvankelijk wit was geweest – werd nu ook in blauw, geel, groen of roze geleverd.
De trend kwam in de jaren negentig vrij abrupt ten einde, eenvoudigweg omdat er geen behang meer door het VOC werd ingevoerd. In de eeuwen die sindsdien zijn verstreken is veel van het behang verloren gegaan. Het maakte plaats voor met andere motieven, die pasten bij de smaak van een nieuwe tijd.
Sander Hendriks is sinoloog.
Dit artikel is exclusief voor abonnees