In het jaar 69 pikten de inwoners van de Lage Landen het niet meer. Onder leiding van de Bataaf Julius Civilis kwamen ze in opstand tegen het machtige Rome. In het begin zelfs met succes.
Woest uitziende mannen met ontbloot bovenlijf of gehuld in dierenhuiden rijden op paarden over een zompige vlakte. De troep Cananefaten en Friezen is op weg naar de Romeinse legerkampen in het huidige Katwijk (Lugdunum) en Valkenburg (Praetorium Agrippinae). Dat ze geen vreedzame bedoelingen hebben, wordt duidelijk wanneer ze onder luid gejoel de kampen binnenstormen en de Romeinse soldaten tot de laatste man ombrengen en de tenten, omheining en wachttorens in brand steken. Romeinen die verderop langs de Limes, de noordgrens van het Romeinse Rijk, bivakkeren, slaan in paniek op de vlucht.
Het is de nazomer van het jaar 69 als de opstand der Bataven – een volk dat in de Rijn-delta leeft – met deze verrassingsaanvallen begint. Aanstichter van dit alles: Julius Civilis, een Bataaf, maar ook een Romeins burger. Jarenlang had hij, net als tienduizenden stamgenoten, tot grote wederzijdse tevredenheid in het Romeinse leger gediend, maar nu keerde hij zich tegen zijn broodheer. Tijdens een ceremoniële bijeenkomst had hij de oorlog verklaard aan Rome, al verdoezelde hij dat in eerste instantie. Gedurende de eerste maanden suggereerde hij dat hij alleen tegen de zittende keizer Vitellius vocht.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Wrok tegen Rome
Vitellius had door middel van dwang en corruptie jonge Bataven laten werven ter versterking van zijn legers. Daarbij werden de rekruten op grote schaal seksueel misbruikt en vernederd. Het was voor Civilis de druppel, want Rome was eerder al verantwoordelijk voor de standrechtelijke executie van zijn broer Julius Paulus. Die was samen met Civilis valselijk van rebellie beschuldigd. Civilis was ternauwernood ontsnapt aan de dood, maar was vol wrok vanuit Rome teruggekeerd in zijn vaderland.
Het was een goed moment om in opstand te komen tegen het Romeinse gezag, want Rome was ten prooi gevallen aan een burgeroorlog. Na de dood van keizer Nero werden in één jaar drie opvolgers vermoord. De laatste was Vitellius.
Ook de omwonende stammen roerden zich
Civilis raakte met zijn opstand, die op ‘Nederlandse’ bodem begon, een gevoelige snaar bij omwonende stammen. Zij waren net als de Bataven ingelijfd bij het Romeinse Rijk en het Bataafse verzet deed ook bij hen onafhankelijkheidsvuur oplaaien. Behalve de Cananefaten en de Friezen aan de Noordzee-kust, sloten zich ook verschillende Germaanse en Gallische stammen aan bij het verzet tegen het Romeinse Rijk. Tijdens een geheime bijeenkomst in Keulen verbonden Julius Classicus uit Trier met zijn ruiters, de Lingoon Julius Sabinus uit het Franse Langres en Classicus’ stamgenoot Julius Tutor zich aan de onafhankelijkheidsstrijd
Vetera geplunderd en in brand gestoken
De door hen geleide cohorten deserteerden uit het Romeinse leger en verzwakten de positie van de vijand aanzienlijk. De Romeinse generaal Hordeonius Flaccus en zijn onderbevelhebber Dillius Vocula moesten het massale overlopen van hun legers met de dood bekopen. Beiden werden door de opstandelingen omgebracht.
De rebellen wisten handig gebruik te maken van de chaos die hun opstand veroorzaakte. Zo stuurde Classicus zogenaamde onderhandelaars naar het door Civilis ingesloten Vetera (een plaatsje nabij Xanten) met de boodschap dat de Romeinse legers langs de Rijn in ontreddering uiteen waren gevallen. De Rome-gezinde troepen, uitgeput door de belegering, gaven zich daarop meteen over, maar ontkwamen vervolgens niet aan de moordzucht van Civilis’ troepen. Vetera zelf werd door de opstandelingen geplunderd en in brand gestoken.
Na de slachting onder de Romeinse legioenen liet Civilis zijn haar knippen
En er gebeurde nog iets opmerkelijks. In de enige uitvoerige bron die van de opstand van de Bataven is overgeleverd, Historiën, schreef de Romeinse auteur Tacitus: ‘Civilis had naar barbaarse gelofte zijn haar rood geverfd en lang laten groeien zodra hij de wapens tegen de Romeinen had opgepakt. Nu, na de slachting onder de legioenen, liet hij het kort knippen.’
Civilis neemt Trier in
Vervolgens diste Tacitus een gruwelijke roddel op, die klaarblijkelijk te smeuïg (en prettig barbaars) was om de lezer te onthouden. ‘Voorts ging het verhaal dat hij [Civilis] zijn zoontje een paar krijgsgevangenen gaf als schietschijf voor pijlen en oefensperen.’
Civilis had zijn haar veel te vroeg gekortwiekt, want hoewel hij na de inname van Vetera nog ongehinderd Trier (Colonia Treverorum) kon innemen en een trits Romeinse legerplaatsen langs de Limes vernietigde, herpakten de Romeinen zich kort daarna. In Rome had de nieuwe keizer Vespasianus inmiddels de rust in het rijk hersteld en vanuit heel Zuid-Europa waren legioenen onderweg om de opstand van de Bataafse barbaren aan de noordgrens neer te slaan.
Voor deze klus was de doortastende Quintus Petilius Cerialis als opperbevelhebber aangesteld. Tacitus schrijft: ‘Zijn komst wekte hoop aldaar. Zelf wilde hij niets liever dan vechten, want neerzien op vijanden ging hem beter af dan behoedzaam optreden, en met woeste woorden stookte hij zijn soldaten op: bij de eerste de beste gelegenheid om slaags te raken zou hij geen moment meer wachten!’
Tegenoffensief: Romeinen heroveren Nijmegen
Meteen na aankomst in het Rijnland bevestigde hij zijn reputatie met de herovering van Trier; met deze man viel duidelijk niet te spotten. Een nachtelijke guerrilla-achtige tegenaanval van Civilis’ en Classicus’ troepen op het Romeinse legerkamp even buiten de stad liep op een drama uit toen ze te laat doorkregen dat Cerialis zelf buiten het kamp overnachtte. De aanvallers waren al aan het plunderen geslagen toen Cerialis plotseling op het toneel verscheen en zijn in paniek geraakte soldaten opnieuw wist te motiveren tot de strijd. De Bataven, alleen gefocust op het vergaren van buit, werden alsnog verslagen.
Het strijdtoneel verplaatste zich nu naar Nederlands grondgebied. Nijmegen (Oppidum Batavorum, de Stad der Bataven) werd aan de Romeinen prijsgegeven en Civilis trok zich met zijn Treveerse medeopstandelingen terug in de Betuwe (Insula Batavorum). Van daaruit begonnen de wapenbroeders met hernieuwde energie aan de organisatie van een nieuw tegenoffensief.
Dankzij zijn zwemtalent ontkwam Civilis aan de Romeinen
Met wisselend succes werden vier Romeinse stellingen aangevallen – Nijmegen, Rindern (Arenacum), Rossum (Grinnes) en Heerewaarden (Vada) – en het was alleen te danken aan zijn zwemtalent dat Civilis de strijd overleefde. De opstandelingenleider die met zijn troepen bij Heerewaarden vocht, werd door de Romeinen herkend en tijdens de achtervolging de Waal in gedreven. Daarbij moest Civilis zijn paard op de oever achterlaten om het vege lijf te kunnen redden.
De opmars van Cerialis loopt vast
Cerialis op zijn beurt had zijn leven kort daarna opmerkelijk genoeg te danken aan zijn libido. Tijdens een bliksemaanval op zijn konvooi, waarbij de Bataven een bloedbad aanrichtten, bevond de commandant zich buiten het kamp in het bed bij een lokale Ubische vrouw. Het avontuurtje redde hem van een wisse dood. Hierop trok hij met zijn troepen opnieuw naar de Betuwe en verwoestte daar alles wat hij tegenkwam, behalve de landerijen van Civilis, om hem verdacht te maken bij zijn stamgenoten.
Maar door zware herfstregens en het uitblijven van versterking liep zijn opmars vast. Cerialis stuurde daarop een boodschap naar Civilis waarin de Bataven vrede en amnestie werden aangeboden. De twee leiders besloten tot een onderhoud op een brug in de rivier de ‘Nabalia’ – welke rivier wordt bedoeld is niet duidelijk.
En precies daar, op het moment suprême, wanneer Civilis en de Romeinse opperbevelhebber Cerialis tegenover elkaar staan en de Bataafse opstandelingenleider begint te spreken, eindigt de overgeleverde tekst van Tacitus, midden in een zin zelfs. Civilis zou hebben gezegd dat Vespasianus en hij altijd vrienden waren geweest. Hij koos in feite weer de kant van Rome. Het meest waarschijnlijke scenario is dan ook dat de Bataafse opstand hier definitief eindigde; zeker weten doen we het echter niet.
Bataven waren te veel verweven met Rome
Maar de gewenste onafhankelijkheid is in elk geval nooit bereikt. Rome was simpelweg te groot en te machtig, en hun legers waren te onuitputtelijk om tegenop te kunnen. Bataven bleven lang na de opstand deel uitmaken van de Romeinse hulptroepen – in verschillende landen teruggevonden inscripties getuigen daarvan. In feite was vrijwel hun hele geschiedenis verweven met Rome. Het is daarom niet toevallig dat tegelijk met de ineenstorting van het Romeinse Rijk in de vijfde eeuw ook de Bataven uit de geschiedenis verdwenen.
Hoe het is afgelopen met Julius Civilis weet niemand. Misschien heeft hij dankzij de vredesonderhandelingen met Cerialis zijn hachje weten te redden. Maar de kans is ook aanwezig dat hij hetzelfde lot heeft ondergaan als die andere barbaar, de Galliër Vercingetorix, die het een eeuw eerder al waagde de wapenen op te nemen tegen de Romeinen. Na jaren in een kerker opgesloten te hebben gezeten, stierf hij in het openbaar een gruwelijke dood aan de wurgpaal.
Met dank aan Hans Teitler en Olivier Hekster.
Imco Lanting is geschiedenisjournalist.
Meer weten:
De opstand der Bataven van Tacitus, vertaald door Vincent Hunink (2005).
In moerassen en donkere wouden. De Romeinen in Germanië van Tacitus, vertaald door Vincent Hunink (2015).
De opstand der Batavieren (1998) van Hans Teitler.