Home Identiteit en cultuuroorlogen bepalen sinds 1979 wereldwijd de politieke agenda

Identiteit en cultuuroorlogen bepalen sinds 1979 wereldwijd de politieke agenda

  • Gepubliceerd op: 25 maart 2025
  • Laatste update 25 mrt 2025
  • Auteur:
    Eric Storm
  • 11 minuten leestijd
Identiteit en cultuuroorlogen bepalen sinds 1979 wereldwijd de politieke agenda

De mondiale politiek wordt beheerst door identiteitskwesties. Zowel meerderheden als minderheden vechten voor hun culturele eigenheid in een geglobaliseerde wereld. Deze golf van identiteitspolitiek begon aan te zwellen rond 1979, toen de economische crisis een einde maakte aan het naoorlogse vooruitgangsgeloof.

Tegenwoordig leven we in een tijd van cultuuroorlogen. Het politieke debat wordt gedomineerd door identiteitskwesties. Allerlei groepen willen hun eigen collectieve identiteit beschermen en externe bedreigingen bestrijden. Maar wat die identiteit zelf precies inhoudt, is al evenzeer onderwerp van debat. Het gevolg is een polarisatie tussen minderheden en meerderheden, tussen nationalisten en internationalisten en tussen links en rechts, die maar niet afneemt.

De vraag is hoe het zo ver heeft kunnen komen. Lang gold de val van de Berlijnse Muur in 1989 als beginpunt van de huidige tijd. De val zorgde voor het instorten van het communisme, het oplaaien van etnische conflicten en de terugkeer van openlijk nationalisme. Dit was voor iedereen zichtbaar in het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, de oorlog in Joegoslavië en de genocide in Rwanda.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Toch zijn de wortels van de identiteitspolitiek ouder. Niet de val van de Muur, maar het jaar 1979 lijkt het kantelpunt te zijn geweest. De periode van snelle economische groei en modernisering die inzette na de Tweede Wereldoorlog – en die in Frankrijk zo treffend de trente glorieuses heet –kwam met de oliecrisis ten einde. Deze crisis kende geen snelle uitweg en zorgde daardoor voor een algehele heroriëntatie. Neoliberalisme, globalisering en identiteitspolitiek zijn daarvan de belangrijkste producten.

Staal en beton

Tijdens de wederopbouw en de dekolonisatie lag de nadruk op vooruitgang, technocratie en functionalisme. Het was de tijd van de deltawerken, gigantische stuwdammen en andere hoogstandjes van civiele techniek. Asfaltwegen en moderne gebouwen van glas, staal en beton veranderden het aanzien van steden over de hele wereld, terwijl de ‘groene revolutie’ met schaalvergroting, monocultuur en utilitaire gebouwen het platteland eenvormiger maakte.

Oude tradities moesten wijken voor de modernisering

Collectieve identiteiten waren geen issue. Wat er nog restte van de oude binnensteden van Rotterdam en Coventry, werd na de oorlog platgegooid om ruimte te maken voor hoogbouw, moderne winkelstraten en brede wegen. In veel ontwikkelingslanden werden nieuwe betonnen hoofdsteden gebouwd. De naam ‘Brasilia’ was het enige wat in deze nieuwe hoofdstad naar het vaderland verwees. Zelfs de straten werden genummerd. Voor de gigantische Aswandam in Egypte moest een twintigtal antieke tempels wijken. Pas na aandringen van Unesco werd een reddingsoperatie opgezet. President Nasser gaf vervolgens de helft van de heiligdommen weg aan andere landen.

Als er al conflicten tussen groepen waren, dan was dit tussen Westen en het Oostblok, of de koloniën en het moederland. In het eerste geval ging het om een ideologisch conflict, in het tweede om discriminatie en achterstelling. Nationale identiteiten waren niet relevant. De oorlogsmonumenten die overal verschenen, waren nogal inwisselbaar en nationale feestdagen werden overal op dezelfde manier werd gevierd met parades, muziek en vuurwerk. Veel belangrijker was de gezamenlijke inspanning voor de wederopbouw en modernisering van het vaderland en daarvoor moesten oude tradities en pittoreske straatjes wijken.

Jeugdrevolte

Minderheden waren in deze tijd niet passief, maar streden vooral voor politieke rechten en sociaaleconomische rechtvaardigheid. Zo vormde de onafhankelijkheidsstrijd in de koloniën een bron van inspiratie voor emancipatiebewegingen in de westerse wereld. Het bekendste voorbeeld is de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten, die pleitte voor het erkennen van zwarten als volwaardige burgers van de Amerikaanse natie. Ongeveer tegelijkertijd mobiliseerden inheemse groepen in Latijns-Amerika zich om hun maatschappelijke achterstelling ongedaan te maken. En de Franstalige minderheid in Quebec stelde zich assertiever op door politieke autonomie en een gelijke status voor de Franse taal binnen Canada te eisen.

Pas onder invloed van de jeugdrevolte van de jaren zestig kwamen culturele kwesties hoger op de agenda te staan. Studenten en hippies stelden zelfontplooiing, authenticiteit en individuele vrijheid tegenover de moderniseringsdrang, het conformisme en het materialisme van de oudere generaties.

Dit had ook impact op allerlei emancipatiebewegingen. Zo streefde de nieuwe Black Power-beweging in de Verenigde Staten niet naar assimilatie in de Amerikaanse maatschappij, maar ze pleitte juist voor trots op de eigen collectieve identiteit. In Canada deed de liberale premier Pierre Trudeau snel toezeggingen aan de Franstalige minderheid en al in 1971 maakte hij het multiculturalisme tot officieel overheidsbeleid. Dit was nu ook van toepassing op inheemse gemeenschappen en immigrantengroepen. In Latijns-Amerika legden activisten nadruk op de bescherming van de talen, culturele tradities en erfgoed van inheemse gemeenschappen.

De Amerikaanse televisiedominee Jerry Falwell. Bron: WikiCommons.

Ook in Europa werden minderheden assertiever. Al in 1970 verkreeg Vlaanderen regionale autonomie. Via latere staatshervormingen slaagde de Vlaamse Beweging er zelfs in om het bestuur van België op federale leest te schoeien. Eind jaren zeventig gaf Spanje de regio’s, waaronder Catalonië en Baskenland, een grote mate van autonomie.

Etnische minderheden met een koloniale achtergrond hadden vaak met meer weerstand te maken. In Nederland koos een nieuwe generatie Molukkers zelfs voor terroristische acties om haar eisen kracht bij te zetten. Uiteindelijk zou dit leiden tot nieuw welzijnsbeleid dat op de Molukse gemeenschap gericht was, en erkenning van haar culturele eigenheid.

De emancipatie van minderheden was over het algemeen een proces van lange adem. Dus voor veel bewegingen is het moeilijk om een duidelijk keerpunt aan te wijzen, laat staan voor alle bewegingen gezamenlijk. Toch is duidelijk dat culturele thema’s in de jaren zeventig en begin jaren tachtig een steeds belangrijker werden voor minderheidsgroepen. Bij bewegingen die beweerden op te komen voor de overgrote meerderheid van de bevolking is daarentegen wel een duidelijk kantelpunt te zien: het jaar 1979.

Krachtige reactie

Het vooruitgangsoptimisme raakte dankzij de oliecrisis van begin jaren zeventig in diskrediet. De aanhoudende crisis ging gepaard met stagnatie, hoge inflatie en oplopende staatsschulden. Het was onduidelijk hoe een uitweg gevonden kon worden. Het model van snelle economische groei had onmiskenbaar afgedaan en de keerzijden van de moderniseringsdrang werden duidelijk: milieuverontreiniging, verdwijnend erfgoed, toenemende eenvormigheid en het verlies van zingeving.

Vooral uit religieuze hoek kwam een krachtige reactie. Orthodoxe gelovigen in veel delen van de wereld probeerden politieke invloed te verwerven en de maatschappelijke bakens te verzetten. De overheid moest weer rekening houden met de traditionele gebruiken en religieuze gevoelens die door het seculiere moderniseringsbeleid van voorgaande regeringen genegeerd waren. Bovendien moest de grote individuele vrijheid van de jaren zestig en de normvervaging die daarmee gepaard ging bestreden worden.

Het jaar 1979 vormde daarbij het omslagpunt. Al in de herfst van 1978 werd de Poolse kardinaal Karol Wojtyła tot paus gekozen. Onder leiding van deze Johannes Paulus II zou de katholieke kerk na het uiterst progressieve Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) weer een conservatieve koers inslaan. Zijn actieve strijd tegen het materialisme en voor traditionele familiewaarden drong de atheïstische communistische regimes in Oost-Europa, die met economische stagnatie en vervlogen utopische vergezichten kampten, verder in het defensief. En dat gold vooral voor zijn eigen Poolse vaderland.

Militante Sikhs verzetten zich tegen de marginalisering van hun gemeenschap

In het volgende voorjaar richtte de Amerikaanse televisiedominee Jerry Falwell de beweging Moral Majority op om evangelicals politiek te mobiliseren. Zijn program was ‘pro-life, pro-traditional family, pro-moral and pro-American’. Zijn beweging zou de Republikeinse Partij in een conservatiever vaarwater duwen. Identiteitskwesties, zoals een traditioneel gezinsleven, de strijd tegen abortus en vaderlandsliefde kwamen bovenaan de politieke agenda te staan.

Nog spectaculairder was de doorbraak van de politieke islam, ook in 1979. In veel landen in het Midden-Oosten was de onvrede met de zittende seculiere machthebbers toegenomen. Hun moderniseringskoers bracht niet de beloofde economische voorspoed, maar ging wel in tegen de traditionele waarden en normen. In januari 1979 werd de sjah van Iran na grootschalige protesten verdreven en al snel nam ayatollah Ruhollah Khomeini de macht over. Zijn islamitische revolutie zorgde voor een radicale koerswijziging.

Dat najaar zorgde de in bloed gesmoorde bestorming van de grote moskee in Mekka voor een ommekeer in Saoedi-Arabië. De monarchie ging de eigen strenge wahabitische versie van de soennitische islam strikt handhaven, en zelfs buiten de landsgrenzen promoten.

Verder besloot in december 1979 de Sovjet-Unie het wankele communistische bewind in Afghanistan met een militaire inval overeind te houden. Dit pakte averechts uit en het conflict trok een groot aantal strijders uit de hele islamitische wereld aan. Deze moedjahedien wilden een islamitisch regime instellen om terug te keren naar de oorsprong van de islam. Dit probeerden ze niet alleen in Afghanistan te regelen, maar na hun terugkeer ook in hun eigen vaderland. Indien nodig waren ze bereid hiervoor de wapens weer op te nemen.

Moedjahedien in Afghanistan, 1987. Bron: WikiCommons.

Ook verder naar het oosten groeide de onvrede met de seculiere moderniseringskoers van de jaren vijftig en zestig. In India verzetten militante Sikhs zich tegen de marginalisering van hun gemeenschap en hun gewelddadige acties leidden begin jaren tachtig tot een cyclus van terreur en repressie. Pas in de vroege jaren negentig zou hier een einde aan komen.

Tegelijkertijd waren ook de hindoenationalisten zich gaan mobiliseren, waarbij zij zich vooral tegen de moslims richtten. Zij vonden dat de meerderheid van de hindoes in India in de verdrukking was gekomen. In 1984 begonnen ze een campagne om een moskee in Ayodhya, die stond op de plek waar de god Ram geboren zou zijn, te vervangen door een hindoetempel. Uiteindelijk zou hun lange mars door de instituties bekroond worden met de spectaculaire verkiezingswinst van Narendra Modi in 2014.

Unesco Werelderfgoedlijst

Met de verkiezingsoverwinning van Margaret Thatcher was 1979 ook het jaar van de internationale doorbraak van het neoliberalisme. Het jaar erop werd Ronald Reagan met een vergelijkbaar neoliberaal program gekozen als president van de Verenigde Staten. In China begon Deng Xiaoping in 1979 met voorzichtige liberaliseringsmaatregelen die uiteindelijk de economie zouden vlottrekken. Deze politici zorgden ervoor dat de liberalisering van de economie en internationale vrijhandel ruim baan kregen, als uitweg uit de economische malaise. Eerst in eigen land, maar al snel in een groot deel van de wereld. Daarmee stonden zij aan de wieg van een nieuwe globaliseringsgolf.

Opmerkelijk genoeg was het neoliberalisme nauw verbonden met de identiteitspolitiek. Neoliberale politici slaagden erin economische debatten grotendeels uit het publieke domein te verbannen. ‘Er is geen alternatief’, zei Thatcher steeds als haar economische beleid werd bekritiseerd. Identiteitspolitiek nam de opengevallen ruimte in, zeker bij Thatcher en Reagan.

De Britse premier en Amerikaanse president verdedigden hun eigen beleid met nationalistische retoriek. Reagan zag de Verenigde Staten als Gods uitverkoren land en hij beweerde keer op keer dat de beste tijd voor zijn vaderland nog moest komen. Ook keerde hij zich nadrukkelijk tegen de losbandigheid van de jaren zestig, die volgens hem had geleid tot het verval van traditionele familiewaarden.

Reagan zag de Verenigde Staten als Gods uitverkoren land

Thatcher hamerde al evenzeer op oude deugden als zelfbeheersing en vlijt. Deze waren tijdens de antiautoritaire jaren zestig in de verdrukking gekomen. Haar regering probeerde juist het beste in het Britse volkskarakter weer naar boven te halen en orde en gezag te herstellen. Na twee termijnen was volgens Thatcher het nationale verval tot staan gebracht, en bij de parlementsverkiezingen van 1987 presenteerde zij zich met de slogan ‘Britain is great again’. Zelfs de communist Deng verdedigde zijn liberaliseringsmaatregelen als ‘socialisme met Chinese kenmerken’.

Globalisering vormde ook een stimulans voor identiteitspolitiek. Landen moesten meer met elkaar concurreren om investeringen, talenten en toeristen te trekken en dus begonnen zij zichzelf nadrukkelijk internationaal te profileren. Een ideale optie hiervoor was de Unesco Werelderfgoedlijst. In 1978 werden de eerste monumenten erkend, waaronder de Dom van Aken en het Yellowstone National Park in de Verenigde Staten.

Sinds 2003 laat Unesco ook immaterieel erfgoed toe op de lijst. Alleen lidstaten van de Verenigde Naties kunnen plekken of tradities nomineren en dit zorgt voor veel debat over wat nu representatief is voor het eigen land. Lokale en regionale tradities worden op deze manier onderdeel gemaakt van het nationale erfgoed, bijvoorbeeld door de erkenning van de ‘traditionele Mexicaanse keuken’ of de ‘Belgische biercultuur’. Bovendien nomineren landen vooral monumenten en tradities die karakteristiek geacht worden en die interessant zijn voor buitenlandse bezoekers. Zo zijn de meeste Nederlandse monumenten, zoals de Beemster en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, verbonden met de zogenaamd unieke band van Nederland met het water.

‘Botsing van beschavingen’

De emancipatie van minderheden, de doorbraak van de identiteitspolitiek dankzij de machtsgreep van ‘zwijgende meerderheden’ aan het eind van de jaren zeventig en de internationale concurrentie veranderden het politieke landschap drastisch. Daarbij hielp het dat neoliberale politici economische thema’s uit het centrum van het politieke debat verwijderden.

De identiteitspolitiek en de daaruit voortkomende cultuuroorlogen werden vervolgens versterkt door het einde van de Koude Oorlog in 1989 en de ‘botsing van beschavingen’ die volgde op de aanslagen van 11 september 2001. De opkomst van sociale media, die niet het vriendelijke digitale dorpsplein brachten, maar juist leidden tot meer polarisatie, deed ook een belangrijke duit in het zakje. Nu Donald Trump weer de leider is van de vrije wereld, met Elon Musk aan zijn zijde, valt het niet te verwachten dat de identiteitspolitiek snel passé zal zijn.

Openingsbeeld: Deng Xiaoping en Margaret Thatcher in september 1982. Bron: ANP.

Nieuwste berichten

Chemische wapens in de Oudheid: bekogelde Hannibal zijn vijand met giftige slangen?
Chemische wapens in de Oudheid: bekogelde Hannibal zijn vijand met giftige slangen?
Artikel

Chemische wapens in de Oudheid: bekogelde Hannibal zijn vijand met giftige slangen?

De Verenigde Staten leggen sancties op aan Sudan omdat het leger chemische wapens zou hebben gebruikt in de burgeroorlog in het land. Volgens The New York Times zette de Sudanese legerleider Burhan chloorgas in bij gevechten met de paramilitaire eenheid Rapid Support Forces (RSF). Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikten Duitse soldaten al chloorgas bij Ieper,...

Lees meer
Britse soldaten van de Light Brigade worden afgeslacht door de Russen op 25 oktober 1854. Geschilderd door Richard Caton Woodville, 1897.
Britse soldaten van de Light Brigade worden afgeslacht door de Russen op 25 oktober 1854. Geschilderd door Richard Caton Woodville, 1897.
Interview

’Voor Poetin heeft de claim op de Krim iets spiritueels, net als voor Catharina de Grote’

Tijdens de collegedag Het Russische imperium op 26 juni vertelt historicus Ivo van de Wijdeven over de geschiedenis van de Krim. Hij geeft voorproefje van wat hij die dag gaat vertellen: ‘De Krim is de mythische geboortegrond voor zowel de Oekraïners als de Russen.’ ‘De Krim is al eeuwenlang een twistpunt en daardoor de ideale...

Lees meer
Glas-in-loodraam in de kathedraal van Chartres
Glas-in-loodraam in de kathedraal van Chartres
Interview

Middeleeuwse kunst moest mooi én stevig zijn

Middeleeuwse kunst moest lang meegaan. Kunsthistoricus Jan van Daal ontdekte dat kunstenaars en opdrachtgevers contracten sloten over de duurzaamheid van kunstwerken.  ‘Kerken of gilden die in de Middeleeuwen een groot kunstwerk zoals een groot glas-in-loodwerk wilden laten maken, dachten na over hoelang dat mee moest gaan,’ vertelt Van Daal, schrijver van het proefschrift On Durable...

Lees meer
Woodrow Wilson en Edith Wilson
Woodrow Wilson en Edith Wilson
Artikel

Schandaal rond Bidens gezondheid: hij is niet de eerste president die zijn ziekte verzweeg

Uit een nieuw boek blijkt dat Joe Bidens gezondheidsproblemen tijdens zijn presidentschap erger waren dan gedacht. In 1919 probeerde president Woodrow Wilson zijn ziekte ook zoveel mogelijk uit de publiciteit te houden. Zijn vrouw Edith Wilson hield hem uit de wind en nam allerlei taken van hem over. In het boek Original Sin schrijven journalisten dat...

Lees meer